De verkiezingen voor het Europees Parlement lijken nog niet echt te leven in Nederland. Hoe komt dat nou? Je kunt sinds een jaar of vier niet meer zeggen dat Europa niet leeft in Nederland. Er is bij het ‘nee’ tegen de Europese grondwet in 2005 stevig gedebatteerd. En dan nu toch die lauwheid. Voor de oorzaken moeten we verder kijken dan naar de voor de hand liggende verklaringen als irritaties over Europese bemoeizucht en een zinledig Europees Parlement. Nederlanders zijn nog steeds positief over de Europese samenwerking, maar wel steeds kritischer over het functioneren van de EU.
Help, Europa wordt politiek!
Het debat over Europa blijft ondermaats. De Tweede Kamer moet zich sneller en nadrukkelijker mengen in de Europese besluitvorming, meent…
Dat heeft drie diepere gronden. Ten eerste loopt de EU- agenda niet meer als vanzelf één-op-één met de Nederlandse (open economie, innovatief landbouwbeleid, vrij verkeer) zoals vroeger. Nederland moet zijn belangen steeds meer bevechten. Ten tweede is na de uitbreiding van de EU het gewicht van onze inbreng kleiner geworden. Onze stem weegt minder zwaar en we zijn ook niet meer het vanzelfsprekende gidsland. En, ten derde: de Europese besluitvorming is politieker geworden.
Tot vijftien jaar geleden was de EU hoofdzakelijk een gemeenschap waarin instellingen en lidstaten met een duidelijk gedeeld doel trachtten tot een interne markt te komen. Het maken en onderhouden van die markt wordt - gezien de vele belangen - automatisch politieker. Verdelings- en marktcorrectievraagstukken worden bij intensievere economische samenwerking steeds belangrijker, de tegenstellingen daardoor groter, en de politieke strijd intenser. Dat leidt in Nederland tot een onwennige herpositionering. We zijn in vergelijking met andere lidstaten nog niet goed in het politiek bespelen van die nieuwe Europese Unie. We behandelen onze zaak in de EU als eender welk onderwerp van buitenlands beleid. Dat zie je bijvoorbeeld bij het parlement.
De Tweede Kamer ziet, waar het de beïnvloeding van Europese dossiers betreft, niet direct een rol in de eerste linie voor zichzelf weggelegd. De regering besluit, het parlement controleert achteraf, zoals dat ook bij verdragen toegaat. In een politieker wordende EU is dat geen verstandige strategie. De Kamer kan - en moet - als voornaamste politieke forum veel meer doen. In EU-verband kan het Nederlandse parlement over voorstellen die de Europese Commissie lanceert, debatteren en de regering instrueren een bepaalde positie in Brussel in te nemen. Dat gebeurt nog veel te weinig omdat met name de Kamer geen werk maakt van de beïnvloeding vooraf en zich tevreden stelt achteraf te horen welke positie de regering in Brussel heeft ingenomen. Dit is een slecht antwoord op de politisering van de EU en ook geen slim gebruik van de grotere rol die nationale parlementen tegenwoordig in de EU toekomt.
Het Nederlands ongemak met de politiekere EU zie je ook terug in de afvaardiging naar Brussel. De partijen die kandidaten stellen voor het Europees Parlement sturen meestal geen spelers uit het eerste elftal het veld in. Op een enkele uitzondering na worden meestal politieke pensionado’s of aanstormende talenten kandidaat gesteld. Dat heeft tot gevolg dat er nauwelijks verbanden zijn met het Nederlandse electoraat en dat die Europese kandidaten in eigen partij weinig gewicht in de schaal leggen.
Wat verder niet helpt, is dat de kandidaten, noch de hen dragende partijen, handig zijn in het politiek vertalen van de EUvraagstukken. Minder Europese bemoeienis lees je overal terug in de verkiezingsprogramma’s. Maar wat houdt dat in? Meer of juist minder vrije markt? En hoe verdelen we de revenuen? Op basis van solidariteit of louter op basis van profijt of merite? De partijen die nog het beste in die vertaalslag slagen, zitten op de groene en dieprode linkervleugel van het politieke spectrum.
Ook andere partijen begrijpen steeds beter dat het om politieke issues gaat en niet louter om de vraag hoe de Europese instellingen zelf aan de man worden gebracht. Europa is geen politiek neutrale levertraan meer. Willen we controle houden op wat er gebeurt en onze belangen daar veilig stellen, dan zullen we ons moeten heroriënteren, en daar ook nationaal een antwoord op moeten vinden door politiek verder voorop de golf te kruipen.
Dat proces binnen de partijen is aarzelend gaande. Dat is een verstandige strategie. Struisvogelpolitiek (negeren van het Europese toneel) en abstracte institutionele discussies (wel of geen EU) zijn minder effectieve antwoorden op de EU-politisering. Vooral de Tweede Kamer moet bij zichzelf te rade gaan hoe ze zich - namens de kiezers - op een slimmere wijze en nadrukkelijker in het politieker wordende debat in de EU kunnen mengen.
Wim Voermans, hoogleraar staats- en bestuursrecht Universiteit Leiden