5 fundamentele vragen over Wet inburgering
Voor een goede inburgering zijn alle ogen gericht op de gemeenten die hierover vanaf 1 januari de regie krijgen. Het succes van de nieuwe inburgeringswet hangt volgens Monique Kremer* grotendeels af van de uitvoering. Een ‘lerend en adaptief stelsel’ vraagt een antwoord op vijf in dit essay gestelde, fundamentele vragen.
Voor een goede inburgering zijn alle ogen gericht op de gemeenten die hierover vanaf 1 januari de regie krijgen. Het succes van de nieuwe inburgeringswet hangt volgens Monique Kremer* grotendeels af van de uitvoering. Een ‘lerend en adaptief stelsel’ vraagt een antwoord op vijf in dit essay gestelde, fundamentele vragen.
Hoe vergroot je verbinding?
Inburgeringsbeleid zou niet alleen migranten moeten ondersteunen, maar ook de verbinding vanuit de ontvangende samenleving moeten vergroten. Inburgering, schrijft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, is een tweezijdig proces. Migranten, zoals ze zelf zeggen, voelen zich meer thuis als ze naast betaald werk contacten hebben met Nederlanders.
Zetten gemeenten wel voldoende in op wederzijdse contacten en ontmoetingsplekken? Denk aan welkomstcentra zoals in Canada maar ook ‘warme plekken’ in buurten en bedrijven. Het zijn immers buren, kennissen, onderwijzers en werkgevers die het verschil moeten maken. Het gevaar dreigt dat door de focus op inburgering van ‘de migrant’ het brede vraagstuk van verbindingen maken, ook via organisaties in het maatschappelijk middenveld, uit beeld raakt.
Hoe haal je het beste boven?
Halleh Ghorashi, ooit uit Iran gevlucht en nu hoogleraar aan de Vrije Universiteit, hekelt de veronderstelling dat vluchtelingen bij voorbaat niet actief of zelfredzaam zijn. ‘Mensen hebben in het land van herkomst van alles bereikt, een zware weg afgelegd naar Nederland. En dan aangekomen in ons land zien we alleen maar ‘achterstanden’. Waarom kunnen we ze niet zien als mensen met talenten?’
In de nieuwe inburgeringswet is er meer ruimte voor maatwerk, inmiddels een behoorlijk sleets sleutelwoord, dat pas waarde krijgt door de invulling ervan. Overheidsvoorzieningen hebben immers de neiging om zich te voegen naar de middelmaat. En dat terwijl de verscheidenheid in nieuwkomers groot is. Hebben kleinere gemeenten wel voldoende middelen en kennis in huis over arbeid, taal en gezondheid om echt te differentiëren? Een Afghaanse tolk wil meer bereiken dan B1-niveau, terwijl een ander dagelijks worstelt met psychische problematiek.
Voor wie is inburgering?
Inburgering is verplicht voor een select gezelschap van nieuwkomers, namelijk asielmigranten en gezinsmigranten. Waarom is er alleen aandacht voor hen? De meeste migranten komen inmiddels uit Polen. Een deel van hen gaat terug als het werk ophoudt, maar een deel blijft. Een nieuwe generatie van kinderen die tolken voor hun ouders ziet het licht. Ook de hoger opgeleide arbeidsmigranten uit India of Zuid-Korea, die dan expats heten, hoeven evenmin Nederlands te leren.
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid schrijft daarom dat er ontvangst- en inburgeringsvoorzieningen moeten komen voor álle migranten. In Duitsland, zijn die
inburgeringsvoorzieningen er voor iedereen. Naast gemeenten zouden werkgevers daaraan best een bijdrage kunnen leveren: zij halen deze mensen immers naar Nederland. Dat draagt niet alleen bij aan de loopbaanperspectieven van arbeidsmigranten maar ook aan de veiligheid en goede samenwerking op de werkvloer. Kortom, er is behoefte aan inburgering voor een bredere groep migranten, terwijl de aandacht op dit moment juist verengd tot de nieuwe asielmigranten.
Hoe borg je kwaliteit?
De inkoop en kwaliteit van het inburgeringstraject is bij gemeenten in betere handen dan het individu. Maar wie borgt dat gemeenten goede, op maat gemaakte, inburgeringstrajecten ontwikkelen? En hoe voorkomen we dat een nieuwkomer veel beter af is in gemeente X dan in Y? Grote gemeenten kunnen leunen op hun ervaring met grotere groepen nieuwkomers. Maar bij ons gaat het om kleine en ook nog eens onvoorspelbare aantallen, zeggen ze bijvoorbeeld in Venlo en Helmond. De kennis over en ervaring met inburgering van nieuwkomers, schrijft het SCP, moet bij gemeenten grotendeels opnieuw worden opgebouwd.
De nieuwe inburgeringswet heeft tijd nodig om vorm te krijgen in gemeenten. Maar voor goede uitvoering is het onverstandig alle fundamentele reflectie op te schorten: bezint terwijl ge begint. Deze vijf cruciale vragen moeten we gezamenlijk blijven stellen om tussentijds, indien nodig, nationale of lokale aanpassingen te durven maken
Dit is een sterk verkorte versie van het essay van Monique Kremer. Zij is voorzitter van de Adviesraad Migratie (ACVZ) en hoogleraar actief burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam. Lees het hele essay in BB22 (inlog).
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.