Bij de verschillende referenda die de laatste maanden in Europa zijn gehouden, lijkt precies het tegenovergestelde aan de hand. Zodra de uitslag bekend is, stellen de verliezers de uitslag ter discussie alsof het om het resultaat van verkiezingen in de eerste de beste bananenrepubliek gaat. Onzinargumenten van slechte verliezers vliegen over tafel, uitslagen worden betwist. Onmiddellijk nadat de uitslag van het Brexit-referendum bekend werd, startten tegenstanders van het uittreden van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie een petitie, die door meer dan drie miljoen Britten werd ondertekend. Strekking is dat het referendum over moet, maar nu volgens andere spelregels.
De opkomst van 72 procent is volgens de opstellers van de petitie onvoldoende, dat moet de volgende keer 75 procent zijn. En een meerderheid van 51,9 procent zou voortaan ook onvoldoende zijn, dat moet 60 procent worden. Hetzelfde gebeurde in Nederland met het Oekraïne- referendum. Ook toen werd achteraf de geldigheid van de opkomstdrempel van 30 procent betwist en als argument naar voren gehaald om het resultaat aan te vechten. Bij een volgend referendum zal deze drempel verdwijnen. Dat je mogelijke tekortkomingen in de spelregels signaleert en die bij een volgende toepassing corrigeert is natuurlijk verstandig. Maar de spelregels met terugwerkende kracht toepassen om alsnog je gelijk te halen, is dat niet.
Wat dat betreft kunnen we wat leren van de Ierse supporters. Als het spel is gespeeld, niet zeuren over hoe het anders had gemoeten, maar er het beste van maken. Anders is het wachten tot de eerste referendum-hooligans hun tegenstanders te lijf gaan.
Leren van de Ieren
De grote winnaars van het EK 2016 zijn voor mij de Ieren. Of preciezer: de Ierse supporters. Of ze nu winnen of verliezen, de aanhangers…