Gemeenten krijgen in 2025 829 miljoen euro te weinig voor prijsstijgingen over 2024 en 2025. Dat blijkt uit berekeningen op basis van de nieuwe ramingen van het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB laat in een reactie aan Binnenlands Bestuur weten dat ze bij de ramingen geen rekening kunnen houden met onvoorziene gebeurtenissen zoals het uitbreken van de oorlog in Oekraïne.
Structureel nadeel voor gemeenten na onderschatte inflatie
Nieuwe berekeningen tonen 829 miljoen euro minder middelen door te laag prijsaccres.

Inflatie
Vorig jaar bleek al uit onderzoek door Binnenlands Bestuur-columnist Jan Verhagen dat gemeenten en provincies veel geld mislopen doordat het CPB de inflatie lager raamde dan uiteindelijk het geval. Het CPB ging uit uit van een inflatiecijfer (loon- en prijsontwikkeling) van 4,0 procent, terwijl het volgens de augustusraming 5,1 procent is. Dat betekent voor gemeenten een verschil van 400 miljoen euro.
Geen compensatie
Naar aanleiding van de publicatie door Binnenlands Bestuur werden er door verschillende partijen Kamervragen gesteld, maar minister Uitermark gaf aan gemeenten niet te zullen compenseren voor de incorrecte ramingen. ‘De afgelopen jaren was de inflatie volatiel en lastig te ramen, onder andere door de inval van Oekraïne en energiecrisis’, schreef ze.
Structureel
Nieuw onderzoek door Verhagen laat zien dat gemeenten ook dit jaar last hebben van de lage ramingen. Het prijsaccres voor 2025 is 0,37 procent lager dan de werkelijke prijsstijging. Daarbij komt dat het accres structureel doorwerkt. Het te weinig toegekend prijsaccres in 2024 missen gemeenten daarom ook in 2025. Hierdoor komt het totale negatieve effect voor gemeenten op 829 miljoen euro.
Verklaring
Het CPB bevestigt desgevraagd dat de inflatie de afgelopen jaren inderdaad ‘sterk is onderschat’. Zoals eerder door Uitermark genoemd komt dat volgens het CPB door onvoorziene omstandigheden, zoals de oorlog in Oekraïne. ‘Het CPB streeft uiteraard naar zo trefzeker mogelijke ramingen, maar kan met dit soort onvoorziene gebeurtenissen geen rekening houden. Op langere termijn (2005-2023) is de ramingsafwijking voor de bbp-prijs minimaal.’ Over de keuze van het kabinet om gemeenten en provincies niet te compenseren zegt het CPB ‘niet betrokken’ te zijn.
Reacties: 2
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
De gevolgen van verschillen in ramingen en realisatie kunnen dus flinke gevolgen hebben voor de gemeentefinanciën. Daar kan en hoeft CPB (en CBS) niets aan te doen, wel verdient het een plek in de overleggen over de bestuurlijke en financiële verhoudingen in brede zin. Dat geldt voor gemeenten, maar ook provincies en andere overheidsorganen. Kanttekening die gemaakt kan worden is dat het dan wel reëel is om naar een langere termijn te kijken, bijvoorbeeld de periode van 2005 - 2023 die het CPB noemt. Dan kan het zijn dat in eerdere jaren de feitelijke inflatie lager was dan de geraamde. Een snelle zoekactie via Google en Copilot (waarvan de uitkomsten onderling overigens verschillen) suggereert dat dit bijvoorbeeld in de jaren 2015 - 2020 meerdere jaren het geval is geweest.
Voor deze uitwassen zijn de koepelorganisaties van de lagere Overheden al regelmatig gewaarschuwd. Er dienen zo spoedig als mogelijk via bestuursakkoorden exacte en eerlijke afspraken te worden gemaakt tussen de VNG/IPO/Unie van Waterschapen en de Rijksoverheid over de voeding van de onderscheidenlijke fondsen.