De drie voorbeelden laten zien dat het publieke en het private domein zeer nauw met elkaar zijn verweven. Voor het produceren van de publieke voorziening wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van een private organisatievorm of een privaat instrument, zoals een contract. Soms gaat het om een private organisatie waarvan men wil dat deze publieke belangen nastreeft en het komt voor dat de overheid zich in commercieel vaarwater begeeft door producten te leveren die in de markt ook tot stand komen.
De rafelranden van de overheid
Aan de randen van de overheid doen zich interessante problemen voor. In het publieke debat vertalen deze problemen zich in de vraag of de…
In zijn oratie bij zijn benoeming aan de Universiteit van Tilburg als bijzonder hoogleraar Goed bestuur bij publiekprivate arrangementen, signaleert Cor van Montfort dat de grens tussen publiek en privaat steeds verder vervaagt door het ontstaan van een groot aantal publiekprivate arrangementen. Publiekprivate arrangementen doen zich voor waar de overheid zich mengt in private verhoudingen. Vaak gaat het dan om het voortbrengen van concrete diensten, zoals openbaar vervoer of zorg. Maar samenwerking tussen overheid en private partijen vindt ook plaats op het meer abstracte niveau van beleidsontwikkeling.
Van Montfort noemt als voorbeeld het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, waarin behalve verzekeraars diverse ministeries en gemeenten participeren. Dit centrum stelt zich ten doel informatie tussen partijen uit te wisselen en uiteindelijk overheidsbeleid bij te sturen. Een ander voorbeeld is het Center for public innovation, waarin het ministerie van Vrom samenwerkt met een aantal universiteiten, kennisinstituten en adviesbureaus.
Commercialiseren
Soms leidt de samenwerking tot het vercommercialiseren van publieke dienstverlening. Voor de overheid kan het bijvoorbeeld aantrekkelijk zijn om bushokjes te verhuren aan een bedrijf dat in ruil voor het onderhoud de reclameruimte mag vermarkten. En er zijn ziekenhuizen die op commerciële basis medicijnen produceren, als waren ze zelf fabrikanten. De veronderstelling is dat de inkomsten die op deze manier worden vergaard, uiteindelijk ten goede komen aan de publieke dienstverlening zelf: de bushokjes blijven schoon en de ziekenhuizen kunnen door het commercieel exploiteren van overcapaciteit ook de minder rendabele medicijnen produceren.
Behalve in deze zichtbare samenwerkingsvormen, komen publiekprivate arrangementen in een minder zichtbare vorm voor, binnen de overheidsorganisatie zelf. De opkomst van het contractbeheer en benchmarking zijn voorbeelden. Met deze private instrumenten wordt beoogd de kwaliteit en de efficiency van de dienstverlening te vergroten.
Beoordeling
De vele voorbeelden van publiekprivate arrangementen die Van Montfort in zijn oratie noemt, onderstrepen het belang van onderzoek naar dit soort mengvormen. Zo werpt Van Montfort de vraag op hoe de prestaties van publiekprivate arrangementen moeten worden beoordeeld. Een typische overheidsorganisatie werkt immers volgens andere principes dan een private organisatie. Een organisatie die door winstoogmerk wordt gestuurd, zal zich niet laten leiden door publieke principes als solidariteit, privacy en rechtsgelijkheid. Verondersteld kan worden dat deze waarden beter worden behartigd in het publieke domein. Daar staat echter weer tegenover dat de publieke context immuun is voor prijsprikkels of klanttevredenheid.
In een publiekprivate mengvorm wordt geprobeerd het beste van twee werelden met elkaar te verbinden. Het toevoegen van private prikkels in de publieke sfeer gaat echter onvermijdelijk ten koste van publieke belangen en stelt hoge eisen aan de capaciteiten van de professionals binnen de overheidsorganisatie. Zo veronderstelt het publiekprivate instrumentarium in de Wet werk en bijstand en de Wet maatschappelijke ondersteuning dat gemeenten goede contracten sluiten met re-integratiebureaus respectievelijk thuiszorgorganisaties. Ruimte in het contract vergroot het risico op een onvoldoende adequate uitvoering. Het is bovendien nog maar de vraag of private prikkels echt realiseren wat ze be-ogen. Hoewel er prijsprikkels worden geïntroduceerd, vergen uitvoerige contracten ook strikt toezicht op de naleving daarvan. Dit soort toezicht gaat uiteindelijk ten koste van de efficiëntie.
Van Montfort signaleert dat veel publiekprivate arrangementen niet het resultaat zijn van een weldoordachte beleidskeuze. Vaak gaat er een ‘halve wil’ aan vooraf: om te voorkomen dat men de boot mist, wordt gekozen voor een mengvorm, zonder de consequenties volledig te doordenken. Het gevolg is niet alleen dat het daardoor onmogelijk wordt om de prestaties te beoordelen, maar ook dat de argumenten ontbreken om de klaagzang over de uitverkoop van de publieke sector en de verschraling van de publieke dienstverlening van adequate repliek te dienen. Van Montfort laat zien dat er nog veel onderzoek nodig is om hierover een zinnig debat te kunnen voeren.
Albertjan Tollenaar is onderzoeker en universitair docent bij de vakgroep Bestuursrecht en Bestuurskunde van de Rijksuniversiteit Groningen.
Cor van Montfort, Besturen van het onbekende. Goed bestuur bij publiek-private arrangementen (oratie Tilburg), Den Haag, Uitgeverij Lemma 2008, ISBN 978 90 5931 235 7, 97 pagina’s.