De kans is groot dat van de vijf beoogde superprovincies er hooguit één het levenslicht zal zien. De samenvoeging van Noord-Holland, Utrecht en Flevoland tot de eerste van vijf landsdelen is met een krap jaar verschoven van 26 maart 2015 naar 1 januari 2016. De negen andere provincies hoeven alleen te fuseren als ze dat zelf willen, zo heeft minister Ronald Plasterk van Binnenlandse Zaken (PvdA) recent in een brief aan de Tweede Kamer laten weten.
Op losse schroeven
Het lijkt er op dat er na de eerste superprovincie bestaande uit Flevoland, Utrecht en Noord-Holland
Eén ding is helder: provincies willen zichzelf niet opheffen. Hiermee is het zoveelste plan uit het regeerakkoord in de prullenbak beland. Dit komt de geloofwaardigheid van het kabinet in het algemeen en van minister Plasterk in het bijzonder niet ten goede. De stoere plannen rondom grootscheepse opschaling van gemeenten, die minimaal 100.000 inwoners moesten gaan tellen, zijn enige tijd geleden al flink afgezwakt. Het magische getal van 100.000 is losgelaten, een gemeente met 40.000 inwoners kan ook best wel.
Over de vorming van de verplichte congruente samenwerkingsverbanden om de decentralisaties werk, jeugdzorg en langdurige zorg inhoudelijk en financieel verantwoord te kunnen oppakken, hoeven de gemeenten dus eigenlijk ook niet meer wakker te liggen. Het wachten is simpelweg op weer een brief van Plasterk dat ook dit niet meer zo nodig hoeft. Daarmee wordt de kans steeds groter dat bij alles waarmee de minister tijdens deze kabinetsperiode nog komt, de gemeenten, provincies en waterschappen eerst maar eens even rustig afwachten voordat ze volijverig aan de slag gaan met een nieuwe Haagse huiswerkopdracht.
Noord-Holland, Utrecht en Flevoland zijn echter nog wel de klos. Zij moeten hun huiswerk als enige drie afmaken door met elkaar te fuseren, ook al hebben ze iets meer tijd gekregen. Daarmee komt de minister tegemoet aan een van de belangrijkste en meest gehoorde ‘ kritische kanttekeningen’, zo schrijft Plasterk aan de Kamer.
De te krappe tijdplanning was echter slechts een van de vele zaken die de drie betrokken provinciebesturen een doorn in het oog zijn. Ook het ontbreken van een integrale visie op het totale middenbestuur stuitte hen tegen de borst. De hoop was aanvankelijk nog dat Plasterk in zijn visie op de inrichting van bestuurlijk Nederland zowel een inhoudelijke onderbouwing voor de landsdelen uiteen zou zetten, alsmede een vergezicht zou presenteren voor de vorming van de overige vier landsdelen.
Die hoop is na verschijning van het stuk, eind februari, al de grond in geboord. De vrees van bestuurders dat van een mislukt experiment kan worden gesproken als de vorming van superprovincies na de eerste fusie stopt, wordt met de nu ingebouwde vrijwilligheid – dus afstel − bewaarheid.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
De lopende herindelingsprocedure is een initiatief van de minister van Binnenlandse Zaken dat in ieder geval tegen de wil van Flevoland wordt opgelegd. Er in onze provincie geen sprake van een beweging van onderop om te komen tot een samenvoeging en een dergelijke beweging is er in het verleden ook nooit geweest.
Voor mij is het dan ook uitermate wrang en eigenlijk niet te verteren dat de minister op basis van deze misvatting een fundamenteel onderscheid maakt tussen de drie Noordvleugelprovincies en de rest van de provincies.
Er is in mijn ogen geen rechtvaardiging voor het feit dat de minister de overige provincies wel de vrije keus laat om al dan niet in gesprek te gaan over een eventuele samenvoeging met andere provincies, terwijl de minister Flevoland dwingt tot een onvrijwillige samenvoeging met Noord-Holland en Utrecht, zonder dat de minister in een ordentelijk proces de inwoners en bestuurders van onze provincie heeft weten te overtuigen van nut en noodzaak van een dergelijke herindeling.
Daarbij is het merkwaardig dat de minister het eindperspectief van de vorming van vijf landsdelen zoals dat is gepresenteerd in het regeerakkoord van dit kabinet zo lichtvaardig heeft verlaten. De vorming van de Noordvleugel heeft de minister steeds genoemd als eerste stap op weg naar de realisatie van vijf landsdelen, maar in de brief van 26 april is dat perspectief verdwenen. Dit roept bij mij de vraag op waarom en in welke context de vorming van de Noordvleugelprovincie c.q. landsdeel dan wel moet doorgaan. Een unieke overdracht van (rijks)taken, zoals de minister in zijn brief noemt, zal leiden tot een grote ongelijkheid en onevenwichtigheid van het landsdeel ten opzichte van de overige provincies. Met recht een bedenkelijk bestuurlijk experiment. De minister schept hiermee een soort chaos in het middenbestuur die niet eenvoudig te herstellen zal zijn.