Advertentie
financiën / Achtergrond

Sneller duurzaam

Hoe haalt de overheid haar duurzame doelen? Vermijd centralistisch denken en steun ‘de zeker tienduizend initiatieven’ in het land, adviseren wetenschappers Jan Rotmans en Gert Spaargaren.

26 juni 2009

In al haar geledingen laadt de overheid ambitieuze duurzaamheidsdoelstellingen op zich. Duizenden elektrische auto’s in steden als Amsterdam en Rotterdam. Drastische plastic inzameling in middelgrote en kleine steden. Vrijages met het modieuze gedachtegoed van Cradle to Cradle (C2C). Meer diversiteitsplannen voor de natuur in de provincie en scherpe klimaatdoelen op nationaal en internationaal niveau.

 

Een groot aantal beleidsdoelen op gebied van milieu, klimaat en natuur is domweg verplicht. Meer en meer wordt dit beleid niet bepaald door Nederland, maar is het Brusselse mores. Preciezer gezegd: Brussel bepaalt de grote lijn, lidstaten vullen het zelf in. En dat is niet zomaar een papieren invuloefening. Als Nederland nu stelt dat er in 2025 dertig zalmen zwemmen in een bepaalde waterloop, dan moeten ze er tegen die tijd ook daadwerkelijk zijn. Ze worden geturfd.

 

Ambities koesteren is dus allerminst vrijblijvend. Op het niet halen van dit zelf vastgestelde Europese beleid staan immers geen kinderachtige sancties. Forse boetes liggen in het verschiet als Nederland verzaakt de concentratie fijnstof langs de provinciale en rijkswegen naar beneden te krijgen. Sancties dreigen ook als de hoeveelheid nitraat in het grondwater als gevolg van de uitspoeling van mest niet daalt.

 

En zelfs de wat softer ogende doelen zoals geformuleerd in de habitat- en biodiversiteitsrichtlijn – bekend van rode-lijstsoorten als de rugstreeppad – kunnen vergaande juridisch consequenties hebben, zoals intussen menig wethouder weet die een bouwplan geblokkeerd zag door een deksels beestje waar nog nooit iemand van had gehoord.

 

Grotesk

 

Is het daarom wel verstandig dat de overheid nog meer hooi op de vork neemt? Je kunt voor het jaar 2015 wel tienduizend elektrische auto’s in Amsterdam wensen, maar dit op papier zetten, betekent niet dat ze er over amper zes jaar ook rijden. Of wat te denken van de groteske gedachte van de gemeente Rotterdam om in 2025 maar liefst 50 procent CO2-beperking te bewerkstelligen?

 

‘Natuurlijk realiseert Rotterdam deze doelstelling niet’, zegt Jan Rotmans, hoogleraar duurzame transities aan de Erasmus Universiteit. ‘Het doel is zelfs tot mislukken gedoemd en daar ben ik blij om. Je kunt allereerst leren van gestrande pogingen. Veel belangrijker echter is dat de torenhoge ambities een enorme dynamiek creëren. Door dergelijke turbulente bewegingen ontstaat mentaliteitsverandering bij burgers, bedrijven en ambtenaren. Deze bewustwording leidt hoe dan ook tot duurzame doorbraken.’

 

Aan Wageningen Universiteit komt milieurenésocioloog Gert Spaargaren tot een soortgelijke conclusie. ‘De overheid kan door scherpe milieu-ambities dynamiek in de samenleving bewerkstelligen. Ze moet daarbij in meerdere arena’s tegelijk optreden, zowel in de Europese beleidskaders van Brussel als op wijkniveau dichtbij de burger. Dat gebeurt nog veel te weinig.’

 

We zijn vanaf 2006 - zeg maar vanaf de Nobelprijs voor de Vrede voor het klimaatpanel IPCC en de film An Inconvenient Truth van Al Gore - in een periode van hernieuwde aandacht voor milieu en natuur beland. ‘Dat valt samen met de opkomst van een civil society, waarin de burger-consument een grotere rol krijgt’, aldus Spaargaren. ‘Daarbij is het de kunst voor de overheid om in dit private bereik te helpen een duurzame levensstijl te bewerkstelligen, zonder te vervallen in de dwangbuis van een ecotechnocratie.’

 

De overheid moet voorwaarden scheppen opdat de burger comfortabel kan leven en genoeg keuzemogelijkheden heeft in een vrije markt. Daarbij dient er altijd sprake te zijn van intrinsiek duurzame diensten en producten. Diensten en producten moeten groen zijn, aan kwaliteitseisen voldoen en passen in de internationale wetgeving.

 

Spaargaren noemt als voorbeeld de opkomst van decentrale energievoorziening waarbij burgers in een mooi, comfortabel huis wonen en tegelijk nauwelijks energie verbruiken. ‘Er is groene stroom van windmolens op zee en met zonnecellen is elk huis op zichzelf al een energiecentrale. Via slimme elektriciteitsnetten (smart grids) kunnen burgers energie terugleveren aan het net en worden ze aldus geprikkeld om hun levensstijl verder te verduurzamen terwijl ze nog geld besparen ook. En de overheid garandeert dat de stroom nooit uitvalt.’

 

Inhaalslag

 

De overheid is zich nog veel te weinig bewust van de nieuwe rol die ze moet spelen, constateert hoogleraar Rotmans. Hij is een van de oprichters van initiatief Urgenda - een samentrekking van ‘urgentie’ en ‘agenda’ - waarmee hij de duurzaamheidsinitiatieven met elkaar tracht te verbinden.

 

‘Zowel Den Haag als de provincies en de gemeenten moeten een enorme inhaalslag maken’, aldus Rotmans. ‘Grote delen van de samenleving, in de vorm van betrokken en gemotiveerde burgers, kennisinstellingen en niet te vergeten het bedrijfsleven, willen veel voortvarender aan de slag met duurzaamheid.’ Rotmans rept van ‘zeker tienduizend initiatieven’ op het gebied van duurzaamheid, niet zelden ploeterende groepjes die soms allemaal bezig zijn het wiel uit te vinden.

 

De voorbeelden zijn legio. De Noorse elektrische auto Think! is in Nederland geïntroduceerd. Het voertuig is niet alleen elektrisch, maar ook voor 95 procent recyclebaar. In Rotterdam is een drijvend paviljoen opgericht dat zich kan ontwikkelen tot een drijvende stad en kan uitgroeien tot een typisch Nederlands exportproduct op het gebied van adaptatie aan klimaatverandering. Er is recent een groep dakdekkersbedrijven gaan samenwerken. Ze leveren niet alleen groene grasdaken, maar ze bouwen ook zonnepanelen in gerecycled bitumen.

 

In plaats van dergelijke, betrekkelijke solitaire initiatieven met elkaar te verbinden, waardoor een opteleffect en meer duurzame massa ontstaat, schiet de overheid in een oude reflex teneinde meer greep te krijgen op de ontwikkelingen, aldus Rotmans. ‘Ze gaan namelijk weer op een vertrouwde top-down-manier denken voor de mensen beleidsnota’s schrijven en postbus 51-spotjes lanceren. Het is een volkomen achterhaalde strategie’, oordeelt de hoogleraar. ‘Ik zie dat de koplopers zich steeds minder gelegen laten liggen aan Den Haag en gewoon hun eigen gang gaan.’

 

Schillen

 

In Rotmans visie bestaat de Nederlandse samenleving uit een aantal schillen. Allereerst zijn er enkele honderdduizenden koplopers, die privé, in hun buurt of in hun onderneming enthousiast werken aan een eigen duurzame levensstijl en die van anderen. Vervolgens zijn er circa twee miljoen ‘cultureel creatieven’.

 

Rotmans: ‘Zij willen best een duurzame samenleving, maar ze weten niet hoe ze het moeten aanpakken. Ze leggen geen verbanden en voelen zich niet aangesproken door de politiek.’ Vervolgens is er een groot reservoir van zeven miljoen mensen die geen enkele notie hebben van de duurzaamheidsgedachte, maar ook niet tegen zijn. ‘Daar is een wereld te winnen.’ Ten slotte is er een groep van twee miljoen mensen die sterk tegen milieu en duurzaamheid zijn. Rotmans laat de groep van vier miljoen mensen jonger dan 18 jaar buiten beschouwing.

 

In plaats van uniforme Postbus-51-spotjes uitzenden, zou de overheid de verschillende schillen gedifferentieerd moeten benaderen. De koplopers moet men empoweren, aldus Rotmans, je moet ze helpen doorbraken te stimuleren door organisatorische en financiële belemmeringen op te ruimen. ‘Twee jaar geleden trokken de ministers drie maanden het land in, maar ik denk dat ze beter elk jaar drie maanden in Den Haag kunnen zijn en negen maanden in het land moeten vertoeven,' zegt Rotmans.

 

Ook in steden als Rotterdam zie je hetzelfde. De afstand van de overheid tot de burger is schrikbarend groot. Niet alleen de PvdA, maar alle partijen zijn het contact met de burger volkomen kwijt geraakt. Overheden zouden minder moeten beschermen en minder moeten tegenhouden, maar juist meer moeten stimuleren en faciliteren, voorwaarden scheppen, problemen en blokkades oplossen en meewerken aan doorbraken.

 

Momentum

 

Hoe een dergelijke nieuwe houding van de overheid er precies moet uitzien om burgers een zero-emission life style te faciliteren, is niet geheel duidelijk. ¡¥Er zijn helaas op sociaal gebied minder uitvindingen gedaan dan op technologisch gebied¡¦, constateert Spaargaren droogjes.

 

Rotmans heeft wel enkele concrete ideeen. Hij oppert de bestaande weten regelgeving tegen het licht te houden om de verduurzaming van de samenleving te versnellen. En op alle ministeries zouden veranderteams of transistieteams de broodnodige versnelling tot stand kunnen brengen.Ook in de uitwisseling tussen overheid en bedrijfsleven ziet hij heil. Laat een groep ambtenaren maar eens een tijd in het bedrijfsleven werken, terwijl een groep mensen uit het bedrijfsleven enkele jaren meedraait op de ministeries.

 

Vast staat dat het momentum voor de verduurzaming daar is, aldus Rotmans en Spaargaren. Het bedrijfsleven is lang niet meer tegen milieu-investeringen en duurzame productontwikkeling. Zinnige initiatieven van de overheid kunnen rekenen op de steun van constructieve milieu-organisaties. Zelfs de huidige economische recessie biedt kansen in de vorm van een New Green Deal, waarbij werk wordt gemaakt met duurzame bedrijfstakken. De bal ligt duidelijk bij de overheid, zeggen Spaargaren en Rotmans, maar de overheid wacht teveel op het bedrijfsleven.

 

Spaargaren: Er zijn zoveel kansen, bijvoorbeeld meer groene producten op de markt krijgen of de CO2-voetafdruk van voedsel bevorderen. Met name het ministerie van VROM, milieuminister Jacqueline Cramer niet te na gesproken, leunt teveel achterover. Wel roemt Spaargaren de ambities van overheid om zelf op alle lagen een duurzaam inkoopbeleid te voeren. Dat kan de economie stimuleren, groene trends bespoedigen en er gaat een voorbeeldfunctie van uit.

 

Maar het mag op meer fronten een paar tandjes zwaarder, vindt de milieusocioloog: Door goede terugleververgoedingen voor groene stroom en subsidie voor duurzame diensten ontwikkelt de overheid een goed groen level playing field en is ze een betrouwbare partner voor burger en bedrijfsleven.

 

Energie uit de dam

 

Alliantie Grevelingen wil een grote getijdenenergiecentrale bouwen in de lange Brouwersdam tussen Goeree Overflakkee en Schouwen-Duiveland. De herstelde getijdenwerking is ook goed voor de natuur in het gebied.

 

Elk dak een zonnepaneel

 

Amsterdam wil op alle daken van overheidsgebouwen en bedrijven zonnepanelen of windturbines aanbrengen om zo duurzame energie op te wekken, te beginnen op het stadhuis Stopera.

 

135 jaar milieubeleid

 

Een slordige 135 jaar geleden was het gemakkelijk. Ambtenaren en inspecteurs moesten vanaf 1875 met de kersverse Hinderwet in de hand middels vergunningen voorkomen dat inrichtingen ‘gevaar, schade of hinder in het algemeen’ veroorzaakten.

 

De volksgezondheid, vooral in de steden, schoot daar direct veel mee op. Tot ver in de jaren zestig van de vorige eeuw dreven de vissen echter op hun rug in de Rijn, was het in het Rijnmondgebied niet te harden van de stank en kwam vanaf ‘Lekkerkerk’ een astronomisch aantal gevallen van flagrante bodemverontreiniging aan het licht.

 

Het belang van het milieu en de natuur werden daarom een eeuw na de Hinderwet door de overheid ter harte genomen. Opnieuw door wetten die sectorgewijs de problemen moesten opvangen in de bodem, het water en de lucht.

 

Die periode van fysieke regulering viel samen met de Unctad-conferentie in Stockholm, die onder meer werd geëntameerd door het rapport Grenzen aan de groei van de Club van Rome. Hier werden de tegenstellingen duidelijk tussen noordelijke en zuidelijke landen en tussen milieu en economie.

 

Eind jaren tachtig kwam men daar van terug. Er ontstond een meer marktconforme regulering met vrijwillige afspraken en convenanten. Het bedrijfsleven werd niet geslagen met de stok, maar geprikkeld met een wortel of worst. Anti-industrieel denken maakte plaats voor ecologische modernisering: slimme technieken konden soelaas bieden, mits sociaal op een goede manier ingepast.

 

Technologie-overdracht naar zuidelijke landen werd het parool, onder meer op de VN-conferentie in Rio de Janeiro in 1992. De economie globaliseerde en daarmee groeide ook de aandacht voor internationale milieuproblemen, vooral het klimaatprobleem. Het Kyoto-verdrag van 1997 is door steeds meer landen geratificeerd, de verwachtingen zijn hooggespannen als eind dit jaar (december 2009) in Kopenhagen wordt vergaderd over de opvolger van het klimaatverdrag.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie