De minister gaf vast een schot voor de boeg: verantwoordelijkheid nemen, actief meedoen, niet anoniem schelden op internet, dat zijn het soort waarden waar het kabinet aan denkt. Betutteling en onhaalbare onzin, dat was de strekking van de meeste reacties. In Bouwen op burgers beschrijft de politicoloog Herman van Gunsteren hoe de overheid er de laatste jaren in toenemende mate toe is overgegaan de burger op te voeden en te disciplineren opdat die zich als een ‘goed’ burger zal gaan gedragen.
Goede burgers
De reacties op de onlangs door minister Ter Horst aangekondigde ‘waardencatalogus’ logen er niet om. In de waardencatalogus, die gaat…
Een belangrijke oorzaak hiervoor ligt volgens hem in de klem waarin de overheid terecht is gekomen: aan de ene kant wil zij graag de steun van burgers voor haar beleid, en zoekt zij die steun ook actief, bijvoorbeeld door referenda of door honderd dagen het land in te trekken; aan de andere kant is de uitkomst van die pogingen vaak teleurstellend: mensen komen niet, mopperen alleen maar, of stemmen tegen, en dat maakt het voor de politiek lastig om op die burgers te bouwen. Bij wijze van antwoord probeert de politiek wanhopig om de Nederlandse burger te ‘verbeteren’, zodat die burger weer met een gerust hart om zijn mening of zijn medewerking kan worden gevraagd.
Die nieuwe en betere burger, is een heel andere dan de burger die centraal stond in de klassieke liberaal-democratische visie op burgerschap zoals die tot in de jaren ’90 dominant was in ons land. Daarin waren overigens wel varianten: sommigen stelden de individuele vrijheid voorop, terwijl anderen meer nadruk legden op de inbedding in sociale gemeenschappen, maar er was overeenstemming over het feit dat anderszijn een recht is van burgers, zolang als het andere burgers maar niet schaadt.
Dat nu is de laatste jaren veranderd, aldus Van Gunsteren. Het nieuwe burgerbegrip gaat uit van gedeelde waarden en cultuur, als garantie voor een goed functionerende samenleving. Van Gunsteren laat zien dat door de voorstanders van dit burgerbegrip een te simplistisch begrip van cultuur wordt gehanteerd. Veronderstellen dat er zoiets bestaat als ‘eenheid van cultuur’ is niet meer van deze tijd, waarschuwt hij. Daar komt bij dat mensen zich in hun gedrag door veel andere zaken dan cultuur laten leiden. Het is dus naïef om te denken dat je goed burgerschap kunt kweken door mensen de Nederlandse cultuur aan te leren.
Bovendien, en daar komen we aan de kern van Van Gunsterens eigen overtuigingen, is het onverstandig, omdat eigenzinnige burgers nodig zijn voor een veerkrachtige democratie. Van Gunsteren pleit voor het behoud van ruimte voor andersdenkende, soms irritante, maar hoogst noodzakelijke burger. Deze burger verstoort de eenheid, en dat is juist goed voor een democratie: democratie betekent niet dat iedereen het met elkaar eens is, maar dat er mechanismen bestaan om met meningsverschillen en waardenconflicten om te gaan.
Minder weerbaar
Halverwege zijn boek lijkt Van Gunsteren dan ineens aan een heel nieuw betoog te beginnen. Onder de kop ‘Veiligheid door preventie?’ beschrijft hij de risico’s van de beschermende houding van de hedendaagse overheid. De enorme investeringen in preventie, gericht op het voorkomen van terroristische aanslagen, gezondheidsklachten, verkeerschaos door storm en al het andere mogelijke leed, hebben een belangrijke schaduwzijde.
Preventieve maatregelen kunnen negatieve effecten hebben, maken mensen minder weerbaar, maken risicovolle situaties minder overzichtelijk, verstoren het zicht op de soms minieme kans dat een situatie zich daadwerkelijk voordoet en werken vaak discriminerend waardoor het tegenovergestelde effect wordt bereikt. Van Gunsteren pleit niet tegen preventie, maar wil dat de overheid de risico’s ervan systematischer meeweegt in haar beleid.
Dat ‘voorkomen is beter dan genezen’ niet altijd waar is, en zeker niet tot elke prijs, is een inzicht dat onze bestuurders en ambtenaren hopelijk aan het denken zet. De relatie met het thema burgerschap die Van Gunsteren legt in zijn boek is lastiger te begrijpen. Hij lijkt te willen zeggen dat de beide tendensen die hij aansnijdt – ‘gedeelde cultuur leidt tot goed burgerschap’ en de preventiedrang van de overheid – elkaar in negatieve zin kunnen versterken.
De eigenzinnige burger die in de huidige burgerschapsopvatting van de overheid wordt uitgeschakeld, is juist nodig voor het noodzakelijke tegengeluid. Dat tegengeluid houdt de samenleving en de democratie scherp, en daarmee veilig. Veiliger dan wanneer de overheid vergeefs probeert alle risico’s, hoe klein ook, systematisch uit te bannen, zonder zich af te vragen wat dat kost. De eigenzinnige burger moet dus worden gekoesterd.
Dit roept wel de vraag op of Van Gunsteren de eigenzinnige burger niet iets te romantisch voorstelt: denkt hij daarbij ook aan mensen die de bijl aan de wortel van de democratie zelf willen zetten? Van Gunsteren lijkt te vinden dat we daar niet al te bang voor moeten zijn. Woorden en gedachten zijn niet per definitie een gevaar voor de samenleving, cultuur is niet allesbepalend voor menselijk gedrag. Onze democratie kan wel tegen een stootje, en het versterken ervan bereik je in ieder geval niet door alle risico’s en alle verschillen te willen uitbannen. Noch door een waardencatalogus op te stellen, lijkt me.
Klaartje Peters is bestuurskundige en politicoloog
Herman van Gunsteren, Bouwen op burgers. Cultuur, preventie en de eigenzinnige burger, Amsterdam: Van Gennep: 2008. ISBN 9789055159734, € 22,50.