Advertentie
ruimte en milieu / Nieuws

Groene stad ook paradijs voor mug

Behalve de eikenprocessierups stelt ook de (reuzen)teek gemeenten voor een uitdaging. En niet te vergeten de (tijger)mug.

29 september 2019
eikenprocessierups---shutterstock-1451011865.jpg

De noodzakelijke vergroening en vernatting van de stad heeft een keerzijde: het behaagt ook de plaagdieren als muggen en teken. Gemeenten moeten volgens ecoloog Arnold van Vliet van Wageningen University & Research actiever met de problematiek bezig gaan. 

Tijgermug
Behalve de eikenprocessierups stelt ook de (reuzen)teek gemeenten voor een uitdaging. En niet te vergeten de (tijger)mug. Van Vliet: ‘Het is geen bangmakerij dat de tijgermug zich in Nederland gaat vestigen. De tijgermug schuift honderd kilometer per jaar op naar het noorden. Niet alleen kan ook deze mug gevaarlijke ziekten als knokkelkoorts overbrengen. Anders dan de gewone mug is de tijgermug een zogeheten ‘dag-actieve steker’, agressief bovendien. Er zijn experimenten bekend waarbij een proefpersoon tachtig keer in een kwartier werd gestoken.’

Muggen hebben water nodig om hun eieren in af te zetten en dat is, ondanks de droogte, ruimschoots voor handen, zoals straatkolken, vijvertjes en wadi’s. Daarnaast wemelt het bij mensen thuis van de broedplaatsen in de vorm van regentonnen, vijvers, bloemenvazen en gieters.

Hittestress
Saillant in dit verband is dat veel gemeenten werken aan vernatting en vergroening van de stad. Dat helpt juist om extremen zoals hittestress en wateroverlast als gevolg van de klimaatverandering het hoofd te bieden. ‘Groene daken, wadi’s, waterpleinen en bosschages zijn echter bij uitstek ook plekken waar muggen zich lekker voelen’, zegt Van Vliet. ‘De overheid moet zich er rekenschap van geven dat deze klimaatadaptieve maatregelen gevolgen kunnen hebben voor het draagvlak bij de bewoners. Lig je daar lekker te slapen onder je groene dak, word je lek gestoken door muggen.’

Broedplaatsen
De overheid zal iets moeten doen bij de toename van dit uiteenlopende scala van plaaggeesten. Gemeenten moeten vooral systematisch broedplaatsen van de plaagdieren in kaart brengen en monitoren, het hele jaar door. ‘Daarbij moeten ze zich een situatie voorstellen die gerust nog 10 procent erger is dan nu’, zegt Van Vliet. ‘Zet vallen uit met feromonen, geslachtshormonen die vlinders van de eikenprocessierups lokken. Dat geeft een indruk waar de dieren overwinteren en dus een indicatie waar je volgend jaar problemen kunt verwachten. Als je die data combineert met gebieden waar veel mensen wonen, dan kun je als gemeente een risicoanalyse maken.’

Toegegeven, deze aanpak van het in kaart brengen van broedplaatsen kost menskracht en geld, maar de bestrijding achteraf is eveneens een kostbare zaak, betoogt de ecoloog. ‘Doet een gemeente met een gespecialiseerde aannemer alles wat mogelijk is, zoals de beproefde aanpak met wormpjes en het biologische bacteriemiddel, maar vergeten ze naar grondnesten te kijken, dan slaan de rupsen evengoed toe en is de overheid ook nog eens geld kwijt om de rupsen weg te zuigen en de grondnesten te lokaliseren’, aldus Van Vliet.

Diverse aanplant
Voor de inrichting van de stad is het zaak om waterreservoirs voor bijvoorbeeld groene daken zo veel mogelijk af te dekken. De overheid kan daarbij te rade gaan bij de expertise in mediterrane landen. ‘In Italië vormen de straatkolken een enorme broedplaats voor de tijgermug. Daar wordt de rups bestreden door een bacteriemengsel in de kolken te brengen.’

Maatregelen tegen de eikenprocessierups kunnen bestaan uit een meer diverse aanplant van bomen dan louter eiken in het openbaar groen. Meer biodiverse bermen helpen ook, aldus Van Vliet. ‘De rups heeft veel natuurlijke vijanden zoals gaasvlieg en sluipvlieg, vleermuis, koolmees, specht en spreeuw. Het is sowieso aan te bevelen het vaak uitgeholde ecologische bermbeheer in ere te herstellen.’

Bloemrijker
Dat zo’n aanpak kan werken, blijkt uit een recente proef in Westerveld (Drenthe). Na twee jaar blijkt dat het stimuleren van sluipwespen, sluipvliegen en gaasvliegen ervoor zorgt dat 80 procent minder nesten ontstaan dan op een controle-locatie. Ook werd 90 procent van de nog aanwezige nesten aangevreten door de natuurlijke vijanden – op de controlelocatie slechts 3 procent.

De belangrijkste maatregel was de bermen bloemrijker te maken en nestkasten voor vogels op te hangen. Mussen en mezen droegen hun steentje bij. Spreeuwen en een koekoekskoppel stortten zich op de rupsen. Spechten aten poppen.

Lees het volledige artikel in Binnenlands Bestuur nr. 18 van deze week (inlog)

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie