Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

‘Niet om mensen te plezieren'

Verrommeling en verwaarlozing. Het Nederlandse landschap heeft het zwaar te verduren. In de Groningse Kerkhovenpolder lijkt de tijd echter stil te staan. Landschapsarchitect Eric Luiten slaat Hella Haasse er op na en bezoekt het Oldambt. Laatste aflevering in de serie Landschap in de letteren.

08 augustus 2008

‘Onderweg om de polder te inspecteren’

 

‘Grootvader Kerkhoven werd in de wandeling door zijn vrouw “Kerkje” genoemd, iets dat de kinderen die op Hunderen kwamen altijd weer deed proesten van het lachen omdat het door dat woord opgeroepen beeld niet strookte met zijn rijzige gestalte en opvallend krachtige kop. In tegenstelling tot zijn vrouw was hij - ofschoon rentenier, “in ruste” - een en al beweging, meestal onderweg om de polder die hij in het noordoosten van Groningen bezat te inspecteren, of om bezoeken af te leggen bij relaties uit die tijd toen hij nog directeur was van de firma Kerkhoven & Co, commissionaris in effecten te Amsterdam.’
Uit: Heren van de Thee van Hella Haasse, p. 28, 21ste druk

 

In zijn herinnering vormden de passages over de Johannes Kerkhovenpolder ‘minstens een hoofdstuk’ in de roman De heren van de Thee, van Hella Haasse. Toen hij het boek meer dan 15 jaar geleden las, was hij aangenaam getroffen dat de grootvader van hoofdpersoon Rudolf, de ontginner bleek te zijn van zijn favoriete stukje Nederland. Nu hij het betreffende hoofdstuk over die Groninger polder erbij wil pakken, blijkt het om niet meer dan een bijzin te gaan. Wonderlijk, hoe het geheugen werkt, constateert Eric Luiten. Onderzoek daarnaar laat hij graag over aan anderen.

 

Met zijn herinneringen aan het landschap blijkt niets mis. Dat ligt er nog exact zo bij als in zijn herinnering. ‘Het is hier zó gaaf. Dit illustreert echt de essentie van het Oldambt.’ De Johannes Kerkhovenpolder (480 hectare) werd in 1876 omdijkt. ‘En het landschap staat er stil’, vindt Luiten ‘zoals het hier hoort.’ Dit is voor de gemiddelde recreant een no go area, realiseert hij zich. ‘Dit is niet ingericht om mensen te plezieren, dit geeft zich niet zomaar weg. Hier moet je open voor staan, dat vind ik de kracht.’

 

Toen hij halverwege de jaren tachtig als ambtenaar bij Staatsbosbeheer in Groningen werkte, leerde hij deze polder en het Oldambt kennen. Hij viel er als een blok voor. Een superrationeel, kleiig en mals landschap. ‘Het is hier eindeloos open. Een kwart van je panorama is aarde, driekwart is lucht. Waar kom je dat nog tegen?’ Dit landschap is geen allemansvriend, zoals dat van zijn jeugd - de heuvels en bossen rondom Nijmegen, dat wél was. ‘Dit laat zich niet eenvoudig overmeesteren. Het is geen wandel- of fietslandschap. Maar als je een gevoel wilt krijgen van de fascinerende krachten van de natuur, dan moet je hier over de dijk gaan lopen. Met aan de ene kant het supergecultiveerde landschap van het Oldambt, en aan de andere kant het natuurlijk ecosysteem van de Waddenzee.’

 

Een mooi aspect van deze polder is dat je de begrenzing kunt waarnemen, vindt hij: de oude en de nieuwe zeedijk zijn zichtbaar. Er loopt een weg dwars door de polder die een haakse hoek maakt en in die hoek ligt een boerderij. Eric Luiten: ’Dit landschap verklaart zichzelf, daar ben ik door gefascineerd. Dit behoeft geen enkele toelichting, van deskundigen of bewoners of wie dan ook. Die dijk was nodig om de zee tegen te houden en die weg is nodig om de polder in te kunnen. Dit presenteert zich eenduidig en het is ook duidelijk hoe dit wordt gebruikt. Dat beginnen we te verliezen in Nederland. Er zijn steeds minder eenduidige topografieën.’

 

Hoe goed bedoeld ook: we zijn met z’n allen veel te veel met het landschap ‘bezig’, vindt Eric Luiten. ‘We delen alles in: dit mag natuur worden, dat mag agrarisch blijven. Er is sprake van een krachtenveld. Daardoor delen we het landschap op en daarmee halen we de eenduidigheid eruit. Het verklaart zichzelf niet meer. Nu snap je nog wat je ziet als je een trein tussen Woerden en Gouda, middenin het Groene Hart, stil zou zetten. Veenweidegebied, het patroon van de boerderijen en de verkaveling: een groot deel van de mensen komt dan met een valide verhaal over hoe dat in elkaar zit, dat behoeft geen uitleg. Maar die eenduidigheid staat onder druk.’

 

De breed gedeelde bezorgdheid om het landschap is oprecht en goedbedoeld, merkt Luiten, ‘en als we ons zorgen maken over de natuur is uiteraard één van de oplossingen om agrarische grond uit de productie te halen en daar natuur van te maken’. Eric Luiten: ‘Daar ben ik niet op tegen. Maar door alle ingrepen zijn we bezig om de logica eruit te halen. Het levert een landschap op dat niet meer te verklaren is.’

 

Het gevaar dreigt dat één landschap wordt opgedeeld in stukken: een partje natuur, een deel agrarisch, een perceel voor de cultuurhistorici: ‘elke maatschappelijke bezorgdheid kan in een eigen domein geoptimaliseerd worden’, ziet Luiten om zich heen.

 

Vertutting

 

Het landschap als resultaat van (financiële) onderhandelingen, hij moet er niet aan denken, zegt Eric Luiten: ‘O wee als iemand het in z’n hoofd haalt om de Johannes Kerkhovenpolder in drieën te hakken!’ Het gevaar lijkt hem voorlopig denkbeeldig, om dit stukje Nederland wordt nog niet gevochten. Hoewel: ‘De boerderij die daar staat is rijksmonument geworden. Dat is wel een teken. Want zo’n aanwijzing gaat de ontwikkeling van een vitaal agrarisch bedrijf frustreren. Dan mag de boerderij straks niet uitbreiden met nieuwe schuren omdat monumentenzorgers de historische situatie overeind willen houden. Aan de andere kant: slopen mag dan natuurlijk ook niet meer, als je dat al zou willen in het kader van de schaalvergroting of vooruitgang. Ik weet niet waarom het een rijksmonument is geworden, daar moet een reden voor zijn. Ik stel voorzichtig vast dat er daardoor vragen rijzen over continuïteit en zelfverklarendheid van dit panorama.’ Misschien is het een begin van de ‘vertutting’ die hij zo vreest. ‘Als je het pittoreske van een landschap of zo’n boerderij gaat koesteren, dan moet je alert zijn.’

 

Op zichzelf denkt hij dat het nogal wel mee valt met de bedreigingen van het Oldambt als landschap. Als productiegebied is het interessant, de prijzen van agrarische producten stijgen weer. Je kunt hier ook niet zoveel verpesten, constateert hij.

 

‘Het is een kraakhelder landschap. Verrommeling is hier niet aan de orde. Het is niet interessant voor tweede huisjes.’ De dreiging komt wellicht uit andere hoek: ‘Deze polder werd als laatste op de Dollard veroverd. Vanuit ecologische hoek zie je wel dat er aan alle dijken wordt geknabbeld. Ik zou het erg jammer vinden als je deze dijk zou doorsteken en het gebied terug zou geven aan de Waddenzee. Dan ben je een belangrijk hoofdstuk uit de Nederlandse ontginningsgeschiedenis kwijt. Maar het feit is, dat ecologen bij zulke plannen natuurlijk eerder naar agrarische gebieden kijken dan naar plekken waar huizen staan. Het zou kunnen, dat die geluiden er waren en dat de boerderij daarom rijksmonument is geworden.’

 

De logica die hij zo waardeert was ook overduidelijk te zien in het landschap waar hij opgroeide: ‘Die lastige steile gronden, daaraan zie je meteen dat het niet geschikt is om te boeren. Het is logisch dat daar bossen zijn. Dat verklaart zichzelf ook, daar is niets bedacht. Daar houd ik van.’

 

Kijkgat

 

In die zin beziet hij de onlangs op de Triënnale in Apeldoorn gepresenteerde landschapscanon enerzijds met interesse, anderzijds met enige zorg, zegt Eric Luiten. Zestig mooie plaatjes van fraaie stukken Nederland. ‘Het sluit aan bij de neiging om uitzichten te beschermen. Om panorama’s vrij te houden, zoals het ministerie van Vrom wil. De Belle van Zuylen-toren zou er niet moeten komen omdat die in een uitzicht staat: dat vind ik nogal risicovol om zo te redeneren. Straks heb je langs de A2 één groot kijkgat waardoor je het veenweide gebied kunt waarnemen. Dan moet in die zichtlijn het landschap dus hetzelfde blijven en elders mogen wel transformaties plaatsvinden? Dat leidt tot onheldere topografieën. Daarmee vallen we op uiterlijkheden. “Panoramabeleid” is een noodgreep, en een gevaarlijke manier van beleid maken. Dat betekent dat er een gebrek is aan substantiële ideeën over hoe we met het landschap om moeten gaan.’

 

Dit is de derde en laatse aflevering van de serie over landschap in letteren. Deel 1 met Marinke Steenhuis over de Kromme Rijn stond in BB28/29, deel 2 met Jan Kolen over landgoed Eyckenstein bij Maartensdijk stond in BB30/31.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie