Advertentie
sociaal / Column

Wachtgeld schaadt imago politiek

In 1985 schreef ik in de serie Nederlands Parlementsrecht een boek over de financiële positie van de Nederlandse volksvertegenwoordigers. Centraal stonden daarin de cumulatie van politieke pensioenen en de wachtgeldproblemen. Aan de cumulatie van politieke pensioenen heeft de wetgever in de afgelopen 25 jaar stapje voor stapje min of meer een einde gemaakt, hoewel er nog wel aantal knelpunten is overgebleven.

21 augustus 2009

Een van die knelpunten is de zogenaamde casus- Den Uyl. Joop den Uyl was nog Kamerlid toen hij 65 werd. Na die leeftijd ontving hij de gestapelde politieke pensioenen als wethouder, staatsssecretaris, minister en premier. Zulke pensioenen worden niet verrekend met het salaris als volksvertegenwoordiger en daarom kan het gebeuren dat een Kamerlid met talrijke vroegere politieke en bestuurs- en andere banen het brutosalaris ineens naar enkele tonnen ziet stijgen, hetgeen in politiek opzicht tot uiterst brisante posities kan leiden.

 

Omdat de verhoogde politieke pensioenopbouw uit vroeger jaren niet meer in die zin bestaat, is het probleem tegenwoordig wat minder groot geworden. Echter ook nu nog kan een parlementariër in een vergelijkbare positie als Joop den Den Uyl zomaar ver boven de Balkenende- norm uitschieten. Men kan de maatschappelijke verontwaardiging bij een dergelijk toekomstig geval nu al uittekenen. De wachtgeldproblemen heeft de wetgever intensief verwaarloosd.

 

Al decennialang wordt daar aandacht voor gevraagd, maar steeds wordt nagelaten hier adequate maatregelen te nemen. Ook deze keer lijkt men zich te beperken tot een generale verkorting van de wachtgeldduur. Een dergelijke maatregel is echter niet afdoende, want veel te grof.

 

Het wachtgeldvraagstuk ligt niet alleen in de duur van de uitkering, maar vooral in de vraag in hoeverre een bestuurder of een politicus daadwerkelijk risico loopt. Bovendien moet vooral ook worden gekeken naar de verrekening van neveninkomsten, want ook daarin zit een structurele weeffout.

 

Op basis van de huidige wachtgeldvoorzieningen wordt op grote schaal strategisch geopereerd om als ex-bestuurder maximaal te kunnen scoren en dat alles ten laste van de overheidskassen, die zwaar zuchten onder het wachtgeldbeslag van oud-bestuurders. Een voorbeeld. Voor een wethouder die er twee periodes op heeft zitten, is het zeer aantrekkelijk nog twee jaar in een derde periode door te gaan. Wanneer deze wethouder bijvoorbeeld naar het 50ste levensjaar loopt, ontstaat de meest aantrekkelijke positie denkbaar. Deze wethouder krijgt wachtgeld van zijn 50ste tot zijn 65ste levensjaar.

 

Een en ander wordt nog aantrekkelijker indien betrokkene na zijn ontslag er slechts enkele kleine baantjes bijneemt. Wordt een grote baan – qua omvang – aanvaard, dan wordt het nieuwe salaris gekort op het wachtgeld. Bij het aannemen van enkele kleine baantjes blijft die korting geheel of nagenoeg afwezig en kan de combinatie van wat kleinere salarissen met het wachtgeld voeren tot een bedrag dat hoger is dan het netto-salaris dat men als wethouder ontving. Dat alles vijftien jaar lang, op kosten van de gemeenschap, met één dag werk per week. Aan deze constructie dient zo spoedig mogelijk een einde te komen.

 

Zeer veel bestuurders zijn afkomstig uit de overheids- of semi-overheid. Zij lopen geen enkel baanrisico en wel omdat zij terugkeergaranties hebben. Voor deze categorie bestuurders – en dat is de grootste – geeft het wachtgeld alleen maar een prettige inkomenssuppletie, waar niet of nauwelijks aanleiding voor is.

 

Wachtgeld is vooral voor hen van betekenis die echt risico lopen. Ook deze categorie is onder de huidige regeling een dief van de eigen portemonnee indien snel een nieuwe en volwaardige job wordt aanvaard. Het gros van de Nederlandse bestuurders gaat gewetensvol om met de nogal bizarre mogelijkheden van de huidige wachtgeldvoorzieningen.

 

Er is echter ook een aanzienlijke categorie die maximaal profiteert van de geboden mogelijkheden. De ex-wethouder, die na aftreden een jaartje er tussenuit piept voor een wereldreis, wordt geen strobreed in de weg gelegd. De gemeente subsidieert. Over het imago van de politiek gesproken. Douwe Jan Elzinga is hoogleraar Staatsrecht aan de RU Groningen

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie