Besturen is samenwerken, luidde de titel van een opinie-artikel van Jantine Kriens op de site van Binnenlands Bestuur deze week.
Akkoord met wie?
De gemeenteraadsverkiezingen staan een snel akkoord tussen rijk en gemeenten in de weg. Het kabinet wil, om de vaart erin te houden,…
De algemeen directeur van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) stelt daarin bereid te zijn snel de handen ineen te slaan met het kabinet om te werken aan de grote opgaven van deze tijd. Daarmee doelend op onder andere klimaat en duurzaamheid. In het regeerakkoord staan behoorlijke ambities op dat terrein. Zonder – financiële – bijdrage van de decentrale overheden daaraan wordt realisatie van de doelstellingen van Parijs op voorhand als onmogelijk ingeschat.
Los van de staatsrechtelijke kwestie of het rijk de gemeente kan opleggen in principe vrij besteedbare middelen – gemeentefondsgeld – voor kabinetsdoeleinden aan te wenden, maakt iets anders een ‘snel’ handen ineen slaan knap ingewikkeld. En, nee, dan heb ik het niet over het al dan niet inlossen door Rutte III van de VNG-voorwaarden van (nog) meer geld van het rijk ter compensatie van de gemeentelijke tekorten op de jeugdzorg en afschaffing van de opschalingskorting.
Nee, het gaat om iets anders dat een snel akkoord tussen rijk en gemeenten in de weg staat. Doorgaans wordt zo’n afspraak vastgelegd in een formele overeenkomst tussen de bestuurslagen. Het kabinet kan, om de vaart erin te houden, zo’n bestuursakkoord wel binnen honderd dagen na zijn aantreden – zeg februari – willen sluiten, maar met wie als tegenpartij? Met vertegenwoordigers van de zittende colleges van burgemeester en wethouders? Dat zou een vreemde figuur zijn, gelet op de gemeenteraadsverkiezingen die in maart 2018 voor de deur staan. Je moet er niet aan denken dat de oude colleges op die manier over hun graf heen gaan regeren. Voordat, na de verkiezingen, de nieuwe colleges zijn geïnstalleerd, zijn we op zijn minst twee maanden verder.
Tenminste, er voor het gemak van uitgaand dat de gekozen volksvertegenwoordigers op lokaal niveau beduidend minder tijd nodig hebben om een bestuur te formeren dan hun Haagse collega’s. Snel de handen ineen slaan? Ik zou zeggen: even de rem erop. Dat is wel zo democratisch.