Advertentie

Het laatste restje VOC

In beschouwingen over de toestand van de natie lezen we vaak dat Nederland in verwarring verkeert en op zoek is naar een 'identiteit' die op een onbestemd punt verloren moet zijn gegaan. Zelfs minister-president Balkenende refereerde aan de VOC-mentaliteit, waarvan hij zich vertwijfeld afvroeg waar die was gebleven.

22 februari 2008

Hoon was zijn deel, en niet ten onrechte, want politiek leiders die zo hun onmacht tentoonspreiden, boezemen weinig vertrouwen in. Wat dat betreft, stonden we er vijftig jaar geleden beter voor, hoewel herrijzend Nederland toen voor grote uitdagingen stond en veel meer schokgolven te verwerken had gehad dan de zwakstroomsamenleving van nu.

 

Met het aantreden van het kabinet-De Quay in 1959 kwam er een einde aan de opbouwjaren en de rooms-rode coalities die de natie onder vader Drees (een premier van alle Nederlanders) nieuwe ankers hadden gegeven. Niet dat de sociale uitgangspunten van de verzorgingsstaat werden losgelaten, integendeel, maar voor het eerst sinds de oorlog werd er zonder rood geregeerd. Dat was toch een trendbreuk, zeker in een tijd dat links nog het monopolie op de toekomst meende te hebben. Wij kijken op de jaren vijftig terug als een overzichtelijk tijdperk van verzuiling, maar in werkelijkheid was het een periode van grote verandering waarin de wereld van het vooroorlogse, naar binnen gerichte Nederland voorgoed begraven werd. Niet alleen was er het opgaan in Navo en EEG, Nederland had in Azië een wereldrijk verloren na een aanwezigheid van driehonderdvijftig jaar en een vergeefse koloniale oorlog.

 

Vergelijk dat met de wereld van vandaag, en je vraagt je af waarom de Nederlandse politieke elite nu zo onzeker is. Want dat is het grote verschil met 1959, toen er met de onhandige Jan de Quay een soort Balkenende kwam bovendrijven en er met Nieuw-Guinea een kwestie aan de orde was waarbij de missie naar Uruzgan verbleekt.

 

Wonderman

 

Ik hoop dat de onderzoekers van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis het mij vergeven dat ik hun boek als naslagwerk heb gebruikt om mijn oordeel over Joseph Luns te scherpen. Hij was de wonderman, die het niet alleen opnam tegen de Indonesische leider Soekarno, maar ook tegen het Amerika van de Kennedy's. Dat was niet alles: de Europapolitiek van generaal De Gaulle stuitte op weerstand van Luns en bondskanselier Adenauer kon hem wel schieten. Overbodig te zeggen dat Luns tegen Moskou was. Aardig is dat koningin Juliana bezorgd bij de minister van Buitenlandse Zaken informeerde of het hem soms niet te veel werd. En inderdaad, de geweldenaar Luns is in die spannende tijden even onwel geweest.

 

Tussen de bedrijven door krijg je als lezer de indruk dat de De Quay niet helemaal van gisteren was, althans minder dan je zou denken voor een man die werd verguisd voor zijn rol bij de oprichting van de Nederlandsche Unie, in 1940 bedoeld als alternatief voor de NSB. De KVP'er De Quay volgde als premier partijgenoot Luns (waar hij Buitenlandse Zaken eerst aan de VVD had willen laten, wat de katholieke leider Romme voorkwam), maar hoorde inzake Nieuw-Guinea zeker niet bij de haviken. Sterker, toen Nederland in 1962 eindelijk door de knieën ging en Nieuw-Guinea onder grote internationale druk aan Indonesië moest afstaan, meende De Quay dat er een molensteen van de Haagse politiek was afgevallen.

 

Dat had hij goed gezien. Wat een trauma had kunnen worden, liep op een bevrijding uit. Daardoor is de hele kwestie in het geheugen weggezakt en kunnen we ons niet meer voorstellen hoe Luns de 'volstrekte dwaasheid' (woorden van prins Bernhard) kon begaan om vanwege het lot van de Papoea's een heuse oorlog met Indonesië te riskeren. De kwestie klemt nog meer omdat Luns gewoon aanbleef en tot 1971 de populairste bewindsman zou blijven.

 

Geïsoleerd

 

Achteraf lijdt het geen twijfel dat de mensen die zich op hun kennis van de wereld lieten voorstaan, gelijk hadden met hun kritiek op Luns, zoals de groep-Rijkens, die vanwege de halsstarrige Nederlandse houding inzake Nieuw-Guinea de belangen van het bedrijfsleven in Indonesië in gevaar zag komen, en de ambassadeur in Washington Van Roijen, die signalen doorgaf dat Amerika naar de kant van Soekarno overhelde.

 

De Nederlandse positie was onhoudbaar, zeker toen zich in Afrika een snelle dekolonisering aftekende en de Belgen de benen namen uit Kongo. De VN ondernamen evenmin iets toen India de Portugese kolonie Goa innam. Luns had Amerikaanse steun in het vooruitzicht gesteld in geval van een Indonesische aanval, maar met het aantreden van de nieuwe regering-Kennedy in 1961 kon daar niet meer op worden gerekend. Internationaal stond Nederland volkomen geïsoleerd, ook de Britten en de Australiërs steunden Den Haag niet.

 

Maar dat is niet het hele verhaal. Gedurende de hele kwestie stond de Nederlandse publieke opinie achter Luns, en de PvdA en zelfs de PSP waren lange tijd de zelfbeschikking van de Papoea's toegedaan (volgens Luns een kwestie aan de rand van onze belangen, maar in het centrum van onze beginselen). Alleen de CPN was voor onmiddellijke overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië.

 

Bovendien zijn historici nu van mening dat Luns in 1958 wel degelijk op een impliciete Amerikaanse steunverklaring kon wijzen en het parlement niet had misleid (wat lange tijd is gedacht). Dat gaf Luns de kans hoog spel te spelen, om pas op het laatste moment te buigen (een vergelijkbaar kunstje haalde De Gaulle met Algerije uit). Het is een houding die de carrière van Luns niet heeft geschaad. Hij vervreemdde pas van Nederland in zijn tijd als secretaris-generaal van de Navo, een internationale functie die hij van 1972 tot 1984 zou bekleden. Wie wist hier toen wat van de grote wereld?

 

Identiteit

 

Uit het verslag van Jan Willem Brouwer over de Nieuw-Guineakwestie spreekt weliswaar een sterk neerlandocentrisme (een bezwaar van PvdA-criticus Jaques de Kadt), maar helemaal wereldvreemd was de Haagse politiek toch niet. Je kunt evengoed zeggen dat door principiële en ideologisch geschoolde politici vrij exact de grenzen van het onmogelijke werden afgetast. Kom daar nu eens om. De zaak van de Papoea's was niet niks (Indonesië pleegde naderhand volkenmoord, toegedekt door de VN), al was Luns misschien niet de meest geloofwaardige figuur om het voor deze stammen op te nemen. Maar door niet meteen voor de eisen van Soekarno door de knieën te gaan, heeft Nederland zijn eer gered, wat het makkelijker maakte om met het verlies van Indonesië in het reine te komen.

 

Luns gaf de Nederlandse bevolking het gevoel dat 'wij' in de wereld nog meetelden - een historische prestatie, ook als die deels op illusies berustte, net als bij De Gaulle. Luns voerde niet alleen internationale, maar vooral nationale politiek. Hij symboliseerde het laatste restje VOC-mentaliteit. De figuur Luns is gedateerd, zijn beleid laat zich niet herhalen. Maar zeg niet dat Nederland geen identiteit heeft. Wie daarnaar op zoek is, kan bij de periode De Quay terecht, toen de natie stevig in de schoenen stond en van mistroostigheid geen last had.

 

Dirk-Jan van Baar is historicus en publicist

 

Jan Willem Brouwer en Jan Ramakers (red.), Regeren zonder rood. Het kabinet-De Quay 1959-1963, Parlementaire Geschiedenis van Nederland na 1945, Deel 7, Centrum voor Parlementaire Geschiedenis, Boom Amsterdam, 2007, ISBN 9789085063544, euro 45,00

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie