Overslaan en naar de inhoud gaan

Iedere tijd zijn liberale eigenaardigheid

Neem de proef op de som en vraag aan honderd mensen waarmee het liberalisme geassocieerd wordt en de kans is groot dat, zelfs in een…

De ideologische invulling van dat brisante concept is echter - hoe bevattelijk op het eerste gezicht ook - verraderlijk, onderhevig aan de geest van de tijd en, uit de aard van het individualisme van de liberale partij zelf, afhankelijk van de denkkracht en invloed van felle persoonlijkheden. Maar het liberalisme is daarnaast even zozeer een intellectuele worsteling met de pragmatiek van elke dag. Dit betekent een varen tussen de klippen van een ideologie pur sang - met aanvankelijke nadruk op de negatieve vrijheid, de ruimte waarbinnen mensen met rust moeten worden gelaten door andere individuen en de overheid - en de sociale versie daarvan. Tussen 'het fatsoen van de tennisbaan' en een aangepaste, volksere variant.

 

Staan Nederlandse liberalen meestal aan de rechterzijde van het politieke spectrum, dan zijn ze nu - afhankelijk van het thema - rechts of links, net zoals alle andere partijen. De vraag is of dit als een verrijking moet worden gezien - of is de diagnose eerder dat alle partijen in hetzelfde bedje ziek zijn en áchter in plaats van vóór het volk lopen?

 

Door de geschiedenis van het liberalisme heen loopt een stroom van politieke 'vleugels', maar evengoed vindt men er een bedding waarin, méér dan in andere partijen, eigengereide 'vlerken' (Hans Wiegel) toeven. Nu de modernisering van de liberale beginselen na de Beginselverklaring van 1980 weer volop aan de orde is, wordt de behoefte gevoeld grondbeginselen als vrijheid, verantwoordelijkheid, verdraagzaamheid, sociale rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid aan revisie te onderwerpen. Ze worden als te tam ervaren, als te weinig identiteitsbepalend - en dus moet de roskam erdoor. Dat verlangen naar heroriëntatie is - en ook dat is vaste prik bij alle traditionele partijen - een weerkerend verschijnsel, het duikt als het monster van Loch Ness op.

 

Men kan het als socioloog welwillend als een aanpassing en uitdieping beschouwen van wat in een postmoderne tijd als liberaal aangemerkt moet worden of men kan het als filosoof in conservatieve zin duiden als een wat vermoeiende bezigheid die meestal open deuren oplevert, gepaard met het opwaaien van veel ideologisch stof. Als dat is gaan liggen, komt de train-train de la vie weer aan de orde en gaat men, gedwongen par la force des choses en de permanente interne tegenstellingen, weer aan damage control doen. Dat was vroeger zo, en vandaag is het temidden van de maatschappelijke turbulenties en de nieuwe onoverzichtelijkheid zeker niet anders.

Het belangrijkste overheidsnieuws van de dag

Schrijf je in voor de Binnenlands Bestuur nieuwsbrief

 

Vrijheid

 

Om in dat alles enig inzicht te verwerven komen de essays, door de historici Patrick van Schie en Gerrit Voerman samengebundeld in Zestig jaar VVD, zeer op tijd. De (zeven) auteurs zijn in hun respectievelijke analyse steevast helder en beknopt, ze leren ons veel over personen, strekkingen, hiërarchieën, reacties op kiesgedrag en intuïties binnen het Nederlandse liberalisme. Ze tonen aan dat de maatschappij, ondanks liberale korte-termijnmislukkingen, in zijn geheel toch geliberaliseerd is.

 

Ik vrees echter dat hun intellectuele fileermes en passant laat zien dat het urgente aanvoelen van een re-actualisering van het liberalisme de boutade van de geschiedenis als 'steeds anders, maar in wezen hetzelfde' alleen maar bekrachtigt. Maar dat die geschiedenis, zoals de liberale literaat Augustine Birrell in zijn Obiter dicta ooit vaststelde, eerder 'een optocht is dan een filosofie', wordt in deze essays krachtig door de feiten weersproken.

 

Het blijft ook verheugend vast te stellen dat une certaine idée de la liberté toch in de eerste plaats altijd door liberalen verwoord wordt. Dat gegeven alleen al maakt het bestaan van deze denkstroming wezenlijk voor het democratische gehalte van de samenleving, al zorgt de huidige kaping van het begrip 'vrijheid' door extreemrechts voor heel wat verwarring in de gelederen. Het is de vraag of iemand als Bolkestein, die de verdienste toekomt als eerste op de kwalijke verschijnselen van de multicultuur gewezen te hebben, er vandaag geen spijt van heeft dat hij de fanatieke geest uit de multiculturele fles gehaald heeft. Ik vrees echter dat volautomatische verkettering en resolute afwijzing van mensen als Wilders en Verdonk een liberale partij als de VVD zwaar kan opbreken.

 

Aan de andere kant dreigt de erkenning of het in debat gaan met Fortuynistisch of ander gedachtegoed tot een patstelling te leiden omdat, zoals dat in België/Vlaanderen het geval was, het origineel altijd als 'beter' wordt gepercipieerd dan de kopie. Wilders of Verdonk negeren of doodknuffelen: that's the question! De bekentenis van Gerrit Zalm dat dertig jaar integratiebeleid mislukt is, is een mooi voorbeeld van de radeloosheid van de politiek. Mooi als erkenning, maar misschien too little too late. Het liberalisme als zodanig verdraagt trouwens, zonder in enig relativisme te vervallen, geen monopolies op de waarheid.

 

Wat het socialisme recent meemaakte en wat door Scheffer zo treffend werd beschreven, namelijk een hardnekkig soort ontkennen van de negatieve kanten van een globaliserende realiteit, zou de VVD vandaag ook wel eens kunnen worden aangerekend, en het is maar de vraag of 'uitbraakstrategieën' (bijvoorbeeld naar een zwevend, kosmopolitisch en links-liberaal electoraat) enige compensatie kunnen bieden. Maar hoe rijmt men dat met een uitspraak van iemand als Remkes, die meent dat liberalen ook moeten ingaan op de ellende die uit de globalisering voorkomt, als men weet dat het nieuw te werven kiespubliek de negatieve globaliseringsaspecten het minst aan den lijve ervaart? Kortom: de angst waarin iedereen verkeert, is een slechte raadgever.

 

Ankersmits recente vraag naar hertimmering van de staat, vindt men nagenoeg in elk van de essays terug. Het is een liberaal gegeven dat onontwijkbaar is: de rol van de staat is altijd al een diepe preoccupatie geweest bij liberalen en ook de antwoorden daarop zijn aan ideologische fluctuaties onderhevig. Maar dat liberalen in dit opzicht altijd als ideologisch knipperlicht fungeerden en daardoor christen-democraten en socialisten attendeerden op hun soms etatistische dadendrang, is misschien wel de grootste verdienste.

 

Ondermaats

 

Wie in Zestig jaar VVD de behandelde thema's tot zich neemt, zal daarin een benadering aantreffen die de bovengenoemde elementen ruimhartig thematiseert. In die zin alleen al voorzien ze in een historische Wiedergutmachung: de aandacht voor het liberalisme is immers, in tegenstelling tot die voor andere politieke stromingen, geruime tijd ondermaats gebleven, óók aan de universiteiten.

 

Die geringe aandacht is voor een goed deel aan de aard van deze ideologie zelf te wijten. Het behoorde immers niet tot de 'natuur' van het liberalisme heftig te mobiliseren. Reeds bij het ideologische vertrekpunt was er nauwelijks aandacht voor organisatie en gedroeg men zich als een kiesvereniging. Ab initio stond men afkerig van verzuiling, en later moest men in een tijdperk van massapolitiek als individualistisch angehauchte partij overeind zien te blijven.

 

De mutatie naar een moderne politieke partij vanaf de jaren tachtig ging gepaard met een afzwakking van de traditionele liberale voorkeur voor het rationele ten faveure van de onvermijdelijke emotionalisering van het politieke bedrijf. Zo evolueerde de VVD vanuit een klassiekliberale negentiende-eeuwse traditie waarin grondwet en Kamer centraal stonden, naar een Wiegeliaanse 'opgewekte' volksere partij en belandde ze uiteindelijk in dezelfde postmoderne knoop waarin de klassieke organisaties zich als bestuurders-partijen bevinden. De wat opgedrongen spagaat tussen modern en postmodern die liberalen uitvoeren, smaakt een groot deel van een volatiel kiespubliek blijkbaar niet. En om de gunst van het zwevende publiek wordt vandaag harder dan ooit gevochten.

 

In de strijd en de onmacht die daarbij ervaren wordt, gaan de klassieke partijen zelf ook zwevend gedrag vertonen. In die zin verschillen ze nauwelijks van elkaar. In hun ideologische herbronning zijn het in fine allen meesters in het managen van de eigen angsten. Maar ook dat is niet echt nieuw: dat tonen deze essays in Zestig jaar VVD exemplarisch aan.

 

De Belg Wim van Rooy is neerlandicus en essayist

 

Patrick van Schie & Gerrit Voerman (redactie), Zestig jaar VVD. Boom, Amsterdam, 2008, ISBN13: 9789085065449, € 19,50

 

Bevestig jouw e-mailadres

We hebben de bevestigingsmail naar %email% gestuurd.

Geen bevestigingsmail ontvangen? Controleer je spam folder. Niet in de spam, klik dan hier om een account aan te maken.

Er is iets mis gegaan

Helaas konden we op dit moment geen account voor je aanmaken. Probeer het later nog eens.

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

Heeft u al een account? Log in

Maak een gratis account aan en geniet van alle voordelen:

Heeft u al een account? Log in