Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Successtory sportdorp

De 'leegloop' van het platteland stelt gemeenten voor nieuwe problemen. Scholen met te weinig leerlingen, leegstaande huizen en winkels, minder voorzieningen. Hoe gaan gemeenten daarmee om? Een terugblik na de serie van vorig jaar in Binnenlands Bestuur.

06 juni 2014

Bevolkingskrimp bedreigt de leefbaarheid op het platteland. Binnenlands Bestuur wijdde najaar 2012 een artikelenreeks aan lokale initiatieven om het tij te keren. Hoe ging het verder met de sportdorpen, het knooperf en de met sluiting bedreigde kerk van Mariahout?

De bijna drieduizend bewoners van Blijham maakten in 2008 kennis met floorball. Het Oost-Groningse dorp in de gemeente Bellingwedde was een van de eerste vier sportdorpen in Nederland. ‘Wij wilden in diverse dorpen sportactiviteiten opzetten’, zegt Simone Smuling, manager sport en advies van Huis voor de Sport Groningen. ‘Maar dat werd door lokale verenigingen als concurrerend ervaren. Daarom zochten we naar een gezamenlijke manier om de sportbeoefening te stimuleren.’

Sportclubs, wijkverenigingen en andere lokale organisaties slaan bij een sportdorp de handen ineen onder leiding van een externe coördinator. Niet langer is het aanbod van de sportclubs leidend, maar de behoefte van de bewoners. Het Groningse concept blijkt zes jaar later een doorslaand succes. De 12 sportdorpen, waar najaar 2012 bij de vorige publicatie in BB nog sprake van was, zijn inmiddels verdrievoudigd tot 36, verspreid over het hele land. En bij een nieuwe aanvraagronde van de subsidieregeling Sportimpuls hebben zich vorige maand nog eens 26 potentiële nieuwe sportdorpen aangemeld.

Elk sportdorp begint met een behoeftepeiling in het dorp, vertelt Smuling. ‘Die wordt echt van deur tot deur verspreid en weer opgehaald. Op basis daarvan bekijken we welk nieuw sportaanbod kan worden opgezet. Of hoe we het bestaande aanbod beter bij de wensen van de bewoners kunnen laten aansluiten. Het kan gaan om judo of basketbal, maar ook om trendy sporten als zumba of nordic walking.’

De sportverenigingen die in veel krimpgebieden met een teruglopend ledenaantal kampen, ondervinden dat ze op deze manier nieuw aanbod kunnen creëren. Zo kunnen ze extra leden aan zich binden en daarmee meer inkomsten genereren. Smuling: ‘Een vergrijzende tennisvereniging begon met jeu de boules en wist zo haar ledental met 30 procent op te krikken.’

In een stuurgroep gaan de sportverenigingen met elkaar in gesprek. ‘Nieuwe sporten worden als kennismakingsaanbod in modules van vijf tot tien lessen aangeboden, daar moeten trainers bij worden gevonden. Wij helpen de verenigingen daarbij. Als dat succesvol is, proberen we het programma structureel te maken in het dorp. Onze sportdorpmanager ondersteunt dat proces, maar ook de wijkbelangenvereniging schuift vaak aan tafel, een fysiotherapeut, of een school. Dat is per sportdorp verschillend.’

Opbloeien
De nieuwe samenwerkingsverbanden leiden volgens Smuling tot niet alleen tot meer sport en beweging maar ook tot nieuwe sociale structuren waaruit allerlei initiatieven opbloeien. ‘Soms binnen de sport, maar ook geregeld daarbuiten. Zo ontdekten we eigenlijk pas in tweede instantie dat sportdorpen echt iets kunnen betekenen voor de sociale cohesie en daarmee de leefbaarheid in een dorp.’

Ze geeft het sportdorp Opende als voorbeeld, op de grens van Friesland en Groningen. ‘De gymzaal had er na de komst van de nieuwe sporthal geen functie meer. Die is voor 1 euro van de gemeente overgenomen en door dorpsbewoners tot theaterzaal en expositieruimte verbouwd. Dat heeft niks met sport te maken, maar het is wel voortgekomen uit het lokale samenwerkingsverband. Er ontstaat reuring in het dorp. Bewoners weten elkaar beter te vinden. Dan ontstaan die nieuwe ideeën vanzelf.’ Na twee jaar moet er zo veel nieuw elan zijn, dat een sportdorp op eigen kracht verder kan. Smuling: ‘Al blijven we nog enige tijd op afstand ondersteuning bieden en eventuele vragen beantwoorden’

Sportdorpcoördinator Dick Lont van het Noordoost-Friese dorp Feanwâlden onderschrijft Smulings woorden. ‘Drie Friese dorpen konden zich najaar 2012 inschrijven voor een pilot. Na overleg tussen de sportclubs, dorpsbelang en het lokale ouderenwerk besloten we ons te kandideren.’ Volgens Lont is de sociale structuur in Feanwâlden sindsdien duidelijk versterkt. Een voorbeeld: ‘Alle schoolkinderen werden uitgenodigd voor een gezamenlijke opening van het nieuwe sportseizoen. Daar konden de lokale sportclubs hun aanbod presenteren, met een klimmuur als extra attractie. Zoiets was anders nooit gelukt.’

Extra voetbalveldje
In het Zeeuwse Burgh-Haamstede zijn de sportbehoeften van de bewoners nog maar net in kaart gebracht. Nu al ziet sportdorpcoördinator Anouk Dalebout nieuwe mogelijkheden. ‘Zo’n 40 procent van de ouders geeft aan te willen sporten op het moment dat hun kinderen dat ook doen. Anders hebben ze door de drukke schema’s vaak geen tijd. Daar kan bij de voetbalvereniging zo een extra veldje voor worden vrijgemaakt.’ Lont becijfert de uitgaven van zijn gemeente voor zijn sportdorp Feanwâlden op circa 10 duizend euro, exclusief salariskosten. Een deel daarvan kan worden gecompenseerd door de subsidieregeling sportimpuls van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarnaast dragen bedrijven als partner bij aan de gezamenlijke sportdorpen die organisatorisch zijn ondergebracht bij Sportkracht12, een landelijke koepel van provinciale sportorganisaties.

Het ideale sportdorp heeft volgens manager Smuling minimaal 1.500 inwoners. ‘Je moet genoeg animo hebben om nieuw sportaanbod te creëren. Anders blijft het bij het incidentele inspanningen die je niet structureel krijgt. Soms plakken we twee kleinere dorpen samen die dicht bij elkaar liggen.’

Aan de spreiding is nog te zien dat het initiatief in Groningen is ontstaan. ‘We hebben tien sportdorpen in die provincie, zes in Drenthe en vier in Friesland. Maar ook in Limburg, Brabant en Zeeland zijn inmiddels minimaal twee sportdorpen. En van de recente aanvragers komen er zeven uit Limburg. Je merkt dat het concept in krimpgebieden steeds meer begint te leven.’

De sportdorpen blijven vermoedelijk niet tot Nederland beperkt. ‘Op een internationaal congres waar ik een presentatie heb gegeven, bleken Finland, Spanje en Portugal ook heel enthousiast te zijn’, vertelt Smuling. ‘Er zijn volop ideeën om de sportdorpen verder uit te bouwen in Europa.’


Geen jeu de boules in kerk Mariahout
De rooms-katholieke O.L. Vrouw van Lourdeskerk bepaalt het beeld in het Brabantse Mariahout. Maar met de sterke reductie van het aantal parochies in Brabant en het teruglopende kerkbezoek dreigde voor het rijksmonument sluiting per 1 juli 2013. Een klap voor het bedevaartsoord, zoals dat sinds begin jaren dertig rond de kerk verrees. ‘Zonder onze kerk geen kloppend hart’, aldus Ton van de Wijdeven, lid van het parochiebestuur in de nieuwsbrief onder dorpsbewoners. Herbestemming dreigde als jeu-de-boulesbaan of supermarkt.

Zo ver is het vooralsnog niet gekomen. De komst van een andere pastoor bracht de afgelopen twee jaar nieuw elan in de Mariahoutse parochie. ‘De voorgangers zijn weer betrokken en de mensen krijgen het gevoel dat ze gekend worden. Vrijwilligers worden weer gewaardeerd’, meldt Van de Wijdeven. Ook de financiële positie van de kerk verbeterde. Voor ten minste vier jaar is sluiting van de Lourdeskerk met nabijgelegen grot afgewend, zegt Van de Wijdeven.

Volgens Frank Strolenberg, programmaleider herbestemming van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, is de ontwikkeling in Mariahout een goed voorbeeld van wat er lokaal op veel plekken gebeurt: betrokken burgers en bestuurders die zich het lot van een kerk of klooster aantrekken. ‘In  februari van dit jaar ondertekende de provincie Noord Brabant samen met de Brabantse bisdommen een statement waarin ze het belang van de Brabantse kerken onderschrijven en zich samen voor het behoud ervan willen inzetten’, geeft Strolenberg aan. Het is hard nodig.

Op dezelfde bijeenkomst sprak gedeputeerde Brigitte van Haaften (cultuur en samenleving, CDA) de verwachting uit dat in haar provincie 50 procent van alle kerken de deuren zal sluiten. Strolenberg: ‘Landelijk gezien is dat beeld nog dramatischer. Aartsbisschop Eijk schreef in december een brief aan de paus waarin hij aangaf dat in heel Nederland zo’n 1.000 katholieke kerken hun deuren zullen sluiten. Voeg daar de te sluiten protestantse kerken aan toe en we koersen af op zo’n 1.500 tot 2.000 kerken zonder oorspronkelijke functie.’


Niemand kocht een schuurvilla
Een middelgrote boerderij verbouwen tot ‘knooperf’ met een tiental ‘schuurvilla’s’. Met het pilotproject De Veldboer probeerde de Twentse gemeente Tubbergen de leegstand in het buitengebied te bestrijden zonder het landschap geweld aan te doen. Maar de particulieren die de schuren naar eigen believen voor particuliere of zakelijke doeleinden konden inrichten, die kwamen niet.

‘Het project begon op het dieptepunt van de huizencrisis’, licht Jos Harmelink, voormalig PvdA-wethouder ruimtelijke ordening van Tubbergen, toe. ‘Dat maakte het al niet makkelijk. Maar het grootste obstakel bleek het gezamenlijk eigendom van de drie hectare erf rond de boerderij. Als mensen buiten gaan wonen, willen ze ook een eigen lap grond.’

Het onderzoeksinstituut Alterra becijferde afgelopen maart in het rapport ‘Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied’ dat er tot 2030 in Nederland nog eens circa 20 duizend agrarische bedrijven zullen verdwijnen. De onderzoekers raden gemeenten aan om creatief met herbestemming om te gaan. ‘Dit betekent maatwerk op lokaal niveau. Ruimtelijke kwaliteit en beeldkwaliteit zijn daarbij een belangrijk uitgangspunt.’

Hoewel het project De Veldboer daaraan voldoet, is de pilot in Tubbergen inmiddels gestopt. Toch ziet Harmelink mogelijkheden. ‘De prijzen van woningen in het buitengebied zijn inmiddels gezakt tot het niveau van een huis in de dorpskern. En wat wil je nou liever: uitkijken op de twee rijtjes tegels in je voortuin of vrij zicht over de velden?’ Via aanpassingen in het bestemmingsplan zou je de erven in het buitengebied kunnen verkleinen. ‘Misschien kan de gemeente dan het resterende deel van de vrijkomende grond onderhouden. In het dorp trekt de huizenmarkt al weer wat aan. Die ontwikkeling kan ook voor het buitengebied niet uitblijven.’

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

joop luster / ontwerper
'Zo ontdekten we eigenlijk pas in tweede instantie dat sportdorpen echt iets kunnen betekenen voor de sociale cohesie en daarmee de leefbaarheid in een dorp.’

Schitterend he, zo'n ontdekking. Ging een hele wereld voor 'm open..



En dan ook nog de ontdekking door de oud-wethouder dat: 'Als mensen buiten gaan wonen, willen ze ook een eigen lap grond.’

Waarom zouden die mensen buiten willen wonen? Om binnen in een verbouwde boerenschuur te blijven zitten?

Ja, 't komt wel goed met Nederland. Maar nu nog even niet met dit soort inlevingsvermogens.
Advertentie