Gemeenten bestraffen bijstandsfraude op grote schaal
Totaalcijfers over de omvang van ‘bijstandsfraude’ zijn lastig te vinden, maar door gemeenten wordt volop gesanctioneerd. ‘Linkse’ gemeenten lijken, ondanks de strenge wetgeving, wat minder streng dan ‘rechtse’.

Keiharde cijfers over de totale omvang van ‘bijstandsfraude’ zijn lastig te vinden, maar door gemeenten wordt op grote schaal gesanctioneerd. ‘Linkse’ gemeenten lijken, ondanks de strenge wetgeving, wat minder streng dan ‘rechtse’. Burgers die zo'n sanctie aanvechten, krijgen veelal nul op het rekest.
Inlichtingenplicht
In het geruchtmakende ‘boodschappengate’ in de gemeente Wijdemeren was sprake van schending van de inlichtingenplicht. De al wat oudere kwestie kwam in december in het nieuws en werd door velen uitgelegd als een voorbeeld van bot en Scrooge-achtig overheidshandelen. De zaak draait om een vrouw uit deze gemeente die 7.000 euro bijstand moet terugbetalen, omdat haar moeder af en toe levensmiddelen voor haar kocht. De Wijdemeerse tekende zonder succes bezwaar aan tegen de beschikking en ging in beroep. De bestuursrechter stelde de gemeente in het gelijk.
Zeven procent
Hoe vaak komt het tot overtredingen als in het bovengenoemde geval? In 2019 ontdekten gemeenten overtredingen van de inlichtingenplicht bij zeven procent van hun bijstandsbestand (bron: Divosa, Benchmark Werk en Inkomen, Jaarrapportage 2019). Het totale aantal bijstandsontvangers tot de AOW-leeftijd over dat jaar bedroeg 413.000, zo blijkt uit CBS-cijfers, hetgeen betekent dat rond de 29.000 van hen de inlichtingenplicht zou hebben geschonden. Daarbij ging het bijvoorbeeld om het verzwijgen van inkomsten, samenlevings- of adresfraude, of het niet melden van buitenlands bezit. Ook het niet melden van giften, hoe klein soms ook, kan worden uitgelegd als schending van de inlichtingenplicht en kan grote gevolgen hebben. De Divosa-cijfers zeggen niet alles, want niet alle gevallen waarin informatie is achtergehouden, worden immers ontdekt.
Bezwaar en beroep
Tot bezwaar en beroep door inwoners die zich onterecht benadeeld voelen, komt het vaak niet eens. Bert Marseille, hoogleraar bestuurskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, doet veel empirisch onderzoek in het sociaal domein. Voor de Raad voor de Rechtsbijstand onderzoekt hij bij zestien gemeenten de wijze waarop wetten worden uitgevoerd, evenals de mate waarin gesanctioneerd wordt. Veel gemeenten houden dat niet precies bij. En als het wel gebeurt lopen definities volgens de hoogleraar vaak uiteen. Daarom huivert hij om cijfers te noemen.
Navlooien bankrekening
Wel neemt hij voor zijn rekening ‘dat door gemeenten op grote schaal wordt gesanctioneerd’. Waarbij de Participatiewet binnen het sociaal domein ‘de meest conflictueuze is, die leidt tot de meeste beroepszaken.’ Met als kanttekening: ‘Die wet is streng, maar desondanks gaat de ene gemeente er anders mee om dan de ander. Een gemeente met een wat linkser college zal in de uitvoering minder streng zijn dan een van rechtser signatuur. Ik kom ook gemeenten tegen, waar bij wijze van spreken een ambtenaar alle stortingen op een bankrekening navlooit.’ Of burgers in beroep gaan, hangt volgens hem sterk af van de wijze waarop besluiten worden uitgelegd. ‘Krijgt iemand niet meer te horen dan dat 1.600 euro wordt teruggevorderd, zonder toelichting, dan is zo iemand waarschijnlijk sneller geneigd het besluit aan te vechten.’
Geen dringende reden
Advocaat en handhavingsspecialist Thomas Sanders deed voor zijn promotieonderzoek onderzoek naar bestuursrechtelijke ‘herstelsancties’. In totaal vrat hij zich door 5.257 gepubliceerde uitspraken uit de periode 2013-2018, over terugvorderingen op grond van de Participatiewet. ‘In 722 van die zaken is getoetst of er sprake was van een dringende reden om van terugvordering af te zien, de enige reden waarom je als gemeente niet zou moeten terugvorderen. In géén van de door mij bekeken gepubliceerde gevallen zag de rechter zo’n dringende reden.’ Burgers die de inlichtingenplicht schenden, zijn volgens hem snel uitgepraat, aldus Sanders. ‘Voor gemeenten die willen terugvorderen, is de inlichtingenplicht de makkelijkste grondslag. De wet is uitgevoerd en daarmee is de kous meestal af.’
Bevoegdheid tot terugvordering
Tot 2013 gold voor gemeenten geen verplichting maar een bevoegdheid tot terugvordering. Sinds de inwerkingtreding van de wet Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (ook wel ‘Fraudewet’), is sprake van een ‘gebonden bevoegdheid’ en daarmee is coulance van de baan. Op grond van het huidige artikel 58 van de Participatiewet leidt schending van de informatieplicht nu áltijd tot een terugvordering, met daar bovenop nog een bestuurlijke boete. De uitkomst van de rechtszaken, in eerste aanleg of in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, is in essentie in vrijwel alle gevallen gelijkluidend, zegt Sanders: ‘In het overgrote deel van zulke zaken blijft de terugvordering in stand. De financiële positie van de belanghebbende speelt daarbij een zeer beperkte rol.’
Onevenredig
Komt het na bezwaar en beroep tot een rechtszaak, dan moet de bestuursrechter volgens de Algemene wet bestuursrecht (artikel 3:4) in beginsel meewegen of de gevolgen van een besluit voor de belanghebbende niet onevenredig uitpakt in relatie tot de met het besluit te dienen doelen. Hier schuurt de Awb volgens Sanders met de bepalingen van de Participatiewet. Die wet bepaalt volgens hem dat de bestuursrechter die evenredigheidstoets nu juist niet mag uitvoeren. ‘De wetgever heeft door de huidige verplichte terugvordering in de Participatiewet, die evenredigheidstoets in feite al voor het bestuur en de rechter verricht.’
Initiatiefwetsvoorstel
De naar de mening van deze partij ‘onbarmhartige’ praktijk van de Participatiewet heeft inmiddels geleid tot een initiatiefwetsvoorstel van de ChristenUnie. Na signalen van wethouders wil de partij gemeenten meer discretionaire ruimte gunnen. Daartoe moet de huidige verplichting tot terugvordering worden vervangen door een niet-verplichtende bevoegdheid. De partij dringt aan op een zo spoedig mogelijke behandeling van het voorstel.
Onhandig
Sanders vindt dit wetsvoorstel beter dan een amendement van D66 en CDA met hetzelfde doel. ‘Het geeft het bestuur en de rechter ruimte om eigen afwegingen te maken en ook verantwoordelijkheid voor die afwegingen te dragen’, aldus de advocaat. ‘Het amendement van D66 en CDA daarentegen is in mijn ogen wetgevings-technisch onhandig, omdat het andere bepalingen uit de Participatiewet ongemoeid laat. Dan krijgen we dat gemeenten wel een belangenafweging mogen doen met betrekking tot terugvordering, maar desondanks een bestuurlijke boete moeten opleggen. De gedachte van het amendement is leuk, maar de uitwerking niet denderend.’
Reacties: 9
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Zoals vermeld is de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) een paraplue wet en regelt deze de procedures en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in het bestuursrecht. Zoals ik het altijd heb begrepen is de inhoud van deze wetgeving toepasselijk/toepasbaar op alle wetgeving. Het begrip hardheidsclausule zou in die wetgeving misschien wat kunnen worden aangescherpt. Nu wordt het ook wel genoemd in relatie met het evenredigheidsbeginsel. Overigens geef ik mijn interpretatie graag voor een betere.
1. Bert Marseille: 'Of burgers in beroep gaan, hangt volgens hem sterk af van de wijze waarop besluiten worden uitgelegd.'
2. Hier schuurt de Awb volgens Sanders met de bepalingen van de Participatiewet. Die wet bepaalt volgens hem dat de bestuursrechter die evenredigheidstoets nu juist niet mag uitvoeren. ‘De wetgever heeft door de huidige verplichte terugvordering in de Participatiewet, die evenredigheidstoets in feite al voor het bestuur en de rechter verricht.’
Ad. 1.
Ik ben 11 jaar lang lekenrechter in een Raad van Beroep geweest. Ook daar kwam het vaak voor dat de voorzitter een klager uitlegde waarom het bestuursorgaan het betreffende besluit had genomen. Vrijwel altijd hadden de klagers daar vrede mee.
Dat betekent dat veel bezwaar- en beroepszaken voorkomen kunnen worden door te investeren in het uitleggen van het besluit. Er kunnen 2 redenen zijn waardoor deze uitleg in 1e instantie niet valt bij klagers.
1. De betrokken ambtenaar kan zich, vanuit het denken in de eigen systeemwereld, niet verplaatsen in de belevingswereld van klagers. Dan wordt de uitleg 'verkeerd' gestuurd.
2. De klager vertrouwt de ambtenaar niet. Dan komt de uitleg niet aan.
De redelijkheid die klagers tonen bij de uitleg van het besluit door de voorzitter van de Raad van Beroep geeft een indicatie dat uitleg door een neutraal geacht persoon eerder wordt aanvaard. Wellicht speelt daarin ook meer begrip voor de belevingswereld van klagers een rol.
Als burger heb ik bij enkele inspraakbijeenkomsten aan mijn medeburgers uitgelegd hoe de AWB werkt en welke bescherming die geeft tegen onredelijke of onbillijke bejegening. Dat leidde tot een vermindering van de weerstand van burgers tegen de ambtenaren en tot een beter inhoudelijk gesprek.
Ad. 2.
De Raad van State heeft bij de uitspraken over de toeslagenaffaire een afweging gemaakt over de dominantie van wetten. Daarbij heeft zij in 1e instantie een vaktechnische wet bovengeschikt verklaard aan de AWB, om daar vervolgens (als ik dat goed interpreteer), in 2019 op terug te komen en de AWB bovengeschikt aan vaktechnische wetten te verklaren.
De 2e kamer kan in een motie die bovenstelling van de AWB aan vaktechnische wetten simpel in een besluit bevestigen en de minister opdracht te geven dat in de wet te verankeren. Vooruitlopend op het van kracht worden van het besluit kan de bestuursrechter dan, in afwachting van dit/deze besluit/wet, de Beginselen van Behoorlijk Bestuur altijd en op iedere vaktechnische wet van toepassing verklaren.
Op deze manier kunnen de grondbeginselen van de AWB snel en effectief in ere worden hersteld.
Verbeter de wereld en begin bij jezelf!