Advertentie
sociaal / Achtergrond

Freestylen met de Wet taaleis

De Wet taaleis schrijft sinds 3,5 jaar voor dat bijstandsgerechtigden met een migratie-achtergrond zich moeten inspannen om de taal beheersen. Wie niet wil wordt op de uitkering gekort. Het verzet onder gemeenten was aanvankelijk groot. Inmiddels werken ze met lokale varianten.

07 juni 2019
school.jpg

Gemeenten kiezen voor lokale variant

Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, VVD) zal binnensmonds hebben gevloekt toen zij in januari de CBS-analyse over de uitvoering van de taaleis zag. Daaruit bleek dat gemeenten zowel aan het beleid ten opzichte van de Wet taaleis als de uitvoering ervan het laatste jaar weinig hadden gedaan. Veel gemeenten wachten eerst het nieuwe inburgeringsstelsel af, stelden de auteurs.

Gemeenten namen in 2017 naar schatting 13.000 taaltoetsen af, waarbij de meeste bijstandsgerechtigden zakten. Van de harde handhaving waarin de Wet taaleis voorziet, kwam het echter niet: van juli 2017 tot en met juni 2018 kregen slechts 90 bijstandsgerechtigden in 29 gemeenten een maatregel opgelegd omdat zij niet voldeden aan de taaleis. De conclusies van de CBS-analyse en een soortgelijk onderzoek naar de uitvoering van de tegenprestatie waren voor Van Ark reden genoeg voor een pittige Kamerbrief waarin zij richting gemeenten dreigde met ‘regulerende maatregelen’.

Die brief schoot menig Kamerlid en wethouder in het verkeerde keelgat. In de discussie die volgde werden de nodige vingers op zere plekken gelegd. Daarbij werd gewezen op het failliet van het huidige inburgeringsbeleid en op het feit dat gemeenten te weinig geld hebben om de wet goed uit te voeren. Leefbaar Rotterdamraadslid en gewezen werkgelegenheidswethouder Maarten Struijvenberg, die zich tijdens zijn ambtstermijn als voorvechter van de taaleis opwierp, schaarde zich achter de staatssecretaris maar liet niet na om op te merken dat het hier ‘niet de makkelijkste wet’ betreft. ‘Maar waar een wil is, is een weg’, benadrukte hij.

Strengere taaleis
Vandaag de dag zit Leefbaar in de oppositie, maar wie dacht dat Struijvenbergs opvolger Richard Moti (werk en inkomen, PvdA) er softer in staat dan zijn voorganger vergist zich. ‘Wij gaan onverminderd door met het toepassen van die wet’, stelt Moti. Het liefst zou hij zelfs een nog strengere taaleis zien. De term ‘inspanningsplicht’ in de Wet taaleis is volgens hem een manco. ‘Inspanning is niet te meten. Wij kunnen hooguit presentielijsten bijhouden bij de taalcursussen, maar komen opdagen vind ik niet hetzelfde als inspanning. Ik vind dat je gewoon een norm moet stellen en de vrijblijvendheid eruit moet halen. Ja, ik ben het in dat opzicht oneens met het standpunt van mijn partij.’

Wat Moti betreft, gaat die norm niet alleen gelden voor de huidige doelgroep van de Wet taaleis maar ook nog voor laaggeletterde uitkeringsgerechtigden. ‘Daarnaast is het niveau dat in de taaleis verplicht wordt gesteld eigenlijk te laag voor de arbeidsmarkt.’

Qua uitvoering behoort Rotterdam tot de bravere kindjes van de klas. In navolging van Struijvenberg benadrukt Moti dat de Maasstad zelf het grootste deel van de middelen heeft opgehoest om de taaleis uit te voeren. In 2018 bedroeg dat ongeveer 1,7 miljoen euro voor taaltrainingen en anderhalf ton voor taaltoetsen, exclusief personeelskosten. Het hele uitkeringsbestand tot 2016 is inmiddels gescreend op taalvaardigheid en voor aanvragers vanaf 2016 behoort taalbeheersing tot de standaard intake procedure.

Eind 2018 bleken 4.300 van de 37.000 uitkeringsgerechtigden in Rotterdam niet te voldoen aan de taaleis. Tot een maatregel voor onwillige uitkeringsgerechtigden komt het echter niet zo snel. Sinds de invoering van de taaleis is dit in Rotterdam 35 keer gebeurd, waarvan vijftien in het vorige jaar. Daarbij is het strenge handhavingskader van de Wet taaleis (zie kader) ook daadwerkelijk toegepast, laat een woordvoerder weten.

Maximale bereikt
Hoewel Rotterdam de handschoen enthousiast heeft opgepakt en graag nog meer met de taaleis wil doen, is voorlopig het maximale wel bereikt. Moti’s boodschap aan het rijk luidt dan ook: ‘Wij willen wel, maar geef ons dan de middelen.’ Moti zou met het extra geld graag meer mensen een formeel taaltraject aan willen bieden. ‘Die hebben we laatste jaren vooral gegund aan mensen met goede uitstroomkansen, maar eigenlijk vind ik dat iedereen zo goed mogelijk geholpen moet worden met de taal. Wij stellen in Rotterdam twee hoofdnormen aan nieuwkomers. Eén: je houdt je aan de regels en wetten. Twee: je spreekt Nederlands zodat je met anderen kunt communiceren en kan meedoen. Maar als je verplichtingen oplegt, moet je daarbij ook faciliteren.’

Moti’s partij- en ambtsgenoot in Enschede, Arjan Kampman (arbeidsmarktbeleid), volgde ook een wethouder op met een strenge reputatie: CDA’er Patrick Welman, nu burgemeester van Oldenzaal. In tegenstelling tot Moti is Kampman in het geheel niet te spreken over de taaleis. ‘Een bureaucratisch gedrocht’, vindt hij. Toch voert Enschede de Wet taaleis wel uit. ‘Maar dan op onze eigen manier’, benadrukt Kampman.

Uit antwoorden op raadsvragen van de VVD-fractie blijkt dat Enschede in 2018 maar liefst 33 keer een maatregel oplegde in verband met de taaleis (op 830 mensen met een inspanningsverplichting). Daarbij volgde het college niet het handhavingsregime van de Wet taaleis, maar zijn eigen handhavingsverordening voor de Participatiewet. ‘Dat is eenduidiger’, aldus Kampman. ‘En daarnaast zie ik niet in hoe langdurig korten, of het korten van de uitkering met 100 procent een probleem oplost. Die maatregel vind ik waanzinnig. De Wet taaleis gaat uit van een erg negatief mensbeeld.’

Volgens Kampman behelsden de 33 maatregelen uitkeringskortingen van 20 en 40 procent. ‘Die zijn opgelegd omdat mensen niet kwamen opdagen bij hun taalcursus. Hardnekkiger voorbeelden van niet-meewerken hebben wij nog niet meegemaakt.’

Niet nodig
‘Wij zijn al jaren bezig met de doelstelling die deze wet voor ogen heeft’, verzucht de Enschedese wethouder. ‘Om mee te doen met de Enschedese samenleving moet iemand immers de taal kunnen spreken. Punt. Door de Wet taaleis moesten wij als gemeente ineens allerlei zaken vastleggen. Er komt een hele verantwoordingsstructuur bij kijken en wij hebben werkprocessen en een administratie moeten inregelen. Dat kost ons jaarlijks een ton.’

Dat was volgens Kampman eigenlijk niet nodig geweest. ‘De wet voegt weinig toe aan wat we al doen. Het is ongeveer hetzelfde liedje als bij de tegenprestatie; wij zijn al jaren bezig de langdurig uitkeringsgerechtigden te activeren. Daar hebben wij geen taalwet voor nodig, want dit is in ons belang als gemeente en in het belang van onze uitkeringsgerechtigden. We hebben al regels genoeg in dit land. Daarnaast vind ik de doelgroep maar eenzijdig gekozen; laaggeletterden zijn onderdeel van hetzelfde vraagstuk maar vallen er niet onder. De Wet taaleis wakkert daarnaast een verkeerd soort discussie aan, denk ik. Het soort dat de voedingsbodem voor xenofobie vormt. Daarnaast hoeft er in politiek Den Haag maar iets te gebeuren, of zo’n wet zet ook hier weer de politieke verhoudingen op scherp.’

Dat merkte ook Groninger wethouder Mattias Gijsbertsen (sociale zaken, Groen- Links), die een jaar voor Kampman al ongeveer dezelfde vragen kreeg van de VVD-fractie in zijn gemeente. Gijsbertsen sprak in zijn beantwoording heldere taal en zei dat hij niet van plan was om de taaleis toe te passen op alle Groninger uitkeringsgerechtigden die het Nederlands onvoldoende beheersen. Daarvoor krijgt de gemeente te weinig geld van het rijk, liet hij de liberalen weten. Daarnaast is het vereiste taalniveau in de taaltoets volgens de wethouder ‘doorgaans nog steeds te laag om daadwerkelijk werk te vinden.’

Taaleis light
Gijsbertsen typeert de Groningse uitvoering desgevraagd als de taaleis light. ‘Het doel van de wet om mensen die de taal niet voldoende beheersen te helpen en hun arbeidsmarktkansen daarmee te vergroten, vind ik hartstikke goed. In Groningen zijn wij ook zeker bezig met de uitvoering van de taaleis, maar wij pakken het graag wat praktischer aan. In de geest van de wet en niet volgens de letter.’

De gemeente Groningen laat bijstandsgerechtigden alleen een taaltoets afnemen als hun gebrekkige taalbeheersing de énige belemmering is om werk te vinden. ‘Wij hebben het hele bijstandsbestand gescreend en waar nodig mensen richting een traject of cursus verwezen en begeleid. Bij iedereen een taaltoets laten afnemen, is niet effectief en niet efficiënt. Sommige uitkeringsgerechtigden hebben andere, meer prangende problemen die prioriteit hebben. Wij zien zelf als gemeente heel goed wie wel en wie niet gebaat is bij een toets en een traject.’

Voor eventuele maatregelen hanteert de gemeente Groningen de sancties in de Wet taaleis. Eventuele, want de gemeente heeft nog geen maatregelen hoeven opleggen, vertelt een woordvoerder. Doordat de gemeente Groningen de taaleis selectief hanteert, komt zij uit met de rijksbijdrage van 120.000 euro per jaar, laat de woordvoerder tevens weten.

De uitvoering die het rijk graag zou zien, is volgens Gijsbertsen onnodig bureaucratisch. ‘De Wet taaleis vult voor ons in dat we het op een heel specifieke manier moeten aanpakken. Er staat min of meer in wat we moeten doen, wanneer, en welke consequenties wij aan bepaalde uitkomsten moeten verbinden. Ik zou zeggen: rijk, tel je zegeningen. Gemeenten hebben sowieso geen cent te makken. Den Haag mag al heel blij zijn met wat gemeenten momenteel al aan de taaleis doen.’

Voor Gijsbertsen is ’t het één of het ander. De staatssecretaris mag hem aanspreken op zijn inspanningen en resultaten, zegt hij, maar dan moet er wel boter bij de vis. ‘Ondertussen proberen wij de doelen van de wet maximaal te realiseren binnen de kaders van wat financieel mogelijk is. Die doelen staan ook voorop, niet de technieken. Uiteindelijk wil ik hetzelfde als de regering: dat iedereen op de arbeidsmarkt kan meedoen.’


Wie geen Nederlands beheerst, moet bloeden
Gemeenten moeten sinds 2016 controleren of bijstandsgerechtigden de Nederlandse taal voldoende machtig zijn om een goede kans te maken op de arbeidsmarkt. Het gewenste niveau, 1F, is vergelijkbaar met dat van een scholier in groep 8. Bij mensen die acht jaar Nederlandstalig onderwijs hebben gehad, een inburgeringscursus succesvol hebben afgerond, of met een ander document hun taalbeheersing kunnen aantonen wordt daar automatisch van uitgegaan. Wie onder niveau 1F zit, moet een taaltoets maken. Kandidaten die voor die toets zakken, krijgen een inspanningsverplichting opgelegd om aan de taalbeheersing te werken.

Uitkeringsgerechtigden die hun verplichting verwijtbaar niet nakomen, moeten volgens de Wet taaleis de eerste zes maanden dat zij niet aan hun verplichting blijven voldoen met 20 procent op hun uitkering worden gekort, het tweede halfjaar met 40 procent. Wie na een jaar nog steeds de inspanningsverplichting aan de laars lapt, wordt 100 procent gekort. Het idee van de Wet taaleis komt uit de koker van de VVD. Omdat de steun van andere partijen waaronder de PvdA nodig was, werd de wet uiteindelijk afgezwakt doordat er een inspanningsverplichting in werd opgenomen en geen harde prestatie-eis.

Gemeenten stonden niet bepaald te springen om de extra taak zonder bijbehorende middelen. Zowel in januari 2018 als dit jaar benadrukte de VNG dat gemeenten geen toereikende middelen vanuit het rijk krijgen om de Wet taaleis naar de letter uit te voeren. ‘Gemeenten zijn sterk gekort op hun budget om inwoners te stimuleren naar werk en maatschappelijke deelname, zij zijn daarom gedwongen om keuzes te maken. Keuzes waar inzet het meeste resultaat oplevert. Instrumenten die veel capaciteit en administratie kosten, die het rijk graag uitgevoerd ziet, zijn hier voor gemeenten niet altijd nodig’, schreef de VNG in een reactie op de Kamerbrief van Van Ark.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie