ruimte en milieu / Partnerbijdrage

De circulariteit van dijkversterking is nu meetbaar

Wanneer is een dijkversterking circulair en hoe meet je dat?

01 december 2022
royal haskoning

In 2030 moet het primair grondstofgebruik gehalveerd zijn, op weg naar een volledig circulaire economie in 2050. Dat geldt voor alles, en dus ook voor dijkversterkingen. En dat is zeer relevant, want tot 2050 moet in Nederland, in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), 1.500 kilometer dijken worden versterkt. Er is 12,4 miljard euro voor uitgetrokken. Maar wanneer is een dijkversterking circulair, en hoe meet je dat? Royal HaskoningDHV ontwikkelde een integrale meetmethode die de circulariteit van elk ontwerp inzichtelijk maakt.

Integrale kijk op circulariteit

De wens om die circulariteit in beeld te brengen is er zeker, en klinkt ook door in vele initiatieven en doelstellingen, zowel landelijk als regionaal en op projectniveau. Maar er is nog veel onduidelijkheid over. Want hoe kun je bepalen en monitoren in welke mate nieuwe oplossingen, technieken en materialen daadwerkelijk bijdragen aan circulariteit?

Het is essentieel om eerst te verduidelijken welke aspecten de circulariteit van een dijkversterking bepalen. En dan gaat het om méér dan alleen primair materiaalgebruik of de Milieu Kosten Indicator per kubieke meter beton. Want ook de manier waarop materiaal wordt hergebruikt speelt een rol, net als de (toekomstige) scope van het project.

De ontwikkelde methode kijkt naar drie doelen: het beschermen van grondstofvoorraden, het minimaliseren van de milieu-impact en het behouden van de waarde van onderdelen en materialen. Deze drie doelen komen binnen bereik door vijf beoordelingen, met elk een eigen weging.

Ten eerste, het ligt voor de hand: een zo beperkt mogelijk materiaalgebruik (10%). Daarmee spreek je bestaande grondstofvoorraden niet onnodig aan en beperk je tegelijkertijd de milieu-impact. Het is dus wezenlijk om in een zo vroeg mogelijk stadium over die beperking van het materiaalgebruik na te denken. Die afweging heeft natuurlijk veel te maken met de dimensionering. Simpel gezegd: hoe goed en hoe hoog moet de dijk worden? Overdimensionering kost veel tijd en geld, elke keer een beetje toevoegen is evenmin ideaal. De rekenmethode neemt die toekomstbestendigheid mee.

Ten tweede (25%): inzicht in de circulaire eigenschappen van de te gebruiken materialen. De rekenmethode voor de input-eigenschappen maakt onderscheid tussen een serie labels, elk met een eigen score, van ‘niet-hernieuwbare’ materialen tot materialen uit ‘direct hergebruik’. Het kan gaan om materiaal dat eerder voor een dijk is gebruikt, maar ook om materiaal dat vrijkomt bij het bouwrijp maken van een nieuwe woonwijk, in de buurt of verder weg. Het kan gaan om klei en zand, maar ook om puin of basaltblokken.

Ten derde (15%): de verwachte functie van de gebruikte materialen aan het einde van de levensduur van de dijk. Het gaat om de output-eigenschappen. Is het materiaal daarna verloren, of kun je er nog iets mee? Deze beoordeling is – begrijpelijk, vanwege de verre toekomst - wat minder gedetailleerd.

Ten vierde (10%): wat kun je doen om de circulariteit van de dijk te verbeteren? Of andersom: welke obstakels kun je daarvoor uit de weg ruimen? Het incalculeren van toekomstige omstandigheden, zoals klimaatverandering, speelt daarbij een rol, evenals het (toekomstig) gebruik: rijden er alleen fietsers over, of ook auto’s? Het antwoord op dat soort vragen bepaalt mede het ontwerp en de te gebruiken materialen, en daarmee de circulariteit. Hetzelfde geldt voor losmaakbaarheid: kun je elementen er op een gegeven moment onbeschadigd en zonder waardeverlies uithalen en opnieuw gebruiken?

Ten vijfde, al veel gebruikt (40%): de levenscyclus-impact. MKI-berekeningen om de impact te beperken zijn ook nu al een veel gebruikte methode om inzicht te krijgen in de levenscyclus-impact van een ontwerp. Het gaat dan om de grondstoffen zelf, om de logistiek, het energie- en watergebruik, het ontwerpen met minder materialen en producten, afvalreductie bij productie en bouw, en hoogwaardig hergebruik of recycling aan het einde van de levensduur. Echter, de MKI verschaft geen inzicht in het beschermen van grondstoffen en toekomstig hergebruik. De vorige vier criteria geven hier wel invulling aan. 

Het totaal, inclusief onzekerheid

In de overkoepelende Circulariteit-score krijgt elk van de vijf beoordelingen een weging, waarin we vanuit praktijkervaring de bijdrage aan de totale circulariteit uitdrukken. Deze totale score corrigeren we tot slot met een onzekerheidsfactor om tot een realistische berekening te komen. We kijken daarvoor naar de kwaliteit van de data waarop we berekeningen willen baseren. Dus gaan we zo goed mogelijk na hoe actueel die data zijn, of ze traceerbaar zijn naar de verzamelaar of uitgever, en wat het detailniveau is. Want niet alles is gemeten en deels ga je uit van aannames, dus hoe goed zijn die onderbouwd? De uitkomst hiervan leidt tot een onzekerheidsmarge.

Dataleverancier voor circulaire economie

De rekenmethode is naar onze overtuiging een zeer nuttige tool om alternatieve ontwerpen te beoordelen op circulariteit, en om op dit gebied dus een verantwoorde keuze te kunnen maken. Ook kan de methode haar nut bewijzen bij het bepalen van doelstellingen voor circulariteit, en het monitoren hiervan tijdens de hele projectduur. Zo doen we een voorzet voor standaardisering in het beoordelen van circulariteit.

Vanuit onze ervaring zien we onszelf als een soort dataleverancier voor de circulaire economie; daarom doen we bijvoorbeeld ook veel werk voor het Planbureau voor de Leefomgeving. We staan in Nederland voor grote uitdagingen en voor zeer kostbare investeringen. Dus we kunnen er maar beter voor zorgen dat we het goede doen.

En dat gaat meer en meer gepaard met een praktisch en zakelijk aspect. Rijkswaterstaat neemt de prestatie op het gebied van circulariteit steeds nadrukkelijker mee als criterium bij aanbestedingen, en als aanbieder moet je dan een overtuigend verhaal hebben. Ook daarbij kan onze rekenmethode goede diensten bewijzen.

Geen kansen meer missen

We merken in onze praktijk dat daar behoefte aan is; we gebruiken de methode bijvoorbeeld voor het IJsselmeerdijk en gebruiken de tool al om achteraf de circulariteit van projecten in beeld te brengen. Dat is nuttig en leerzaam, maar het is natuurlijk nog veel beter om naar de toekomst te kijken.

Want de dijkversterkingsopgave is groot en de druk is hoog om twee opgaven te verbinden die elk op hun eigen manier cruciaal zijn voor de toekomst van Nederland: de dijkversterking en de circulaire economie, met een de halvering van het gebruik van primaire grondstoffen in 2030. Dat is al over acht jaar. En dijken gaan, als je het goed doet, heel lang mee. Dus elke dijkversterking waarbij je niet nu al goed gefundeerd werkt aan circulariteit, is een gemiste kans. Onze rekenmethode kan ervoor zorgen dat we met elkaar die kansen niet meer missen.

Niek Schemmekes
Duurzaamheidsconsulent
niek.schemmekes@rhdhv.com

Michiel Wolbers
Duurzaamheidsconsulent
michiel.wolbers@rhdhv.com

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.