Overslaan en naar de inhoud gaan

Te veel graven naar oude bodemschatten

De Wet op de archeologische monumentenzorg moet de historische bodemschatten veiligstellen. De wet is sinds vorig jaar van kracht, maar…

‘Archeologie. Vroeger was het iets voor weirdo’s, tegenwoordig staat er om de dag wel iets over in de krant. En dat is goed nieuws’, zegt Jos Bazelmans, hoofd van de sector kenniserfgoed bij de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Het RACM houdt kantoor in het voormalig onderkomen van de Hernhutter broeders en zusters rondom Slot Zeist. Dit pand is één van ruim zestigduizend gebouwen op de monumentenlijst waarvan iedereen er wel een paar kan opnoemen.

 

Veel minder bekend is de lijst waarover Bazelmans en collega’s zich ontfermen: die met archeologische monumenten. Slechts veertienhonderd vindplaatsen waar archeologische vondsten liggen, zijn aangemerkt als beschermd erfgoed. Samen vertellen ze in fragmenten de geschiedenis van het midden paleolithicum tot en met de recente stedelijke archeologie – een periode die grofweg driehonderdduizend jaar beslaat. ‘We moeten erg zuinig zijn op de bodemschatten die Nederland heeft. Veel is verloren gegaan door de aanleg van infrastructuur. Er is bijvoorbeeld nog maar weinig over van de steentijd in de Noord-Limburgse bodem en veel vuursteenvindplaatsen zijn vernietigd door de aspergeteelt. Als het zo doorgaat, wonen we in 2050 in een archeologische woestijn’, aldus Bazelmans.

 

In situ

 

Om het ‘bodemarchief’ - alles wat nog onder de grond ligt aan archologische schatten - beter te beschermen werd op 1 september 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht. In de wet zijn drie belangrijke principes verankerd die al in 1992 door de Raad van Europa werden afgesproken in het Verdrag van Malta. Op de eerste plaats moet het bodemarchief zoveel mogelijk onder de grond (in situ) bewaard worden. Dat is niet alleen de beste manier om bodemschatten te conserveren, het geeft ook toekomstige generaties toegang tot ons collectief verleden. ‘Mensen kunnen in de toekomst heel andere vragen hebben dan de vragen die wij nu stellen. Daarbij beschikken ze waarschijnlijk over betere technische middelen.’

Het belangrijkste overheidsnieuws van de dag

Schrijf je in voor de Binnenlands Bestuur nieuwsbrief

 

De tweede richtlijn van Malta stelt dat lokale en rijksoverheden rekening moeten houden met archeologie in hun ruimtelijke ordeningsbeleid. Een vooronderzoek moet archeologische verrassingen bij de aanleg van infrastructuur of de bouw van woningen voorkomen. Tenslotte geldt het principe ‘de verstoorder betaalt’. Als het niet mogelijk is om bodemschatten in situ te bewaren, draait de projectontwikkelaar op voor de kosten om ze uit de grond te halen, te conserveren én te documenteren.

 

Hoofdpijnpunt

 

De wet beoogt een overgang van de oude situatie waarin archeologie vogelvrij was en lukraak opgravingen werden gedaan, naar grootschalig behoud van archeologische vondsten in de grond en concurrentie binnen de archeologie. Staatssecretarissen Aad Nuis en later Rick van der Ploeg wilden dat projectontwikkelaars het zouden voelen in hun portemonnee als ze het bodemarchief aanroerden. De gedachte was dat ze wel zouden uitwijken naar een andere locatie, als een kostbare opgraving noodzakelijk bleek. Daarbij moesten naast gemeenten, universiteiten en de voormalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek ook bedrijven een opgravingsvergunning kunnen krijgen. Dit zou immers leiden tot de ontwikkeling van nieuwe methoden en een efficiëntere aanpak.

 

Inmiddels is die marktwerking in de archeologie het grootste hoofdpijnpunt van de nieuwe wet geworden, zegt Bazelmans: ‘Veel nieuwe partijen zijn toegetreden tot de opgravingsmarkt. Hierdoor zijn de vierkantemeterprijzen voor het opgraven zo laag geworden, dat projectontwikkelaars bij de vondst van belangrijke bodemschatten niet uitwijken naar een andere locatie, maar de kosten voor opgraven eenvoudigweg opnemen in hun begroting en doorberekenen aan toekomstige huisbezitters. De wet schiet zijn doel op dit punt voorbij.’

 

Volgens Fokko Kortlang, vrijgevestigd archeologieadviseur, is het een gegeven dat de Nederlandse bodem leeg raakt: ‘Appeltjes voor de dorst liggen vooral nog in de landschappelijke gebieden. In steden en dorpen die snel groeien moet je pragmatisch omgaan met de ruimte die er is. De boel op slot zetten omdat er spullen in de grond liggen is geen optie.’

 

Kortlang is sinds 1991 betrokken bij een grootschalig opgravingsproject in de gemeente Someren. Daar ligt een dekzandrug vol met schatten uit de late bronstijd en vroege ijzertijd verborgen onder een dikke laag plaggenmest. Hij zag de archeologie ter plaatse Veranderen door het verdrag van Malta. ‘Vroeger klopte je bij de gemeente aan voor zeshonderd gulden subsidie. Dan moest je met studenten en liefhebbers de opgraving rond zien te krijgen. Nu staat archeologie op de agenda. Gemeenten en projectontwikkelaars moeten archeologisch vooronderzoek doen en eventuele vondsten documenteren én wetenschappelijk laten onderzoeken. Voor het project in Someren is een budget beschikbaar van anderhalf miljoen euro.’

 

Sancties

 

Meer is niet altijd beter. Naast de marktwerking, bestaan er ook zorgen over de kwaliteit van de huidige Nederlandse archeologiesector. Om de kwaliteit van de betrokken partijen te waarborgen zijn tal van instrumenten in het leven geroepen. Zo verleent het RACM de vergunningen die verplicht zijn om te mogen opgraven. Eén van de voorwaarden is, dat er een senior-archeoloog in dienst is; alleen met goedwillende amateurs kom je er niet meer. Alle voorwaarden zijn vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. Als een bedrijf of instelling zich niet aan de regels houdt, kan de vergunning worden ingetrokken. Daarnaast wordt op dit moment gesproken over de invoering van andere sancties, zoals een bestuurlijke boete en bestuursdwang als er zonder vergunning wordt opgegraven, of als dat niet deugdelijk gebeurt.

 

De kwaliteitseisen aan de ‘gravende partijen’ gaan behoorlijk ver, vindt Ab Waasdorp, beleidsarcheoloog bij de gemeente Den Haag: ‘Vroeger was het adagium: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. Nu ontstaat er toch een vijftig-parafen-cultuur. Vooral het feit dat mensen met veel ervaring, maar zonder vooropleiding niet aan de bak komen, heeft grote gevolgen. Daarmee gooi je een enorm potentieel weg.’

 

Er is echter een nog nijpender kwestie, vindt Waasdorp: de kwaliteit van de archeologie als wetenschap. De regels van de Wet op de archeologische monumentenzorg zijn voor heel Nederland hetzelfde. Provincies kunnen weliswaar ‘archeologische attentiegebieden’ aanwijzen en het rijk heeft de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA) vastgesteld, maar er wordt toch onvoldoende gekozen: ‘Het NOaA is een ongelooflijk dik boek geworden, een échte keuze voor of tegen bepaalde opgravingen zit er niet in. Zonder dit onderscheid wordt archeologie voor de buitenwacht meer van hetzelfde en dus onbelangrijk.’

 

Bazelmans van het RACM herkent de kritiek uit de gemeente Den Haag. Financiële middelen worden met de huidige regelgeving verspreid over teveel projecten. Archeologie bedrijven in Nederland is een schot hagel afvuren en maar hopen dat je iets raakt. ‘Misschien zou het beter zijn om tweehonderd projecten uit te voeren met een goede kwaliteitsscore aan het eind, dan tweeduizend dingen te doen voor een zes min.’ Het beste beleid ligt mogelijk tussen het Franse model (iedereen die de grond roert betaalt een bedrag per vierkante meter, Parijs bepaalt waar het wordt besteed) en het Nederlandse in, denkt Bazelmans.

 

Balans

 

Met het Verdrag van Malta en de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg is archeologie een vast onderdeel geworden van het ruimtelijke ordeningsbeleid. Een sleutelrol is weggelegd voor de gemeenten. Zij gaan over de bodemschatten bij grote bouwprojecten en wijzigingen van bestemmingsplannen. Net als veel grote gemeenten, werkt Den Haag al ruim tien jaar ‘in de geest van Malta’. In 1996 werd al geld vrij gemaakt voor onderzoek en opgravingen bij de VINEX locatie Wateringse Veld. En in 2003 werd in het bestemmingsplan voor de Uithof een hoofdstuk opgenomen over hoe om te gaan met archeologie. Drie Romeinse vindplaatsen en een middeleeuwse uithof verdienen bescherming, vindt de gemeente. Toch blijkt het ook hier moeilijk om ‘in situ’ te bewaren.

 

Over twee jaar wordt de balans opgemaakt bij een grote evaluatie van de archeologie-wet. De gestegen aandacht en werkgelegenheid staan prominent in het lijstje met pluspunten (twintig jaar geleden werkten tientallen mensen in de archeologie, nu vijftienhonderd). Net als het feit dat nu beter bekend is waar bodemschatten te vinden zijn. Aan de andere kant staan de kaalslag in de grond en de borging van kwaliteit. ‘Het is een jonge, wilde markt’, aldus Bazelmans. ‘Daarin kunnen ongelukken gebeuren. We hebben meegemaakt dat bedrijven te lage offertes maakten om een klus binnen te halen, of minder opgroeven dan was afgesproken om uit de kosten te komen. De nieuwe wet is denk ik een redelijk goede uitgangspositie. Maar we moeten nog een grote inspanning leveren om hem ten volle te benutten.’

 

Bevestig jouw e-mailadres

We hebben de bevestigingsmail naar %email% gestuurd.

Geen bevestigingsmail ontvangen? Controleer je spam folder. Niet in de spam, klik dan hier om een account aan te maken.

Er is iets mis gegaan

Helaas konden we op dit moment geen account voor je aanmaken. Probeer het later nog eens.

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

Heeft u al een account? Log in

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

Heeft u al een account? Log in