Mannelijke wethouders ervaren hun invloed in het gemeentebestuur als groter dan hun vrouwelijke collega’s. Op een schaal van 0 tot 100 scoren de mannen hun invloed op 66,5 punten, terwijl vrouwen hun eigen invloed op maximaal 60 raten.
Wethouder (m) dicht zich meeste invloed toe
Dat verschil in inschatting komt naar voren in de eerste editie van de Basismonitor Politieke Ambtsdragers. Daarin zetten bestuurskundigen…
Dat verschil in inschatting komt naar voren in de eerste editie van de Basismonitor Politieke Ambtsdragers. Daarin zetten bestuurskundigen van de Universiteit Twente en Tilburg University op een rij wie volgens raadsleden, wethouders en burgemeesters de meeste invloed binnen het gemeentebestuur heeft en hoe groot men de eigen invloed acht.
Jonge burgemeesters
Wethouders zijn het meest positief over hun eigen invloed. Raadsleden schatten hun eigen invloed het laagst in, gevolgd door burgemeesters. Wat verder opvalt is dat relatief jonge burgemeesters (van 45-54 jaar) zich als meer invloedrijk zien dan hun wat oudere collega’s (55-64 jaar).
Dominant
In de invloedsverhouding tussen het college en de ambtelijke organisatie zien raadsleden, wethouders en burgemeesters het college als de dominante partij. Maar de invloed van de ambtelijke organisatie ten opzichte van het college wordt min of meer gelijkwaardig gezien. Zeker volgens raadsleden. Wethouders en burgemeesters geven aan dat zij weliswaar het college dominant achten in die relatie, maar ook zij erkennen dat de ambtelijke organisatie substantieel invloed heeft.
Vierde macht
De grote invloed die aan de ambtelijke organisatie wordt toegekend is volgens onderzoekster Sabine van Zuydam opvallend. ‘Het kan gezien worden als teken van de wisselwerking tussen het college en de ambtelijke organisatie. De ambtelijke organisatie handelt in opdracht van het college en voert de besluiten die het college neemt uit. Tegelijkertijd kan het college niet zonder de voorbereidende werkzaamheden van de ambtelijke organisatie en vind in de uitvoering ook interpretatie van de genomen besluiten plaats. In dit kader wordt ook wel gesproken over de ambtelijke organisatie als ‘vierde macht’, een term die René Crince le Roy in 1969 introduceerde.’
Lees het volledige artikel in Binnenlands Bestuur nr. 2 van deze week (inlog)