‘De kinderboerderij gaat nooit dicht’
Interview met bezuinigingsspecialist Arie Teeuw.

Raadsleden moeten de ruimte hebben om te kunnen kiezen voor bezuinigingen. ‘Hoe eerder ze moed vatten, des te groter is hun keuzevrijheid’, zegt bezuinigingsadviseur Arie Teeuw. ‘Soms heb je iemand nodig die ze daarbij een handje helpt.’
Eigenlijk zou je als gemeente Arie Teeuw niet over de vloer moeten willen hebben. Gezellig is het wel. Een gulle lach, grijze krullenbol en steevast kleurrijk gekleed (overigens, voor de insiders: niet zo zwaar meer, want 40 kilo lichter), maar de gelouterde bezuinigingsadviseur doet wél wat het gemeentebestuur kennelijk niet is gelukt: acceptabele bezuinigingen bedenken. Teeuw: ‘De eerste keer dat bezuinigd moet worden, maakt het college de begroting even technisch dicht, de tweede keer hebben ze een eigen project gedaan en de derde keer hebben ze hulp nodig. Ik zie dat niet als een brevet van onvermogen. Ze kunnen moeilijk anders als je ziet wat het rijk over gemeenten uitstort.’
Bezuinigingsadviseur Arie Teeuw (65) loopt al heel wat jaren mee in gemeenteland. De afgelopen jaren speurde hij voor zo’n veertig gemeenten naar (acceptabele) bezuinigingen. Van klein (Scherpenzeel, komen we nog op, Harlingen), tot groot (Amersfoort, Delft). Sinds de zomer van 2020 is Teeuw concerncontroller bij de Zuid-Hollandse gemeente Krimpenerwaard.
Over zijn ervaringen, en om gemeenten op weg te helpen, heeft hij een onderhoudend boek geschreven: Komt een man bij de gemeente. Zelfs een alfa kan het begrijpen. Teeuw: ‘Het boek gaat over moed. Raadsleden en gemeentebestuurders hebben moeite om te kiezen. Dat is terecht, want het gaat om wat ze belangrijk vinden. Je moet ze het comfort en de ruimte geven om te durven kiezen. Hoe eerder ze moed vatten, des te groter is hun keuzevrijheid.’
Raadsleden en wethouders zoeken liever niet op eigen houtje naar ingrijpende bezuinigingen, weet Teeuw. ‘Het is vaak makkelijker om iemand van buiten te laten vertellen wat de pijnlijke keuzes zijn. Je kunt externen de schuld geven, hè? Dat is in het bedrijfsleven niet anders. Als zij moeten saneren, huren ze een bedrijvendokter in.’ Een excuustruus? ‘Daarmee doe je gemeenten tekort. Ze doen hun uiterste best om bezuinigingen te vinden, maar soms lukt het gewoon niet. Colleges zitten vast, ambtenaren zijn gericht op hun eigen projecten en opdrachten. Soms heb je iemand nodig die een handje helpt. En ik weet hoe pijnlijk het is om de subsidie aan de scouting te halveren. Moet je dat willen? Je kunt heel technisch zeggen: dit kan wel wat minder, maar hoe belangrijk is de scouting voor die gemeenschap?’
Duperen
Moet je op voorzieningen voor kinderen willen bezuinigen? Arie Teeuw schrijft op de achterflap van zijn boek dat je dat maar beter uit je hoofd kunt laten. ‘De kinderboerderij gaat nooit dicht.’ Hij vertelt: ‘Het was 2007, 2008, en ik deed een bezuinigingsoperatie in Waddinxveen. De gemeente vond dat de kinderboerderij zijn eigen geld moest gaan verdienen. De consequentie was dat de kinderboerderij dicht zou gaan. Bij de begrotingsbehandeling diende een raadslid een motie in om de kinderboerderij eenmalig voor één jaar subsidie te geven. Konden ze een jaar langer zoeken naar inkomsten. Voor zover ik weet bestaat ze nog steeds met behoud van subsidie. En dat is zó begrijpelijk. Een politicus gaat niet besluiten om de kinderen van de gemeente te duperen. Zou ik ook niet doen. We hebben toen bedacht om tol te heffen bij de hefbrug over de Gouwe.
Vijf euro, en daarvoor mocht je dan een dag gratis parkeren in het centrum. Dat doet niemand, want ze rijden door, maar je verzint van alles om die kinderboerderij open te houden. We hebben dat voorstel van die tol overigens niet gepresenteerd aan het college.’
Soms moet je kiezen voor meer en niet voor minder
Bezuinigingsadviseur Teeuw weet dus: van de kinderboerderij blijf je af, maar er zijn lokaal meer volstrekt onrendabele doch essentiële gemeentelijke taken. Hij noemt het voorbeeld van het Hannemahuis, het gemeentemuseum in het hartje van Harlingen. Het leukste havenstadje van Noordwest-Europa, in zijn woorden. Hij werd ingehuurd om de gemeente aan bezuinigingen te helpen. ‘Dat schattige museum is je eerste doelwit. Ze gaven drie ton per jaar uit voor drieduizend bezoekers. Op ieder kaartje zit dus 100 euro kosten. Sluiten, denk je.
Nee, dat is de essentie van het stoere Harlingen. Liever nog wat geld erbij om tentoonstellingen te kunnen organiseren. Soms moet je kiezen voor meer en niet voor minder. En nu hoor je het Hannemahuis op de radio. Ook in andere gemeenten blijkt telkens weer dat lokaal erfgoed een essentiële taak van de gemeente is. In fusiegemeenten is dat minder, daar is de ziel een beetje verdwenen.’
Schaalvergroting
Harlingen is klein (bijna 16.000 inwoners), maar houdt halsstarrig vast aan haar zelfstandigheid. Daar houdt Teeuw van. Schaalvergroting is niet aan hem besteed. ‘Het monster van de alsmaar doordenderende schaalvergroting zet zijn tanden in gemeenten. Herindelingen zouden tot grote kostenbesparingen leiden. Maar het monster is een liegbeest’, zegt hij.
Teeuw heeft het drama rond de voorgenomen fusie van het nog kleinere Scherpenzeel (minder dan 10.000 inwoners) met Barneveld daarom op de voet gevolgd. De provincie Gelderland vond dat ‘één sterke gemeente ervoor kan zorgen dat over pakweg tien jaar de voorzieningen en de gemeentelijke dienstverlening een goede kwaliteit hebben.’
Flauwekul, aldus Teeuw, die ook in Scherpenzeel heeft geadviseerd. ‘Als er één gemeente was die wist wat ze deed, dan was het wel Scherpenzeel.’ Minister Ollongren schrapte de fusie begin deze maand, maar schreef wel: ‘Scherpenzeel blijft kwetsbaar.’
Scherpenzeel
Arie Teeuw is een hartstochtelijk pleitbezorger van de kleine gemeente. Fusie kan organisch gebeuren, en dan is dat goed, maar is vaak onnodig, en zelfs schadelijk voor het vertrouwen in de politiek, vindt hij. ‘Het principe moet zijn: niet herindelen, tenzij, en niet: wel herindelen, tenzij. De inwoners dreigen te vervreemden van een grote gemeente. Groter is bijna altijd duurder en niet per se beter. Als een kleine gemeente ergens voor staat, dan kunnen ze heel veel. Scherpenzeel is echt één dorp. Mensen zorgen er voor elkaar.
Laat ze. Ik weet nog goed, ik kwam er en kreeg te horen dat ze tien thuiszorginstellingen hadden. Tien? Om het oneerbiedig te zeggen: als jij vrijgemaakt gereformeerd buiten verband bent, dan laat je je billen niet wassen door iemand die vrijgemaakt gereformeerd binnen verband is. Dat begrijp ik; dat past binnen die gemeenschap, dus zoeken ze op hun schaal een oplossing die de inwoners recht doet.’
Met Teeuw over de vloer wordt er heel veel gepraat in het gemeentehuis. ‘Ik lees de begroting, praat met Financiën, met de wethouder, met de gemeentesecretaris. En dan houd ik heel veel gesprekken met ambtenaren, soms wel tachtig. De meeste ambtenaren zijn superdeskundig. Ik wil het over de inhoud hebben, pas in de laatste instantie over geld. Daar belast ik een ambtenaar ook niet mee. Ik maak in het begin een rondje langs de wethouders. Tijdens het zoeken naar bezuinigingen heb ik geen gesprekken met wethouders. Ik wacht tot het einde, en dan heb ik ze collectief.
Ze houden elkaar dan in evenwicht. De ene wethouder heeft belang bij de scouting, de ander bij waterpolo. Zij moeten er met elkaar uitkomen. Ik zeg bestuurders wel altijd dat ze op iedere kerntaak kunnen bezuinigen door het werk slimmer, soberder of efficiënter te doen.’
Dat is bij gemeenten gemakkelijker gezegd dan gedaan. ‘Weinig ambtelijke organisaties zijn echt doelmatig. Ze vinden het lastig om zich af te vragen waarom ze er zijn en hoe ze zo efficiënt mogelijk kunnen doen wat ze moeten doen. Dat is denk ik de enige reële kritiek die je op gemeenten kunt hebben’, zegt hij. Risicomijdend gedrag ligt daaraan mede ten grondslag. Teeuw: ‘Ambtenaren hebben geleerd om risico’s te mijden. Dat kan vertragend en daardoor kostenverhogend werken.
Tegelijk: ze moeten risico’s wel vermijden. Wethouders hebben de schurft aan financiële problemen die zijn veroorzaakt door een ambtenaar die het beter wist. Een ambtenaar moet wel de ruimte en het lef hebben om de wethouder te wijzen op een manier om de wet soepeler en goed koper uit te voeren.’
Weinig verstand
Teeuw kijkt niet alleen als bezuinigingsadviseur naar gemeenten, hij beoordeelt als rekenkamerlid ook de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van hun uitgaven. Teeuw is voorzitter van de rekenkamers van Arnhem en Hoogeveen. Dat is geen pretje, als we emeritus hoogleraar en rekenkamerlid Harrie Verbon mogen geloven. Hij zei eerder dit jaar in Binnenlands Bestuur: ‘Uit ieder reken kameronderzoek blijkt dat de informatie vanuit B&W niet in orde is.
Niet volledig, niet tijdig, onjuist, gekleurd. De rekenkamer zegt: zorg ervoor dat informatie deugt. Doe dat op die en die manier. De raad zegt: prima, en vervolgens wordt er niets gedaan.’ Nyenrode-hoogleraar accountancy Marcel Pheijffer wist in Binnenlands Bestuur ook wel waardoor dat komt: bestuurders hebben te weinig verstand van geld. Het zit anders, denkt Teeuw. ‘Ze wíllen het soms niet snappen. Ze hebben andere belangen en doelen. Geld komt op de tweede plaats. Je kent de wet van Fitzgerald? Elk project heeft twee fasen: in de eerste fase is het te vroeg om te zeggen wat een project precies gaat kosten en in de tweede fase is het te laat om er nog wat aan te doen. En een wethouder denkt: voordat die tweede fase aanbreekt, ben ik allang weg.’
Rekenkamers hebben relatief veel invloed
Teeuw is niet cynisch geworden van zijn werk bij de rekenkamers. ‘Het rekenkamerwerk is ontzettend leuk; ik begrijp niet waarom Verbon zo bitter is. De auditcommissie vindt het leuk om met ons te sparren. Rekenkamers hebben relatief veel invloed. Als wij een rapport over ondermijning in Arnhem publiceren, dan luistert de politiek. Je moet als rekenkamer natuurlijk wel de inhoud en de presentatie op elkaar afstemmen zodat je boodschap aankomt. Een leuk filmpje, een stadsdichter in de raad, een mooie placemat.’
Rekenkamerlid Verbon zet in Binnenlands Bestuur ook vraagtekens bij de onafhankelijkheid van rekenkamers. Hij zegt: ‘De rekenkamers worden bevolkt door ambtenaren. Hoe kun je volhouden dat de rekenkamer onafhankelijk is?’ Teeuw: ‘Zeist heeft daar iets op bedacht. Zij halen er voor de duur van een onderzoek burgerrekenkamer leden bij. Dat is een prima oplossing. Maar onafhankelijkheid zit natuurlijk in je hoofd, niet in je werkplek.’
Of het nu als rekenkamervoorzitter of bezuinigingsadviseur is, Teeuw is dol op de gemeente. ‘Ze doen onbeschrijfelijk veel goed werk voor mensen. Het is jammer dat hun inwoners dat niet altijd zien of willen zien. En het helpt ook niet als de grootste partij van Nederland de gemeente een soort uitvoeringsorgaan van het rijk vindt. En de ellende die het rijk gemeenten aandoet! Zogenaamd bezuinigen op de jeugdzorg door het geld over te hevelen, maar niet de bevoegdheden. De Wmo overhevelen en vervolgens de spelregels veranderen. Ik vind het beschamend.’
‘Komt een man bij de gemeente’ is verschenen bij 202publishers in Steenwijkerland. Prijs €22,50. Het boek is ook te bestellen via www.arieteeuw.nl.
CV
Arie Teeuw (Leiden, 1956) studeerde enkele jaren geschiedenis en voltooide zijn studies aan de Sociale Academie (cultureel werk) en de Radboud Universiteit (rechten). Teeuw was hoofd financiën en directeur middelen van Venray en van Renkum en stadscontroller van Nijmegen. Als adviseur en interimmanager heeft hij voor zo’n zestig gemeenten gewerkt. Ook was hij raadslid voor de PvdA in de gemeente Nuenen. Hij heeft een eigen bedrijf als adviseur/interimmanager. Teeuw is thans concerncontroller bij de gemeente Krimpenerwaard en voorzitter van de rekenkamers van Arnhem en Hoogeveen.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.