Advertentie
sociaal / Nieuws

Effecten van bijstandsexperiment op Wmo-gebruik niet eenduidig

De opzet van het experiment maakt het moeilijk om duidelijke resultaten te onderscheiden, merkt het CPB op.

24 november 2022
Binnenstad Utrecht
In Utrecht vonden de onderzoekers, in tegenstelling tot de andere steden, wel een effect op Wmo-gebruik. ANP / Marcel Berendsen

Een experimentele aanpak in de bijstand leidde in Utrecht tot een verhoging in het gebruik van de Wmo. In de vijf andere deelnemende gemeenten konden de onderzoekers echter geen effect op het Wmo-gebruik vaststellen. Dat maakt het lastig om conclusies te trekken uit het experiment.

Programmadirecteur

Nationaal Programma Roosendaal via Geerts & Partners
Programmadirecteur

Consulent Leerlingenvervoer

JS Consultancy
Consulent Leerlingenvervoer

Significant

De weinig eenduidige resultaten zijn deels het gevolg van de opzet van het experiment, die op een aantal punten tekortschoot. Vooral het kleine aantal deelnemers maakte het moeilijk om statistisch significante effecten aan te tonen. Dat blijkt uit onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) naar de bijstandsexperimenten die tussen 2017 en 2019 plaatsvonden in zes gemeenten.

Brede baten

Het CPB keek eerder al naar de effecten van de experimentele interventies op de arbeidsinschakeling van de deelnemers. De nieuwste analyse richt zich op 'brede baten': het CPB onderzocht of de geteste methodes effect hadden op gezondheid, problematische schulden en Wmo-gebruik (Wet maatschappelijke ondersteuning).

Utrecht

In geen van de gemeenten zijn er meetbare effecten op het gebied van gezondheid en schuldenproblematiek. Maar in het Wmo-gebruik zijn wel veranderingen te zien. In Utrecht leidde het experiment tot een hoger Wmo-gebruik onder de testgroep. Dat wil zeggen dat de deelnemers vaker ondersteuning in het dagelijkse leven kregen van de gemeente. Het effect was te zien bij alle drie de geteste interventies. 'De effecten zijn in absolute zin niet zo groot, maar in relatieve zin wel', zegt Egbert Jongen, Programmaleider Arbeid bij het CPB. In de bijverdiengroep (zie kader hieronder) maakte bijvoorbeeld 4 procent van de groep gebruik van dagbesteding, tegenover slechts 0,5 procent in de controlegroep – een factor acht verschil.

Drie aanpakken

In de bijstandsexperimenten werden drie alternatieve aanpakken getest. Sommige deelnemers werden ontheven van arbeids- en re-integratieverplichtingen. Ze hoefden dus niet meer verplicht naar werk te zoeken. Andere deelnemers kregen juist intensievere begeleiding naar werk. De derde groep mocht meer bijverdienen: de inkomsten uit werk, die normaal gesproken worden gekort op de uitkering, werden gedeeltelijk vrijgelaten.

Participatie

Verhoogd gebruik van de Wmo brengt zowel kosten als baten met zich mee, legt Jongen uit. De hulp wordt immers betaald uit publieke middelen, maar levert ook maatschappelijke baten op. Dagbesteding kan bijvoorbeeld helpen om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen. Ook is het een vorm van maatschappelijke participatie, die kan bijdragen aan het welbevinden en de eigenwaarde van mensen.

Je hebt grotere aantallen nodig om kleine effecten met zekerheid te kunnen meten.

Egbert Jongen

Speculatie

Opvallend is dat er in de andere vijf gemeenten geen effecten zijn vastgesteld. Hoe dat precies komt, is onduidelijk. Het relatief grote aantal deelnemers in Utrecht speelt daarin wellicht een rol. Een andere mogelijkheid is dat de ambtenaren in Utrecht net iets anders te werk zijn gegaan dan in de andere gemeenten. 'Maar dat is speculatie', nuanceert Jongen. 'Het blijft gissen.' Wel is bekend dat Utrecht ook op andere uitkomsten sterkere resultaten boekte dan de andere gemeenten. De drie interventies hadden in Utrecht een positief effect op de uitstroom naar werk, terwijl er in andere gemeenten geen statistisch significante bevindingen waren.

Grotere aantallen

Dat de conclusies ambigu blijven, heeft ook te maken met de onderzoeksopzet. Zo waren de testgroepen vrij klein, waardoor sommige effecten misschien buiten beeld zijn gebleven. 'Je hebt grotere aantallen nodig om kleine effecten met zekerheid te kunnen meten', aldus Jongen. Het CPB geeft in het onderzoek dan ook elf lessen mee voor toekomstige experimenten. De belangrijkste aanbeveling, vindt Jongen, is om het aantal deelnemers te vergroten. Dat kan ook door het aantal interventies te verkleinen. In het huidige experiment werden de deelnemers immers verdeeld over drie groepen. Daarnaast moet de uitvoering in de verschillende gemeenten zo veel mogelijk gelijk blijven, zodat de resultaten te vergelijken zijn. Ook de manier waarop deelnemers worden ingedeeld in groepen kan beter, zegt Jongen.

Niet nutteloos

Dat wil echter niet zeggen dat het uitgevoerde experiment nutteloos is, benadrukt Jongen. 'Het is sowieso winst dat we voor het eerst een bijstandsexperiment op deze schaal hebben gedaan. Dingen hadden beter gekund, maar we hebben er echt veel van geleerd.' Het uitblijven van grote effecten is namelijk ook een resultaat. Daarbij is vooral de groep die ontheffing kreeg van re-integratieverplichtingen interessant, zegt Jongen. 'Daar had je in de wetenschap en het politieke debat verschillende kampen. Nu blijkt dat beide ongelijk hebben. We kunnen niet uitsluiten dat er een klein effect is, maar we weten wel dat er geen groot effect op de uitstroom naar werk is. Dat is een interessante bevinding waar gemeenten iets mee kunnen.'

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie