Advertentie

Vermeer zoekt Verbinding: shaken, not stirred

In een serie columns reflecteert Cees Vermeer op het ambtelijke samenspel.

11 november 2022
Cees Vermeer
Cees Vermeer

De grote maatschappelijke opgaven waarvoor we als samenleving staan vragen om een slagvaardig optreden van één overheid. Daar is iedereen het wel over eens. Maar zoals altijd staan tussen droom en daad wetten in de weg en praktische bezwaren. En het ambtelijk apparaat? Cees Vermeer werkte als overheidsmanager in beleid, uitvoering en toezicht, zowel binnen de rijksoverheid als bij gemeenten. In een serie columns reflecteert hij op het ambtelijke samenspel.

Sinds het einde van de grote verhalen over de koers van onze samenleving worstelt het politieke bedrijf met zijn rol. Karl Marx beargumenteerde dat de economische werkelijkheid de voortstuwende kracht in de geschiedenis is. Dat inzicht is in verschillende landen vertaald naar politieke programma’s en heeft per saldo weinig duurzame successen opgeleverd. Het liberale alternatief, met de nadruk op individuele vrijheid en verantwoordelijkheid, leidt ertoe dat we in ons land inmiddels bijna evenveel fracties in parlement en raden hebben als er zetels zijn. En dat burgers nog steeds roepen dat ze niet vertegenwoordigd zijn en de overheid niet vertrouwen. Beroofd van grote verhalen is het politieke bedrijf zoekend naar houvast bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Overheidsdienaren zouden in de tussentijd een voorbeeld kunnen aan James Bond.

Alhoewel zijn alcoholgebruik en risicovolle seksuele gedrag anders doen vermoeden, blijkt 007 telkens weer in topconditie te zijn. Naast zijn fysieke kwaliteiten heeft hij wat de Duitsers ‘Bildung’ noemen. Hij kent de culturele klassiekers en hij kan een Mouton Rothschild onderscheiden van een Piesporter Goldtropfchen. Al is dit niet bijzonder moeilijk want de één is een rode wijn en de ander een witte. Maar de belangrijkste kwaliteit van Bond is zijn diepe loyaliteit aan de instituties en tradities die de steunberen vormen van een democratische samenleving. Daarvoor legt hij zijn leven telkens weer in de waagschaal.

Wij overheidsmanagers helpen medeburgers die geroepen zijn om een ambt zoals wethouder of minister te vervullen. Dat doen we met inzet van al onze kennis en kunde omdat onze loyaliteit ligt bij de instituties en ambten die onze rechtstaat dragen. Gelukkig zijn de meeste ambtsdragers capabele en sympathieke mensen met een warm hart en is het prettig om voor ze te werken. Maar we zetten ons net zo goed in voor die enkele uitzonderingen die ondanks duidelijke karakterfouten door de interne selectie van hun politieke partij zijn gekomen.

De begrafenis van Queen Elizabeth was een adembenemend schouwspel en illustreert hoe ‘pomp and circumstance’ bruggen slaat tussen verleden, heden en toekomst. Hoe mensen een ambt kunnen vervullen dat groter is dan henzelf. Daarom heb ik het uit respect lang volgehouden om bestuurders aan te spreken met de titel van hun ambt zoals ‘minister’, ‘burgemeester’ of ‘wethouder’. Maar sinds ik mij daarmee een dinosaurus begon te voelen, doe ik maar mee aan de schone schijn dat we allemaal gewone mensen zijn en dat het zou gaan om de persoon en niet om het ambt dat hij/zij vervult.

Mijn twijfel of de samenleving geholpen is met ambtsdragers die zo ‘gewoon’ mogelijk willen zijn, begon op Oudejaarsavond 1980. Voormalig minister-president Den Uyl verscheen op tv in een Oudejaarsshow van André van Duin. 'Ome Joop' kreeg een halve fluitketel op zijn kale hoofd en moest meelopen in een polonaise, terwijl hij geacht werd luid te zingen: 'Ja, ik ben de Flip Fluitketelshow. Het klinkt wat eigenaardig, maar het is nu eenmaal zo'.

Veertig jaar later en ontelbare gênante momenten verder (‘minister, nog geneukt?’) ziet de samenleving het politieke bedrijf vooral als entertainment, met politici die gedrag vertonen dat alleen voor de bühne bestemd lijkt. Als acteurs zonder script roepen politici dat ze de problemen in het land niet kunnen oplossen omdat die daar te groot voor zijn. Deskundigen buigen zich het hoofd over de vraag waarom het vertrouwen in de politiek zo laag is. En luid klinkt de roep dat de kloof tussen politiek en burgers verkleind moet worden. Volgens mij is de kloof niet te groot, maar juist veel te klein! Waarom zou je gezag accepteren van iemand die op je lijkt en dan soms ook nog op de slechtere versie van jezelf? En die bovendien problemen niet oplost.

Gefascineerd zie ik de afgelopen jaren het gezag van burgemeesters groeien bij het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken. Ze zijn in een gat gesprongen dat anderen hebben laten ontstaan, zoals bijvoorbeeld bij de opvang van vluchtelingen. Burgemeesters hebben positie door de combinatie van rollen als bestuursorgaan (openbare orde en veiligheid), voorzitter gemeenteraad, voorzitter college en burgervader/burgermoeder. Daarmee is het een ambt waar veel lijntjes samenkomen om maatschappelijke vraagstukken te kunnen agenderen. De stapeling van rollen en verwachtingen lijkt bovendien een psychologisch mechanisme op gang te brengen dat authenticiteit bevordert. Het is of ‘your own (wo)man’ zijn en persoonlijk leiderschap hebben, of last krijgen van een meervoudige persoonlijkheidsstoornis. Met het dragen van de ambtsketen laat een burgemeester zich ook uiterlijk zien als gezagsdrager. Zoals James Bond door het dragen van een Brioni-pak of Dunhill smoking.

Van ‘male chauvinist pig’ die op een dubieuze manier met vrouwen omging, hebben we James Bond in 25 films met het tijdsbeeld mee zien veranderen. Eén ding weten we zeker: wat ook de kleur of gender van de nieuwe 007 zal zijn, de loyaliteit aan de publieke zaak zal blijven. Want Bond is als instituut groter dan de persoon die de rol vervult.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie