Kosten parkeerbeleid zo’n 300 euro per vergunning
Het parkeerbeleid in Nederland kost jaarlijks ongeveer 300 euro per parkeervergunning. Dat concludeert Jesper de Groote, onderzoeker aan de Vrije Universiteit, op basis van zijn onderzoek naar de maatschappelijke gevolgen van het parkeerbeleid.

Het parkeerbeleid in Nederland kost jaarlijks ongeveer 300 euro per parkeervergunning. Dat concludeert Jesper de Groote, onderzoeker aan de Vrije Universiteit, op basis van zijn onderzoek naar de maatschappelijke gevolgen van het parkeerbeleid.
Onder marktwaarde
Het bevoordelen van bewoners in stadscentra door ze een gereduceerd tarief te bieden voor vergunningen heeft een nadelige uitwerking. Op veel plekken in Nederland kunnen bewoners (bijna) gratis parkeren en in stadscentra waar betaald parkeren is ingevoerd kunnen bewoners vergunningen krijgen voor een bedrag onder de marktwaarde. Dit zorgt ervoor dat meer mensen parkeren, omdat ze eerder een auto zullen bezitten, waardoor er extra parkeerplekken moeten komen. En parkeerruimte in de stad is duur (vooral in garages), wat de kosten weer opdrijft.
Subsidiëring
Omdat de parkeervergunningen goedkoper dan de marktwaarde worden aangeboden, is er in feite sprake van subsidiëring, schrijft De Groote. In Amsterdam kan dat bedrag oplopen tot zo’n 3000 euro, ‘wat de aanwezigheid kan verklaren van lange wachtlijsten voor deze vergunning in het stadscentrum.’
Nadelig voor bezoekers
De uitgifte van parkeervergunningen aan bewoners in de buurt van winkelcentra pakt nadelig uit voor bezoekers. Zowel bewoners als winkelende bezoekers gebruiken de parkeerplaatsen, maar ze betalen verschillende prijzen. Dit zorgt voor een toename van de vraag naar parkeerruimte en dat drijft de prijs op. Conclusie: de prijzen gaan omhoog wanneer er meer parkeerruimte komt. De bezoekers betalen zo’n 80 tot 90 procent van die kosten.
(Te) goedkoop
Gratis parkeren brengt hoge maatschappelijke kosten met zich mee, schrijft De Groote in de samenvatting. ‘De invoering van betaald parkeren in veel steden heeft deze kosten sterk verminderd, maar niet helemaal, omdat bewoners een beroep kunnen doen op parkeervergunningen, waardoor ze alsnog (te) goedkoop kunnen parkeren.’ De onderzoeker schat de maatschappelijke kosten op ongeveer 300 euro per jaar.
Wat jammer is, is dat de wetenschapper De Groote er een politiek oordeel over velt met nogal een beperkte argumentatie, namelijk op basis van gelijkheid tussen burgers. In de politiek bestuurlijke praktijk zijn er veel meer argumenten voor en tegen "gesubsidieerde" vergunningen . Gelukkig voeren de meeste gemeenten dan ook een veel genuanceerder beleid met bredere argumentatie om tot een parkeerbeleid te komen dat aansluit op de lokale behoefte. Wetenschap en politiek vermengen is vaak een ongelukkige combinatie; dat blijkt maar weer eens.