Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Een middagje monumenten per week

Minister Plasterk heeft grootse plannen met de monumentenzorg. Volgend jaar moet er een nieuwe wet liggen. Gemeenten krijgen een prominente rol bij de bescherming. Op papier. In de praktijk mankeren de mensen en middelen.

22 februari 2008

Medio oktober 2007 dropte minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een bommetje. Hij presenteerde een lijst van honderd topmonumenten uit de wederopbouw die in aanmerking komen voor rijksbescherming. Het was een voorzet voor de discussie over een nieuw monumentenstelsel, die in 2009 moet resulteren in een vernieuwde Monumentenwet. Met zijn lijst, die vergezeld ging van een fraai geïllustreerd boek, wilde de bewindsman laten zien welke naoorlogse architectuur voor het nageslacht bewaard dient te blijven.

 

De 'lijst van honderd', die overigens nog niet definitief is, maakte veel kritiek los. Gemeenten en monumentenorganisaties vonden de selectie te conservatief, te beperkt en te eenzijdig. 'De lijst van de minister is duidelijk samengesteld vanuit traditioneel kunsthistorisch perspectief', zegt onafhankelijk architectuurhistoricus Karel Loeff. 'Hij bevat alleen panden en objecten van architectonische waarde, maar de waarde van de naoorlogse bouwkunst zit ook in civieltechnische werken en in de details en het materiaalgebruik van "gewone" gebouwen.' Loeff is naast monumentenadviseur directeur van de landelijke monumentenvereniging Heemschut, die het ministerie een gepeperde reactie op de lijst van honderd stuurde.

 

Ook de gemeente Nijmegen zond een protestbrief naar Den Haag, omdat niet één gebouw uit de stad op de lijst voorkomt. 'Bijna een derde van de selectie is gereserveerd voor gebouwen in Rotterdam, terwijl Nijmegen in de oorlog net zo stuk gebombardeerd is als Rotterdam,' zegt Hettie Peterse, beleidsadviseur cultuurhistorie van de gemeente. Nijmegen vindt dat de lijst van Plasterk te veel is georiënteerd op het westen van het land, wat volgens de gemeente ook blijkt uit de nominatie van een wijk in de stijl van de vroege Bossche school in Gorinchem. Peterse: 'Nijmegen heeft een veel grotere wijk van die architectuur, Heseveld, die bovendien het voorbeeld is geweest voor de wijk in Gorinchem.'

 

Dat Heseveld niet op de lijst voorkomt is des te pijnlijker omdat voor een groot aantal woningen de sloophamer dreigt. 'De woningcorporatie wil hier 180 portiek-flats afbreken, die de gemeente vanwege de gezichtsbepalende architectuur wil behouden,' aldus Peterse. 'Als de wijk op de lijst van Plasterk had gestaan, hadden we een instrument in handen gehad om dat tegen te houden. Nu zijn we in plaats daarvan een procedure gestart om de flats op de gemeentelijke monumentenlijst te krijgen. In de tussentijd voeren we overleg met de corporatie over alternatieve oplossingen, maar het sloopscenario is nog niet van tafel.'

 

Cultuurhistorische toets

 

De consternatie over de lijst van Plasterk is niet verwonderlijk, want in de naoorlogse wijken komen alle knelpunten van het huidige monumentenstelsel samen. Het gaat om geld, om bestuurlijke bevoegdheden en zelfs om de definitie van het begrip monument. Want naast het feit dat veel gebouwen niet voldoen aan het klassieke beeld van een architectonisch hoogstandje, zit de cultuurhistorische waarde van de naoorlogse bouw vooral in het stedenbouwkundige ontwerp. Daarbij draait het om zaken als het stratenpatroon, het type bouwblokken en het gebruik van ruimte en groen. En die zijn niet te vangen in een objectgerichte monumentenwet.

 

Het ministerie - en ook de Federatie van Grote Monumentengemeenten - wil daarom toe naar een 'gebiedsgerichte benadering van cultuurhistorisch erfgoed': het 'monument' is daarin het ontwerp van een wijk of de structuur van een landelijk gebied. Bij stadsvernieuwing en herinrichting moet een cultuurhistorische toets plaatsvinden waaruit moet blijken hoe het karakter van het gebied behouden kan blijven.

 

Daarmee komt de monumentenzorg in het vaarwater van de ruimtelijke ordening. Het ministerie laat dit jaar door een werkgroep uitzoeken hoe cultuurhistorie kan worden verankerd in ruimtelijke plannen. Een van de opties is dat er een cultuurhistorische paragraaf wordt toegevoegd aan bestemmingsplannen.

 

Presikhaaf

 

Dat stedenbouwkundige ontwerpen op deze manier beschermd kunnen worden, is bewezen in de Arnhemse wijk Presikhaaf. Voorafgaand aan de herstructurering is daar een cultuurhistorische analyse gemaakt, waaraan de gemeente zich committeerde. Onderdeel van de herstructurering was de sloop en herbouw van vier appartementsblokken op rij. De oorspronkelijke maatvoering, de kleur en het materiaalgebruik zouden terugkeren in het nieuwe ontwerp.

 

'Maar vervolgens kwam de woningcorporatie met het voorstel om drie blokken koopwoningen te maken met een halfverdiepte parkeergarage, en een blok sociale woningbouw zonder parkeergarage', vertelt monumentenadviseur Loeff, lid van de adviescommissie voor de herstructurering. 'Dat zou natuurlijk een ongelijk beeld opleveren. Met behulp van de analyse wist de commissie de corporatie van de onwenselijkheid daarvan te overtuigen. Het vierde blok is nu ook op een plint gebouwd, zodat de woningen op dezelfde hoogte liggen.'

 

Loeff, die in de werkgroep van het ministerie zit, is enthousiast over deze werkwijze. Hij wijst erop dat de Wet ruimtelijke ordening al een instrument kent dat hier geschikt voor is. 'Er is de cultuurhistorische effectrapportage, maar die is nu vrijblijvend. Het zou goed zijn om die verplicht te stellen.'

 

Kleine villa

 

Naast het ontwikkelen van geschikte instrumenten, blijft het beschermen van monumenten vooral een kwestie van geld. 'Voor projectontwikkelaars is slopen goedkoper dan intact laten en een nieuwe functie geven,' verklaart Joris van Haaften, teamleider monumenten en archeologie van de gemeente Groningen.

 

'In de wijk Helpman, bijvoorbeeld, staat een kleine villa die heel karakteristiek is gebouwd. Er hebben zich twee kopers gemeld: een particulier die er een kantoor in wil vestigen en een projectontwikkelaar die het pand wil slopen om iets nieuws neer te zetten. Hoewel de particulier een marktconforme prijs wil betalen, verkoopt de huidige eigenaar de villa aan de projectontwikkelaar omdat die het meeste geld biedt. De gemeente kan niets doen, want als het nieuwbouwplan aan de eisen voldoet zijn we verplicht een sloopvergunning af te geven. Tenzij het pand als monument is beschermd.'

 

De villa op de gemeentelijke monumentenlijst zetten, zoals Nijmegen doet in Heseveld, is volgens Van Haaften in dit geval geen optie. 'We hebben al 75 naoorlogse monumenten benoemd, naast de honderden oudere gemeentelijke monumenten. We kunnen niet de halve stad tot monument maken, daar is geen geld voor.' Hij wijst erop dat gemeenten vroeger van het rijk budgetten voor stadsvernieuwing kregen die ze redelijk vrij konden besteden. Veel gemeenten gaven een groot deel van dat geld uit aan het herstel van gemeentelijke monumenten. Dat is nu veel lastiger, omdat aan de besteding van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) allerlei voorwaarden zijn gekoppeld, zoals bodemsanering.

 

Het ministerie van OC&W heeft geld aan het ISV toegevoegd, de zogeheten 'cultuurimpuls', maar daar heeft de monumentenzorg volgens Van Haaften niets aan. 'Ook aan de besteding van dat geld zijn allerlei eisen verbonden. Groningen wilde er het naoorlogse erfgoed mee inventariseren, of iemand aannemen om de inbreng van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening te realiseren, maar dat mocht geen van beide. Het geld mocht wel worden uitgegeven aan kunstprojecten in de openbare ruimte, maar daar was geen behoefte aan.'

 

Hard hoofd

 

Als alle plannen doorgaan, krijgen gemeenten hoe dan ook een grotere rol in de monumentenzorg dan nu. Maar kunnen zij dat aan? Zowel Karel Loeff als Joris van Haaften heeft er een hard hoofd in. 'Voor grote gemeenten zal het geen probleem zijn,' zegt Van Haaften. 'Die hebben de monumentenzorg op orde. Kleinere gemeenten hebben echter niet de deskundigheid en de middelen in huis. Er zijn gemeenten met meer dan honderd monumenten die maar 0,1 fte ambtelijke capaciteit voor monumentenzorg hebben. Dat is één middag in de week. Het rijk moet zorgen dat er meer bij de gemeenten meer geld, kennis en mankracht beschikbaar komt voor de cultuurhistorie.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie