Prof. Elzinga stelt in zijn column ‘Gemeenten worstelen met vertrouwelijkheid’ onder andere dat er geen objectieve criteria zijn die aanknopingspunt kunnen geven voor het beperken van de openbaarheid, behoudens daar waar uitdrukkelijk beperking van de openbaarheid is voorgeschreven, zoals bij vertrouwenscommissies voor burgemeestersbenoemingen. Ik kan dit niet helemaal volgen. Elzinga laat artikel 25 Gemeentewet en artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur onvermeld. Blijkens artikel 25 Gemeentewet moet de oplegging van geheimhouding door het college en/of de raad worden gemotiveerd met een van gronden genoemd in artikel 10 van de Wob. Dat geldt zowel voor aan de raad overgelegde stukken als voor het tijdens een besloten raadsvergadering behandelde. Zijn die Wob-gronden geen objectieve gronden?
Worstelen met vertrouwelijkheid
Reactie op de column van D.J. Elzinga uit Binnenlands Bestuur 25
De kwalificatie 'geheim' door college en/of raad laat uiteraard onverlet het recht van een burger om het desbetreffende document op te vragen. Ook het schriftelijk of anderszins vastgelegde vergaderingsverslag is zo’n (Wob-)document. Het bestuursorgaan waaronder het document berust zal met een beroep op een of meer gronden van artikel 10 Wob (of op artikel 11 Wob, naar ik vermoed door de wetgever vergeten - ook - in artikel 25 Gemeentewet te vermelden) een eventuele weigering moeten motiveren. Die weigering en motivering staan zoals bekend bloot aan volledige toetsing door de bestuursrechter.