Sociale cohesie leidt tot minder jeugdhulp
Sociale cohesie en een bruisend verenigingsleven lijken te leiden tot een lager beroep op professionele jeugdzorg. Dat blijkt uit een rondgang langs een aantal gemeenten, waarvan de buren een veel hoger percentage jongeren telt dat van jeugdzorg gebruik maakt.
Het gebruik van jeugdhulp tussen gemeenten varieert flink, zo bleek deze week uit CBS-cijfers. Gemiddeld maakte in 2018 een op de tien jongere gebruik van een vorm van jeugdhulp, met uitschieters naar boven en naar beneden. Die verschillen zijn zelfs tussen buurgemeenten heel groot. Binnenlands Bestuur vroeg enkele van die gemeenten naar een verklaring daarvoor. Sociale cohesie en een bruisend verenigingsleven lijken te leiden tot een lager beroep op professionele jeugdhulp.
Gesloten jeugdhulp
De Limburgse gemeente Leudal telt met 14,64 procent veel meer kinderen met jeugdhulp dan buurgemeente Peel en Maas (8,64 procent). Dit geldt ook voor de Zeeuwse Noord-Beveland en buurvrouw Veere, met respectievelijk 13,43 en 8,55 procent van de kinderen in jeugdhulp. Een belangrijke, en even simpele, verklaring voor het hoge percentage in Noord-Beveland, zowel landelijk als ten opzichte van de buren, is dat zij een locatie voor gesloten jeugdhulp binnen haar grenzen heeft. ‘Hierdoor zijn er meer kinderen in jeugdhulp dan dat je zou verwachten aan de hand van onze gemeentegrootte’, zo laat een woordvoerder van de gemeente weten.
Speciaal onderwijs
Dat geldt deels ook voor Leudal. Dat huisvest twee residentiële jeugdzorginstellingen. Maar dat is niet het enige waardoor het gebruik van jeugdhulp zo hoog is, zo bleek uit onderzoek van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) van eind vorig jaar. De gemeente liet dat onderzoek, samen met Weert en Nederweert, uitvoeren omdat zij zelf wilde weten waarom het jeugdhulpgebruik ten opzichte van het gemiddelde van Nederland zo hoog ligt. Uit dat onderzoek kwam verder naar voren dat er relatief veel gezinnen met kinderen met (voortgezet)speciaal onderwijs naar Leudal verhuizen. Een groot aandeel van deze kinderen ontvangt ook jeugdzorg.'Aanbod creërt vraag', verduidelijkt een beleidsmedewerker van Leudal. Opvallend was volgens de onderzoekers ook dat een ‘zeer hoog aandeel van de verwijzingen naar jeugdhulp met verblijf door de gemeentelijke toegang plaatsvindt in vergelijking met het landelijke gemiddelde’.
Gezinscoach
De eerste logische verklaring voor het verschil tussen de buren Leudal en Peel en Maas ligt volgens wethouder Wim Hermans (jeugd) van Peel en Maas dan ook in het feit dat Leudal een tweetal jeugdinstituten herbergt. Maar zijn gemeente doet het ook gewoon heel goed, vertelt hij niet zonder trots. De gemeente zet onder meer gezinscoaches in met behandelbevoegdheid. Deze psychologen en orthotherapeuten zijn in dienst van de gemeente en geven als eerste hulp en ondersteuning aan de kinderen. De twintig coaches hebben ook een plek bij de huisartsen. ‘Die verwijzen veel door naar de coaches. Dat vangt veel zware en langdurige trajecten af’, aldus Hermans.
‘Demedicalisatie’
Een belangrijke ‘succesfactor’ is daarnaast de sociale cohesie in de gemeente, stelt de wethouder. Jongeren worden niet meteen naar een specialist gestuurd, maar als het even kan geholpen en ondersteund door buren of bijvoorbeeld de voetbalclub. ‘We hebben een bruisend verenigingsleven.’ De jeugdhulp wordt als het ware gedemedicaliseerd, aldus Hermans.
Sterk verenigingsleven
Dat geldt ook voor Veere, die ook minder jongeren dan het landelijk gemiddelde in jeugdhulp heeft. De Zeeuwse gemeente kent een sterk verenigingsleven en sociale cohesie, zo laat een woordvoerder weten. ‘Medewerkers van de gemeente Veere en de toegangsorganisatie ervaren daarin bijvoorbeeld dat de gereformeerde gemeenschap in onze gemeente vaak eerst zelf oplossingen zoekt voordat er aangeklopt wordt bij officiële instanties. Ook is er in Veere een sterke welzijnsstichting actief met welzijnswerkers vertegenwoordigd is in de verschillende dorpskernen, jeugdhonken en ambulant jongerenwerk.’ De gemeente tekent daarbij wel aan dat het een mogelijke verklaring is. Er is geen causaal verband aangetoond.
Armoede
De gemeenten kan kortom niet met zekerheid zeggen waarom er relatief weinig jongeren gebruik maken van jeugdhulp. ‘De reden dat iemand geen jeugdhulp nodig heeft is namelijk vrijwel onmogelijk te meten.’ Veere noemt, naast het sterke verenigingsleven en de sociale cohesie, nog een aantal kenmerken die mogelijk van invloed zijn. Ten opzichte van het landelijk gemiddelde kent Veere weinig mensen in de bijstand en kinderen in armoede. ‘Jeugdproblematiek die gekoppeld is aan financiële problematiek kan daardoor minder vaak voorkomen.’
Koploper Gouda
Van alle Nederlandse gemeenten telt Gouda volgens het CBS met bijna 18 procent het meeste aantal jongeren dat jeugdzorg krijgt. De gemeente herkent zich niet in de cijfers en is daar inmiddels met het CBS over in gesprek. Als de gemeente volgens haar eigen definitie naar het aantal jongeren tot 18 jaar in jeugdhulp kijkt, komt ze uit op een percentage van 14 procent. Het CBS gaat in zijn cijfers uit van jongeren tot 23 jaar. ‘Alhoewel 14 procent nog steeds hoger is dan de omliggende gemeenten, is dit voorlopige percentage ongeveer gelijk met vergelijkbare gemeenten van dezelfde omvang en sociale structuur’, aldus een woordvoerder van de gemeente Gouda.
Tekorten
Ondanks het relatief lage jeugdhulpgebruik heeft ook Peel en Maas een tekort van 7,5 ton op haar jeugdbudget. Noord-Beveland schat in op een tekort van rond de 830.000 euro uit te komen. Ook Gouda heeft een fors tekort op het jeugdbudget. De hoogte daarvan wordt medio mei bekend gemaakt, bij de publicatie van de jaarstukken.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.