Een burgemeester uit oorlogstijd krijgt zeer waarschijnlijk toch geen straatnaam in Steenwijk. Het college van burgemeester en wethouders is geadviseerd af te zien van deze naam.
Straat toch niet vernoemd naar oorlogsburgemeester
Steenwijk krijgt toch geen straat genoemd naar de tweede WO burgemeester F.M. Panthaleon van Eck. Vanwege het doorgeven van joodse gegevens…
Bezwaar opperrabijn
Dat meldde de gemeente Steenwijkerland maandag. Het Comité Joods Monument Steenwijk maakte mede namens opperrabbijn Binyomin Jacobs bezwaar tegen de De Van Panthaleon van Ecklaan. De oud-burgemeester droeg in juni 1942 de gegevens van Joodse mannen over aan de Duitse bezetter. Een maand later werden tientallen van hen gedeporteerd.
Straatnamencommissie
Het advies komt van de straatnamencommissie van de gemeente. Het college moet formeel nog een besluit nemen over de naamgeving.
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Omstreden" lijkt me in deze context een beetje ongenuanceerd. Dan waren bijna álle burgemeesters in oorlogstijd omstreden.
Het is in dit geval belangrijk het persbericht van de gemeente over deze zaak goed te lezen. Daarin staat een nuancering die in dit artikel ontbreekt. De gemeente ging over de straatnaamzaak te rade bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Dat kwam met de volgende reactie:
Het NIOD heeft aangegeven zich te onthouden van een waardeoordeel over het optreden van oud- burgemeester F.M. van Panthaleon baron van Eck tijdens zijn korte periode in Steenwijk. Ook het college van B&W is deze mening toegedaan.
Een aantal opmerkingen van het NIOD zijn hieronder samengevat:
Veel burgemeesters in Nederland bleven na 1940 in functie, ook zij die geen pro-Duitse gevoelens koesterden.
De algemene motivatie die daaraan werd gegeven was dat men erger wilde voorkomen. Niet aanblijven zou tot gevolg kunnen hebben dat hun functie werd overgenomen door NSB-ers. Men hoopte door aan te blijven de Duitse maatregelen te kunnen matigen of afremmen en zo hun burgers een bepaalde mate van bescherming te kunnen bieden. Het NIOD spreekt hier over een "paternalistische beschermingsreflex".
"Pas toen de gevolgen van de bezetting voor grote delen aan de Nederlandse bevolking radicaliseerde â?? met name na de april/mei stakingen in 1943- overwonnen meer en meer burgemeesters deze reflex en durften zich de
vraag te stellen of ze of ze nog wet wilden/konden aanblijven.
In dat kader was de medewerking van de gemeente Steenwijk in 1942 aan anti-joodse maatregelen dus zeker niet uniek. De meeste gemeentes en hun burgemeesters hebben die medewerking verleend, ook burgemeesters die zich goede vaderlanders achtten. Dat betekende niet dat er geen sprake van tegenwerking was. Verzet had overigens vaker het karakter van saboteren, traineren en vertragen. Openlijk verzet tegen Duitse maatregelen vond immers niet ongestraft plaats. Het kon resulteren in strafmaatregelen als gijzeling en gevangenschap."
Conclusie
Een groot aantal Nederlandse burgemeesters is na de Duitse bezetting aangebleven. Zij hoopten met aanblijven erger te voorkomen en hun burgers zo nog enige mate aan bescherming te kunnen bieden. Binnen die context werkten zij ook mee aan anti-joodse maatregelen. Hoewel burgemeesters in die periode wellicht met goede intenties handelden, moet achteraf geconstateerd worden, dat die houding de joodse burgers niet heeft kunnen beschermen.
Gezien deze context en de complexe situatie is een eenvoudig zwart-wit oordeel over het handelen van een burgemeester in deze tijd onmogelijk te geven.
Aldus het NIOD. Het is altijd makkelijk om met de kennis van nu te oordelen over de situatie van toen.