Regie bij opvang is noodzaak
Het landelijke spreidingsbeleid wordt geteisterd door een gebrek aan regie. Toch kunnen gemeenten bijdragen aan het maken van opvangplekken.

Gefrustreerde jonge vluchtelingen in piepkleine gemeenten. Nieuwkomers die gemiddeld zes tot acht keer van het ene naar het andere asielzoekerscentrum moeten verhuizen. Het landelijke spreidingsbeleid wordt geteisterd door een gebrek aan regie. Toch kunnen gemeenten wel degelijk bijdragen aan het aangenamer maken van opvangplekken.
Wat geregeld wordt vergeten, zegt Ilse van Liempt, is dat het merendeel van de vluchtelingen die naar Nederland reizen uit grote steden komt. Zo woonde het gros van de vluchtelingen uit Syrië in hoofdstad Damascus of miljoenenstad Aleppo. Van Liempt is stadsgeografe en doet onderzoek naar migratie, in het bijzonder vluchtelingenmigratie. Vanuit die rol houdt zij zich bezig met vraagstukken rondom de ‘aankomstinfrastructuur’: wat gebeurt er met nieuwkomers zodra ze arriveren? Hoe vinden zij hun weg in een voor hen nieuwe, onbekende omgeving?
Wat de universitair hoofddocent opvalt, is dat het voor stadsmensen die in kleine(re) gemeenten worden geplaatst best een grote overgang is. ‘Sommigen vinden die groene contreien wel prettig, maar met name jonge vluchtelingen ervaren veel frustraties over de locaties waar ze zijn geplaatst’, zegt Van Liempt. ‘Als je jong bent, wil je werk vinden of misschien studeren. Dan is de grote stad een betere plek om te beginnen.’ Eenzelfde mismatch ziet de wetenschapper bij specifieke groepen extra kwetsbare vluchtelingen.
Denk aan LHBTIQA+-personen, alleenstaande vrouwen en mensen met een ziekte of beperking. Ook zij komen geregeld in kleine gemeenten terecht, vaak met negatieve effecten. ‘Zij raken geïsoleerd van landgenoten, maar ook van lotgenoten. Daarbij hebben deze kwetsbare vluchtelingen vaak moeite met het krijgen van toegang tot allerlei noodzakelijke voorzieningen zoals een ziekenhuis in de buurt, psychische hulp, of toegang tot tolken.’ Dat zowel extra kwetsbare vluchtelingen als jongeren op voor hen verkeerde plekken terechtkomen, is geen toeval. Het is een uitvloeisel van het bestaande spreidingsbeleid.
Van Liempt constateert een ‘gebrek aan regie’ en stelt dat ‘zelden sprake is van matching’, het zorgvuldig onderzoeken welke gemeenten goed aansluiten bij de te plaatsen nieuwkomers. Dat kan volgens haar de integratie remmen of zelfs tegenwerken. ‘Het komt geregeld voor dat mensen worden geplaatst in Friesland, terwijl ze familie hebben in Limburg. Het weinige contact dat ze al hebben wordt zo nog eens moeilijker gemaakt.’ Hetzelfde geldt voor mensen met bepaalde diploma’s of beroepen. ‘Er wordt bij plaatsing nul rekening gehouden met de specifieke arbeidsvraag van gemeenten en regio’s’, aldus Van Liempt.
Woningnood
Dit gebrek aan sturing heeft alles te maken met één alomvattend thema: de woningnood. ‘De hele discussie over een adequaat spreidingsbeleid wordt overschaduwd doordat iedereen wanhopig op zoek is naar een woning. Mensen uit de asielzoekerscentra (azc’s) krijgen, is het meest urgente probleem. Of de nieuwe bestemming goed bij hen aansluit, heeft geen prioriteit.’ In die azc’s zitten mensen namelijk veel te lang. ‘Het idee is dat de opvang tijdelijk is, en dat maakt dat minimale leefomstandigheden normaal worden geacht. Bewoners moeten kamers delen en hebben weinig privacy. Vanwege de beperkte doorstroom en de lange wachttijden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zitten sommige asielzoekers echter wel twee tot drie jaar in azc’s. Niets tijdelijks dus.’
Mensen uit de azc’s krijgen is het meest urgente probleem
Daar komt bij dat een groot aantal azc’s is afgebroken tijdens de coronapandemie. Omdat er toen weinig asielzoekers kwamen, ‘rekenden we ons rijk’. De huidige crisisbesluitvorming zorgt ervoor dat mensen vaak worden overgeplaatst. Dat heeft volgens Van Liempt alles te maken met ‘efficiency- denken’: als azc-bewoners vertrekken, moeten diezelfde dag nog de lege bedden weer gevuld zijn. ‘Nieuwkomers verhuizen gemiddeld zes tot acht keer van het ene naar het andere azc. Wij zijn koploper in Europa’, zegt Van Liempt met enige schaamte. Naast alle onrust die dat met zich meebrengt, is het bovenal heel slecht voor de hechting. Vooral voor kinderen, die elke keer weer afscheid moeten nemen van schoolvriendjes.
Sombere boodschap
Het is een sombere boodschap. Toch kunnen gemeenten wel bijdragen aan de integratie en het aangenamer maken van hun verblijf, stelt Van Liempt. Weliswaar organiseert het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) de opvangplekken, maar het zijn de gemeenten die de locaties kunnen aanbieden. Hoe die de opvang vormgeven, verschilt sterk. Daarbij is er een belangrijk onderscheid tussen grootschalige en kleinschalige opvang. Dat laatste is voor zowel bewoners als asielzoekers veel prettiger. Dat blijkt uit het proefschrift van sociaalgeografe Marielle Zill. Onder begeleiding van Van Liempt deed zij onderzoek naar opvangcentra in Duitsland. Kleinschaligheid neemt bovendien de eerste terughoudende reactie van inwoners weg.
Hoe gemeenten de opvang vormgeven, verschilt sterk
‘Als in een gemeente een azc wordt geopend, zien we vaak een bange lokale bevolking. Ze vrezen dat de bewoners van het azc de hele dag niks zullen doen. Dat is trouwens niet geheel onterecht: deze nieuwkomers mogen immers nog niet werken.’ Maar door kleinschalige opvang is er wel makkelijker contact tussen lokale inwoners en de bewoners van het azc. ‘Door contact neemt de angst bij inwoners vrij snel af. Bij veel gemeenten waar eerst protest was, zie je na twee à drie jaar dat inwoners niet willen dat de nieuwkomers weggaan.’
Grootschalige opvang is daarentegen anoniemer, minder menselijk en sluit slecht aan bij de lokale gemeenschap. Het betreft meestal (oude) militaire gebouwen met slagbomen bij de ingang. ‘Niet gek dat er dan minder interactie tussen bewoners en inwoners van de gemeente plaatsvindt. Laatstgenoemden hebben het gevoel dat ze daar niks te zoeken hebben’, zegt Van Liempt. Naast schaal is de locatie heel belangrijk. Midden in een woonwijk ontlokt heel andere reacties dan opvang nabij een industrieterrein, waar niemand komt. ‘Zo creëer je natuurlijk nooit ontmoetingen’, zegt ze. Zij wijst naar een voorbeeld bij onze oosterburen dat haar promovendi onderzochten. ‘In Zuid-Duitsland staat een hotel waar asielzoekers samenwonen met kunstenaars, met op de begane grond een leuk café. Daar zie je dat er veel meer interactie plaatsvindt.’
Ontmoeting en contact
In eigen land bestaan er eveneens initiatieven die inzetten op ontmoeting en contact. Zo kent Utrecht ‘Plan Einstein’, dat onderdeel is van de gemeentelijke aanpak om de integratie van vluchtelingen te bevorderen. In 2019 kreeg Plan Einstein een vaste plek pal naast een azc in de Utrechtse buurt Oog in Al. Zowel wijk- als azc-bewoners kunnen meedoen aan cursussen en activiteiten en elkaar helpen bij het opbouwen van een sociaal netwerk. Dat resulteerde al snel in Plan Einstein 2.0. Sinds februari wonen asielzoekers zij aan zij met jongeren in de wijk Overvecht. Terwijl de wachttijden bij de IND oplopen en de asielopvang onder druk staat, moet in deze naoorlogse hoogbouwwijk een gemeenschap ontstaan door omwonenden, asielzoekers en studenten aan elkaar te koppelen. De komende drie jaar is er plek voor 300 asielzoekers en 30 jongeren.
Beide initiatieven leidden in eerste instantie wel tot weerstand, erkent Van Liempt. Overvecht is een van de twintig kwetsbare wijken waar het kabinet in juni nog 200 miljoen euro extra voor uittrok. ‘De tendens was: onze buurt is al achtergesteld, waarom moeten uitgerekend hier vluchttelingen worden opgevangen?’, licht ze toe. Maar door de inrichting is het uiteindelijk geslaagd. Het deels overdekte plein staat vol picknickbanken en speeltoestellen. Ook is er een recreatieruimte waar de nieuwe bewoners, jongeren en anderen uit de buurt kunnen samenkomen.
Dit soort gemengde woonvormen schiet als paddenstoelen uit de grond. Met succes. Van Liempt: ‘Mensen maken makkelijk contact met elkaar, en dat bevordert de integratie.’ Het enige gevaar bij deze tijdelijke projecten is dat niet altijd goed wordt nagedacht over wat er daarna gebeurt. ‘Er zijn verhalen van asielzoekers die na afloop dakloos raken. Het ontbreekt vaak aan een langetermijnvisie en structurele oplossingen. Dat begint met meer geschikte woningen voor deze groep.’
Ilse van Liempt
Ilse van Liempt is universitair hoofddocent Stadsgeografe bij het departement Human Geography and Spatial Planning van de Universiteit Utrecht. Haar doctoraat verscheen in 2007 als een boek met de titel Navigating Borders: Inside Perspectives on the Process of Human Smuggling into the Netherlands. Sindsdien heeft ze veel gepubliceerd over irreguliere migratie, vluchtelingenmigratie, en processen van inclusie en uitsluiting.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.