Wonen en zorg: gescheiden maar onlosmakelijk verbonden
De aanleiding voor de eerste wettelijke regeling voor de kwaliteit van woningen (de Woningwet 1901) was gezondheidsproblematiek. De Woningwet 1901 werd dan ook samen ingevoerd met de Gezondheidswet. Slechte woonsituaties werden bedreigend voor de gezondheid geacht, zodat de wetgever een handje moest helpen.
De aanleiding voor de eerste wettelijke regeling voor de kwaliteit van woningen (de Woningwet 1901) was gezondheidsproblematiek. De Woningwet 1901 werd dan ook samen ingevoerd met de Gezondheidswet. Slechte woonsituaties werden bedreigend voor de gezondheid geacht, zodat de wetgever een handje moest helpen.
Met woonmaatregelen werd de volksgezondheid bevorderd. Verbinding tussen wonen en zorg is nadien blijven bestaan. Zowel feitelijk als juridische is dat nu nog steeds zo, ondanks het wettelijk uitgangspunt van scheiding van wonen en zorg.
In 2015 is de Woningwet herzien en is de insteek van de wettelijke regeling veranderd. Het prestatieveld ‘wonen en zorg’ uit het BBSH, is niet meer met die termen vindbaar. Het betekent niet dat de Woningwet woningcorporaties geen bijdrage meer vraagt aan huisvesting van zorgbehoevenden of jongeren. Integendeel, de wetgever wil dat gemeenten woningcorporaties meer sturen met woonbeleid.
Gemeenten nemen doorgaans ook beleid in hun woonvisie op over zorgbehoevenden, waaronder veel ouderen. Woningcorporaties hebben met de herziene wet bovendien een duidelijkere wettelijke taakstelling ten aanzien van hun doelgroep. Tot die doelgroep behoren ook veel zorgbehoevenden. Omdat die groep veel lagereinkomensgroepen kent. En omdat geïndiceerd zorgbehoevenden een uitzondering vormen op de inkomensregeling die woningcorporaties verplichtingen in verband met inkomensgrenzen op basis van Europese regelgeving.
Wonen en zorg zijn nog steeds niet te scheiden. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bijvoorbeeld. Die noemt al in de preambule dat de verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders (het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie van bewoners), ‘erop gericht moet zijn dat burgers zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven’. Dat betekent dus meer zorg aan huis.
Door de wettelijk scheiding van wonen en zorg is vooral de financiering van de zorg gescheiden van het wonen. Het heeft de zorgpraktijk niet eenvoudiger gemaakt, ook voor woningcorporaties niet. Neem een corporatie die zich richt op ouderen. Die moet haar werkzaamheden steeds aan het wonen relateren, en het zorgelement aan zorginstellingen overlaten. Maar waar ligt de grens? Zijn de werkzaamheden van een conciërge om een verwarde oudere naar diens woning terug te geleiden en zorg in te schakelen in overeenstemming met de wettelijke grenzen voor de werkzaamheden van woningcorporaties? Andersom, wanneer is het functioneel als een zorginstelling die zich richt op intramurale zorg, al woongelegenheid biedt aan ouderen die naar verwachting op termijn zorg gaan behoeven?
De financiële regelingen leidt tot complicaties. Maar de Wmo verbindt wonen en zorg weer aan elkaar, terwijl huisvesting door woningcorporaties vaak met zorgaspecten is verbonden. Dat noopt tot samenhangend beleid en samenwerking. Overigens, het kan nog veel breder getrokken worden. Bijvoorbeeld ook het beleid voor jongeren op basis van de Jeugdwet gaat uit van de thuissituatie, maar houdt rekening met (gesloten) opvang in accommodaties.
De complexiteit bij het raakvlak van wonen en zorg door de grote hoeveelheid wettelijke regelingen voor beide thema’s weerhoudt de praktijk niet van nieuwe initiatieven. Een mooi voorbeeld geeft Rotterdam. De gemeente presenteerde in juli het Uitvoeringsprogramma Rotterdam, Ouder & Wijzer. Daarin is veel aandacht voor ‘ouderenhubs’: centrale ouderenvoorzieningen in de wijken waar wonen, welzijn en zorg slimmer worden georganiseerd. Wonen en zorg wordt in samenhang bezien. Het uitvoeringsprogramma benoemt vier thema’s: Vitaliteit, Ertoe doen, Wonen en woonomgeving en Zorg en ondersteuning. Samenwerking tussen zorgverzekeraars, zorg- en welzijnsaanbieders, partners in de sport, woningcorporaties, kennisinstituten en ondernemers staat centraal.
De Wmo schrijft gemeenten voor beleid te maken. Ook die andere decentralisatiewet, de Jeugdwet doet dat. En ook de Woningwet gaat uit van gemeentelijk beleid als startpunt. De onderhandelingen over prestatieafspraken komen er weer aan. Het wordt weer tijd voor gemeenten na te denken over de mogelijkheid met woningcorporaties concrete prestatieafspraken te maken over hun woonbeleid voor ouderen en andere zorgbehoevenden, maar ook voor jongeren. Een effectief beleid kijkt over de grenzen van wonen en zorg heen. Want wonen en zorg zijn wettelijk gescheiden, maar feitelijk én wettelijk nog steeds verbonden.
Michael de Groot
Lees hier columns van Michael de Groot
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.