Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Corona maakt gemeenten eerder groen

Sinds corona werken mensen massaal thuis, maken vaker een ommetje en trekken in het weekend de natuur in. Het ruimtegebruik van de Nederlander is drastisch veranderd sinds maart. Krijgt dat gevolgen voor het ruimtelijk beleid van gemeenten, ook als we van het virus verlost zijn?

18 december 2020
Wandelen-Kampen-bewerkt.1.jpg

Burger wil meer tijd buiten besteden

Al jaren deed het Parijse stadsbestuur haar best om haar inwoners uit de auto te krijgen. Maar de coronapandemie dwong de Parijzenaar tot een activiteit waar hij eerder de neus voor ophaalde: fietsen. Burgemeester Anne Hidalgo handelde snel. Ze wees in het voorjaar zo’n vijftig kilometer aan autowegen aan als tijdelijke fietspaden, inclusief een aantal drukke verkeersaders in het centrum van de stad. In het najaar maakte ze bekend dat de wegen permanent, dus ook na corona, uitsluitend door het fietsverkeer zullen worden gebruikt.

Parijs is niet de enige stad die tijdens de coronacrisis het fietsen heeft ontdekt. In heel Europa mijden inwoners van de grotere steden de drukke perrons van de metro en de haltes voor de bus. Ze pakken liever de fiets. Volgens de Europese fietsersbond ECF besteedden Europese steden sinds de uitbraak van corona al meer dan een miljard euro aan nieuwe fietsinfrastructuur. Maar in Nederland zal corona veel minder gevolgen hebben voor de fietsplanologie.

Er werd door rijk, gemeenten en provincies vóór het coronavirus losbarstte al veel in geïnvesteerd. ‘Als het om de fiets gaat, zijn wij al een heel eind op weg’, zegt Maarten de Vries, adviseur en projectmanager bij adviesbureau Over Morgen. Maar dat betekent niet dat we niet anders kunnen gaan kijken naar de rol van de fietstocht. ‘Je ziet dat de coronamaatregelen ervoor hebben gezorgd dat veel mensen de ruimte om hen heen meer zijn gaan waarderen. Het is niet ondenkbaar dat mensen andere eisen gaan stellen aan de inrichting van die openbare ruimte. Bijvoorbeeld minder geparkeerde auto’s en meer openbaar groen. Maar ook aan de kwaliteit van de fietsroutes die ze rijden. Als mensen minder vaak naar kantoor komen, willen ze misschien ook wel dat de fietstocht meer ontspannen is. Liever door een groen gebied dan langs een doorgaande weg.’

Volgens De Vries heeft de coronacrisis een aantal maatschappelijke waarden meer voor het voetlicht gebracht, zoals een grotere focus op gezondheid en een prettige, liefst groene woonomgeving. Samen met het thuiswerken zal die focus blijven, denkt hij, ook als de anderhalvemetersamenleving voorbij is. ‘Een halve week niet op kantoor werken, een prettige en gezonde omgeving en minder autokilometers betekent toch dat we daar in ruimtelijke plannen op moeten inspelen. Bijvoorbeeld door in een wijk ruimte te maken voor een flexibel aanbod aan deelmobiliteit als vervanging van de privéauto en voorzieningen als laagdrempelige werkplekken voor wijkbewoners die niet naar kantoor gaan. Dat soort plannen leefde al langer in de grote steden. Ik denk dat dit nu juist ook in middel grote gemeenten normaal kan worden. Dit betekent dat we in het proces van gebiedsontwikkeling eerder moeten nadenken over een duurzame invulling van de toekomstige mobiliteitsbehoefte en de kansen die dat biedt voor de inrichting van de openbare ruimte.’

Functiemix
Meer gebouwen met inplugmogelijkheden voor thuiswerkers. Dat zou volgens Jacqueline Tellinga, bestuurslid van de Beroepsvereniging van Nederlandse Stedenbouwkundigen en Planologen (BNSP), een logisch gevolg kunnen zijn van de nieuwe realiteit van thuiswerken. ‘Mensen hebben het thuiswerken echt ontdekt. Dat betekent ook dat daar ruimte aan moet worden gegeven. Gemeenten moeten in hun plannen die plekken dan wel vrijhouden.’

Maar ook Tellinga heeft haar twijfels of daar buiten de grote stad over wordt nagedacht. ‘Uiteindelijk zit dat in de suburbs nog niet in de genen, terwijl beleidsstukken vaak juist meer diversiteit en minder slaapstad voorstaan. Dit is het moment dat de wens van een functiemix van het papier kan komen.’ Tellinga ziet ook dat de eisen die mensen aan hun omgeving stellen veranderen. En bij het aanpakken van wijken en nieuwbouw moeten gemeenten daarmee rekening houden. ‘De herwaardering van groen en parken betekent dat dit soort plekken voor een stad of gemeente een belangrijke asset is. Begin een gebiedsontwikkeling bijvoorbeeld eens met een park als startpunt, en bedenk daar de rest van de wijk omheen. Zet scholen en sociale woningbouw langs dat centrale park in plaats van de dure woningen. En kijk nog eens goed naar al die nieuwe hoogbouw in de stad. De afgelopen maanden staan bewoners van hoogbouw te wachten in de lobby tot ze op anderhalve meter met de lift kunnen. Wie koopt nu een appartement?’

Maar het vraagt wel om initiatief en lef van planologen, gebiedsontwikkelaars en bestuurders, denkt ze. ‘Die moeten zich veel meer bezighouden met de vraag: wat bied je op een afstand van maximaal vijf kilometer om de woning, in plaats van: hoe kom je zo snel mogelijk deze wijk uit? Je moet niet verwachten dat ontwikkelaars hiervoor met oplossingen komen.’

De coronacrisis en de lockdownmaatregelen hebben vooral een versnellende werking gehad op ontwikkelingen die al langer geleden in gang waren gezet. Door het thuiswerken staan kantoren leeg en is er minder autoverkeer. Door het thuiswinkelen wordt de leegstand in winkelgebieden versneld en door het ontbreken van andere ontspanningsmogelijkheden hebben veel meer mensen waardering gekregen voor de open ruimte in eigen land. Tellinga: ‘We hebben Nederland weer ontdekt. Ik denk dat we dat terug gaan zien in een trek uit de stad. Dat speelt al langer, door economische redenen of behoefte aan meer woongenot, maar ik denk dat dit nog verder versterkt wordt door de pandemie.’

Huizenprijzen omhoog
Dat het wonen buiten de Randstad en de stedelijke centra een vlucht heeft genomen, merkt Daniël Depenbrock, adviseur bij het Groningse architectenbureau KAW. ‘Maar of die toegenomen vraag naar woningen buiten de stad door corona komt, daar zijn geen echt harde cijfers over. Die trend merken we hier sterk in de gebieden om Groningen heen. Het komt natuurlijk ook door de overspannen woningmarkt in de stad zelf, maar ik merk dat er veel vragen uit gemeenten komen. Of het nou Delfzijl is of Assen, ze merken dat daar de huizenprijzen stijgen.’

Toch waarschuwt Depenbrock gemeenten zich niet te snel rijk te rekenen. ‘Het is als een uitbreidende olievlek. Als de olie zich weer terugtrekt, dan gebeurt dat het eerst aan de randen van de vlek. In veel gebieden waar kortgeleden nog sprake was van krimp, is ingezet op programma’s om meer waarde te krijgen in een dorp of stad. Het zou een vergissing zijn om die plannen overboord te gooien omdat nu ineens de huizenprijzen stijgen. Het is juist nu van belang om adaptief te plannen.’ Depenbrock denkt wel dat de coronacrisis versnellend kan werken om, ook binnen gemeenten, de handen op elkaar te krijgen voor onderwerpen die al langer op de agenda staan. ‘We hebben het in het kader van hittestress in de bebouwde omgeving al vaak over extra groen en ‘blue zones’. Maar de roep om meer groene ruimte krijgt zeker meer weerklank nu. Corona is een extra zet om plannen die groene kwaliteit ook daadwerkelijk mee te geven.’

Maar gemeenten zijn nog niet merkbaar bezig om hun ruimtelijke beleidsplannen en omgevingsvisies al aan te passen aan het post-coronatijdperk. Behalve misschien op één gebied: de eigen huisvesting. Want al die thuiswerkende ambtenaren, dat moet toch gevolgen hebben voor de bouwplannen van de gemeente zelf? ‘Het is zeker een thema’, zegt Michiel Otto, directeur van bureau HEVO, dat gemeenten adviseert bij huisvestingsvraagstukken. ‘Veel gemeenten gaan er toch wel van uit dat de eigen mensen één of twee dagen per week zullen blijven thuiswerken. Het kantoor krijgt meer de functie van ontmoetingsplek waar mensen samenwerken, ontmoeten en vergaderen. Het wordt veel minder een klassieke werkplek. Door de corona is er ook meer aandacht voor de gezondheid van de werkplek en voor het binnenklimaat. Dat betekent vaak eerder en beter renoveren.’

Andere vraag
En die verandering in werkomgeving leidt ook tot een andere vraag, ziet Otten. ‘Er wordt wel meer gekeken naar het ruimtebeslag. Als er minder vaste werkplekken nodig zijn, betekent dat ook een reductie in de vraag naar oppervlakte. We hebben voor gemeenten al business cases herzien waarbij we uitkwamen op 10 procent minder ruimtebeslag. Dat scheelt ook in kosten van realisatie en onderhoud.’

Verder zou de centrale rol van een gemeentehuis nog wel eens benadrukt kunnen worden door deze crisis, denkt Otten. ‘We hebben uiteindelijk gezien dat we door digitaal werken toch aangehaakt blijven, maar dat de ontmoeting belangrijk blijft. Een gemeentehuis wordt daar al steeds meer op ingericht, met werkplekken voor freelancers of coffeecorners. Dat ligt nu weliswaar even stil, maar dat zal sterker terugkomen, denk ik.’

Otten ziet dat de coronacrisis ook onverwachte bijeffecten heeft die positief kunnen uitpakken. Een goed voorbeeld is volgens hem de gang van zaken in de gemeenteraad. ‘In sommige raden zien ze dat digitaal vergaderen het inspreken van burgers in een commissievergadering laagdrempeliger maakt. En dat is positief voor de burgerparticipatie waar naar wordt gestreefd. De vraag is natuurlijk wel: is dit een blijvertje?’ 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie