Advertentie
ruimte en milieu / Nieuws

RES: netcapaciteit en draagvlak blijven knelpunten

De kans dat in Nederland in 2030 de grens van 35 TWh aan duurzaam opgewekte stroom wordt behaald is vrij groot. Dat blijkt uit de doorrekening van de 30 (concept) Regionale Energiestrategieën (RES) door het Planbureau voor de Leefomgeving. Maar er zijn nog wel wat belangrijke knelpunten, zoals de aanpassing van het Nederlandse elektriciteitsnet, het ruimtegebruik en het draagvlak onder de bevolking. En die knelpunten hebben veel met elkaar te maken.

01 februari 2021
shutterstock-1784084171.jpg

De kans dat in Nederland in 2030 de grens van 35 TWh aan duurzaam opgewekte stroom wordt behaald is vrij groot. Dat blijkt uit de doorrekening van de 30 (concept) Regionale Energiestrategieën (RES)  door het Planbureau voor de Leefomgeving. Maar er zijn nog wel wat belangrijke knelpunten, zoals de aanpassing van het Nederlandse elektriciteitsnet, het ruimtegebruik en het draagvlak onder de bevolking. En die knelpunten hebben veel met elkaar te maken.

Berekening

De 30 RES-regio’s leverden op 1 oktober 2020 hun concept-RES in, een grove berekening van de hoeveelheid duurzame stroom ze in hun regio verwachten op te wekken uit wind en zon. De uiteindelijk narekening van het PBL laat een positief beeld zien. Het doel, 35 TWh in 2030, lijkt binnen handbereik. De totale som van alle plannen is zelfs een stuk meer: 52,5 TWh, maar dat is het maximum van bestaande projecten, harde plannen en plannen waarvoor nog geen vergunningen of zelfs initiatiefnemers zijn.

 

Pijplijn

Het PBL maakt daarom ook duidelijk onderscheid in plannen die ‘in de pijplijn zitten’ en aan alle voorwaarden voor de start van de bouw hebben voldaan, en veel vagere ambities van de regio. Volgens PBL-onderzoeker Jan Matthijsen ligt de middenwaarde van plannen die realiseerbaar zijn op 38,2 TWh, dus nog boven de doelopbrengst. ‘Het positieve beeld van de eerdere tussentijdse analyse is wel versterkt.’ Daarbij gaat het PBL er ook vanuit dat van de ‘pijplijn’-projecten in, met name, zonne-energie, circa 60% tot 75% daadwerkelijk wordt gerealiseerd.

 

Wittebroodsweken

Maar de wittebroodsweken van de RES-regio’s zijn nu wel voorbij, zegt Matthijsen. ‘Het proces wordt nu scherper, maar ook concreter. Dat is ook positief.’ Daarmee doelt hij op de vragen en uitdagingen die er in al die regio’s nog zijn: waar plaatsen we al die windturbines en -vooral- zonneweides? Hoe passen we dat in ruimtelijke plannen? Hoe zorgen we voor draagvlak? Matthijsen: ‘plannen maken is één deel, maar het tweede is om als wethouder in zaaltjes te staan. Dat is misschien minder tastbaar, maar wel een essentieel onderdeel van het proces.

 

Uitvoerbaarheid

De ambities van de RES-regio’s zijn daarom niet alleen kwantitatief, zegt directeur Kristel Lammers van het Nationaal Programma RES. ‘Het proces is verre van af. Uit de concept-RESsen blijkt ambitie en bereidheid, maar dat zegt niet alles over de uitvoerbaarheid.’ Volgens Lammers is de volgende stap voor de RES-regio’s het inzetten op een dialoog met de eigen inwoners en zorgen voor draagvlak en participatie in de verschillende projecten.

 

Voorzichtig

Dat draagvlak blijkt voor de regio’s een punt van zorg. Want uit de optelling van het PBL is wel duidelijk dat veel RES-regio’s voorzichtig zijn geweest. De hoogste ambitie is er in zonne-energie, maar veel minder in windenergie. Dat heeft duidelijk met burgerlijke weerstand te maken: zonneparken kunnen op veel minder weerstand rekenen dan windparken. Maar die keuze heeft grote technische en financiële gevolgen. Zonneparken, en vooral als die worden gebouwd in regio’s die een weinig zwaar elektriciteitsnetwerk hebben, zorgen voor een grote piekspanning op het net als de zon schijnt, en leveren de helft van de dag en een groot deel van het jaar nauwelijks stroom.

 

Distributiecentrum

In een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer vergeleek Daan Schut, Chief Transition Officer van netbeheerder Liander en woordvoerder van de gezamenlijke netbeheerders, het aanleggen van grote zonneparken in Oost- en Noord-Nederland met het bouwen van een Albert Heijn-distributiecentrum in een 30 kilometerzone. ‘Netbeheerders zijn er nadrukkelijk niet om voor regio’s te bepalen voor welke duurzame oplossingen ze moeten kiezen. Maar wij zitten wel aan tafel om uit te leggen dat elke keuze gevolgen heeft voor tijd, geld en ruimte. En je kan je wel afvragen of het nuttig is om een tienbaans snelweg aan te leggen voor piekmomenten. Bovendien zijn er veel regio’s waar nog wel plek is op het net voor de toevoeging van grote zonneparken.’

 

Rol

De rol van netbeheerders zal door de energietransitie flink veranderen, verwacht Schut. De huidige situatie, waarbij het stroomaanbod aangepast kan worden aan de vraag door de productie van energiecentrales op te voeren, verandert in een systeem met veel meer aanbieders, opslag van teveel opgewekte stroom en afgifte bij lage productie. Bovendien zal de stroomvraag, mede vanwege de toenemende elektrische verwarming van woningen en elektrisch rijden, nog fors toenemen. En dat vraagt om een veel robuuster systeem, waar de netbeheerder op tijd in moet investeren. ‘Het gaat daarbij niet alleen om kosten, maar ook om realiseerbaarheid. Om in 2030 aan de opgave te kunnen voldoen, moeten netbeheerders investeren in grote en kleine stations voor het net. Maar zeker de bouw van grote stations kan lang duren, van 5 tot 10 jaar. Wij moeten dus snel duidelijkheid hebben over wáár we die stations moeten bouwen.’

 

Duidelijkheid

Decentrale overheden moeten daarom niet te lang wachten met het scheppen van duidelijkheid over hun keuzes voor wind en zon, en over de exacte locaties. ‘Als netbeheerders begrijpen we dat dit soms op gespannen voet kan staan met het creëren van draagvlak. Maar we moeten op korte termijn gaan beginnen met de realisatiefase.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie