Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Vooruit struikelend van het gas af

Nergens wordt de snel stijgende energierekening zo scherp gevoeld als in de arme wijken van grote steden. Energiearmoede treft de inwoners.

22 april 2022
gaspit geld
Shutterstock

Energiearmoede als gevolg van de stijgende gasprijzen treft inwoners van kwetsbare wijken dubbel zo hard. Hoe komen die van het gas af? Anke van Hal en Matthijs Uyterlinde deden er onderzoek naar. ‘Dit zijn de plekken waar de harde klappen vallen.’

Burgemeester

Gemeente Rhenen
Burgemeester

3 Teammanagers

JS Consultancy in opdracht van GGD IJsselland
3 Teammanagers

Verduurzaming van kwetsbare wijken

Ongewild geeft de oorlog in Oekraïne hun recent verschenen rapport nog meer urgentie. ‘Samen naar een duurzame en leefbare wijk’ heet het. Ondertitel: ‘Lessen van drie jaar experimenteren in kwetsbare wijken’. Nergens immers wordt de snel stijgende energierekening zo scherp gevoeld als in de arme wijken van grote steden. ‘Er zijn bewoners’, vertelt Anke van Hal, ‘die hun centrale verwarming helemaal hebben uitgeschakeld uit vrees voor een torenhoge nota.’

Van Hal is hoogleraar duurzaam bouwen bij Nyenrode. In 2016 en 2017 woonde ze in Toronto en was daar betrokken bij projecten waar de energietransitie in kwetsbare wijken vorm kreeg te midden van een veel breder scala aan investeringen in de lokale leefbaarheid. Dit allemaal in nauwe samenspraak met de buurtbewoners. De energietransitie als hefboom voor buurtverbetering. Kon zoiets ook in Nederland?

Ze trof Matthijs Uyterlinde op haar pad, in die tijd onderzoeker bij Platform31 (nu bij het Verwey-Jonker Instituut) en op zoek naar manieren om de leefbaarheid in kwetsbare wijken weer op de agenda te krijgen sinds het grotestedenbeleid door het kabinet-Rutte I drastisch werd afgeschaald. Ze sloegen de handen ineen. Het resultaat was het eind 2018 gestarte, driejarige programma ‘Verduurzaming van kwetsbare wijken’, waarin ze, ondersteund door het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW), samen met achttien gemeenten in de praktijk op zoek gingen naar koppelkansen tussen duurzaamheid en leefbaarheid. Hun rapport is de eindbalans. Het geeft een goed beeld van het ’vooruit struikelen’ van de achttien gemeenten die meededen. Iedere wijk, is een van hun conclusies, vereist een aanpak op maat. Al zijn er ook talloze lessen voor alle gemeenten te trekken.

Buitengesloten

Een van de eerste dingen waar het tussen gemeenten en bewoners makkelijk fout gaat, is de begrenzing van een wijk. ‘Gemeenten zijn geneigd te starten vanuit administratieve eenheden als de CBS-indeling’, zegt Uyterlinde. ‘Bewoners maken vaak een andere indeling, ingegeven door hun eigen leefwereld. Vaak is dat een kleiner gebied, bijvoorbeeld aan een aantal blokken in hun straat, of het gebied tussen een plein en de grote weg. Je moet je er als gemeente goed rekenschap van geven hoe die grenzen door bewoners worden beleefd. Anders ontstaat er spraakverwarring. Dan kunnen bewoners zich buitengesloten voelen omdat ze, vanwege een toevallige CBS-grens, geen onderdeel zijn van het plangebied, terwijl ze zelf denken erbij te horen.’

En dan? Hoe kom je als gemeente met de bewoners van een kwetsbare wijk in contact? ‘Eerst zonder agenda gaan praten’, zegt Van Hal. ‘Wat is er bij jullie aan de hand? Veel gemeenten zijn bang met lege handen naar een wijk toe te gaan. Dat kwam ook in dit programma weer naar voren. Ze durven pas met bewoners te praten als er een plan ligt.

Een energiedeskundige zal denken: het moet hier helemaal anders

Maar je kunt heel goed met bewoners in contact komen door te zeggen: “Wij moeten in jullie woonomgeving aan de slag vanwege de energietransitie. We willen rekening houden met wat er speelt. Vertel het ons.” Alleen dan krijg je helder hoe zo’n wijk is opgebouwd. Waar de mensen wakker van liggen en waar ze trots op zijn.’

Dat laatste element – trots – wordt door gemeenten vaak vergeten, aldus Van Hal. Ten onrechte. ‘Een energiedeskundige die zo’n wijk verkent zal denken: het moet hier helemaal anders. Maar dan ga je voorbij aan emoties die ook in de wijk bestaan. In Toronto werden nostalgie-wandelingen georganiseerd: oudere mensen die aan andere bewoners uitlegden wat er allemaal zo leuk was aan hun wijk.’

‘Er zit veel organisatiekracht in dit soort wijken die je niet ziet als je vanuit een beleidsnota start’, vult Uyterlinde aan. ‘Begin met luisteren naar wat er zoal leeft in de wijk. En doe, daarvóór al, als gemeente je huiswerk.’ Van Hal: ‘Haal alle kennis bij elkaar die er over een wijk valt te verzamelen. Bewoners waarderen het enorm als je laat zien dat je goed bent voorbereid. Ga met de politie, de buurtopbouwwerker om tafel zodat je goed beslagen ten ijs komt. Dan voelen wijkbewoners zich veel serieuzer genomen.’

Onorthodox

Dan het daadwerkelijke transitieproces. Wie moet dat leiden: een technisch expert of iemand met een sociale achtergrond? Volgens Uyterlinde maakt de disciplinaire achtergrond van de projectleider weinig uit. ‘Het moet een ondernemende ambtenaar zijn die in staat is verbindingen te leggen. Zowel tussen de verschillende opgaven als tussen de partijen die in de wijk actief zijn: de corporatie, de warmteleverancier, de netbeheerder. Maar hij of zij moet ook nauw contact houden met opbouwwerkers, bewonersinitiatieven, ondernemers, met sportverenigingen soms. Een goede projectleider is in staat al die partijen betrokken te houden bij het proces. En om daar soms op een onorthodoxe manier mee om te gaan om doorbraken te realiseren. Dus buiten de geijkte vergaderagenda’s om.’ Moet het eigenlijk wel een ambtenaar zijn?

Terechte vraag, vindt Uyterlinde. ‘Het vertrouwen in de instituties is in dit soort wijken best zorgelijk. Als je van de gemeente komt, heb je niet altijd de beste papieren. Ik heb ooit een onderzoekje gezien waarin een gemeenteambtenaar maar net iets hoger stond dan een autoverkoper. Bij een aantal grote leefbaarheidsprogramma’s, zoals het Nationaal Programma Rotterdam- Zuid, is er bewust voor gekozen een onafhankelijke procesregisseur in te schakelen. Dat is vaak heel effectief.’

Als iemand een andere baan krijgt, stort het project vaak helemaal in

In de achttien kwetsbare wijken die aan dit project meededen, waren bijna alle projectleiders ambtenaren. Wat Van Hal daarbij opviel, was de afhankelijkheid van een ‘verbindende persoon’. Als zo iemand een andere baan krijgt, stort het project vaak meteen helemaal in. Dat is een harde les. Het is heel belangrijk dat aan een goede overdracht wordt gewerkt. In de onderzochte wijken ging dit niet altijd goed.’

Serieus

Ook bij de betrokken geraakte bewoners bleek er geregeld sprake van verloop. Mede veroorzaakt door de hoeveelheid tijd die de verduurzaming van een wijk vergt: een proces immers vaak van vele jaren. Hoe hou je de burger al die tijd betrokken? ‘Neem participatie vanaf het begin serieus’, beklemtoont Uyterlinde. ‘Niet alleen op momenten die aansluiten bij de gemeentelijke agenda, maar hou continu de lijn open. Een klassieke inspraakgroep, dat is ouderwetse beleidsparticipatie. Je krijgt dan vooral hoogopgeleide, witte ouderen aan tafel. Want die hebben tijd, interesse en vergaderervaring. Zeker in deze wijken worden heel veel bewoners zo niet bereikt. Zoek naar laagdrempeliger vormen van participatie.

Je kunt bewoners ook vragen om af en toe een half uurtje online over een brief of een bewonersbijeenkomst mee te denken.’ Hoe voorkom je dat je dan toch alleen de usual suspects onder de bewoners binnenhaalt? ‘Sluit aan bij waar de behoefte van de bewoners ligt’, adviseert Van Hal. Ze begint over een pannenkoekenfeest voor de kinderen, waar in hun slipstream ook de ouders opdraven. ‘Dan kom je op een heel andere, veel leukere manier bij mensen binnen.’

Uyterlinde memoreert de koffiekar die in het Groningse Selwerd door de straten reed en de ‘huiskamer aardgasvrij’ in de Rotterdamse wijk Pendrecht, waar bewoners ook met allerlei andere vragen kwamen aanzetten. Neem bewoners en hun zorgen serieus, is het devies. Al kun je je daarmee ook onvoorziene problemen op de hals halen. In een van de gemeenten keerde de inspraakgroep zich gaandeweg tegen de koers van de gemeente omdat ze liever een andere warmte-oplossing wilden. Uyterlinde: ‘Dat zijn ingewikkelde situaties, horend bij de fase van de transitie waar we nu in zitten. Je moet als gemeente vaart maken om de doelstellingen van het Klimaatakkoord te halen, terwijl nog niet alle randvoorwaarden zoals geld, techniek, regelgeving op orde zijn. Dat kan tot onrust en onvrede onder burgers leiden. We hebben geen kant-en-klare oplossing als bewoners iets anders wil dan de gemeente en haar partners. De les is wel dat je het participatieproces niet moet ophangen aan een klein groepje bewoners dat makkelijk losgezongen raakt van de rest van de wijk.’

Harde klappen

Samenvattend is de les dat je als gemeente gewoon moet beginnen, vinden Van Hal en Uyterlinde. ‘En ja’, vult Van Hal aan, ‘het duurt lang voordat je de eerste resultaten ziet. Maar het is zoals transitiehoogleraar Jan Rotmans het noemt: je zaait bij een transitie in steeds vruchtbaarder aarde. Het is heel belangrijk dat je je als gemeente realiseert dat er wel degelijk vooruitgang is, ook al is die soms nauwelijks zichtbaar. Anders werkt het demotiverend. Want het proces gaat zeker niet zo snel als we zouden willen.’

Maken gemeenten het zich niet moeilijk door in dit type kwetsbare wijken met de transitie te beginnen? Een wijk met een homogenere, hoogopgeleide bevolking staat immers doorgaans veel welwillender tegenover duurzame energie. Nee, vindt Van Hal. ‘De inkt van ons rapport was nog niet droog of de wereld veranderde. De energieprijzen stijgen nu razendsnel. Juist hier ligt voor gemeenten de opgave om snel aan de slag te gaan, willen er niet hele wijken failliet gaan. Dit zijn de plekken waar de harde klappen vallen.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie