Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

De Peel is te redden van de verdroging

Voor een tweeluik reist Binnenlands Bestuur af naar Friesland waar boeren het natuurbeheer overnemen en naar de Peel over de waterstand.

19 augustus 2022
De Peel in Brabant
De Peel Shutterstock

Het stikstofdebat zet de verhoudingen op het platteland op scherp. Hoe komen we uit de kramp? Voor een tweeluik reist Binnenlands Bestuur af naar Friesland waar boeren het natuurbeheer overnemen van de provincie. Maar eerst: in de verdrogende Brabantse Peel wordt de waterstand via een gebiedsgerichte aanpak verhoogd. Kunnen de boeren dan nog wel boeren?

Beleidsadviseur Fysieke Leefomgeving / Mobiliteit

Publiek Netwerk in opdracht van Gemeente Velsen
Beleidsadviseur Fysieke Leefomgeving / Mobiliteit

Griffier

Waternet
Griffier

Vergeleken met het ruim drie meter hoge beeld in de Deurnsche Peel is Wim van Opbergen een klein mannetje. De stalen sokkel met bovenop een schep waarmee turf werd gestoken, verbeeldt de oorspronkelijke hoogte van het veen, wijst de voorzitter van Werkgroep Behoud de Peel. Eind jaren zeventig wist de Werkgroep de turfwinning in dit stuk van de Peel omgedaan te maken door een beroep bij de Raad van State. Turf was toen allang niet meer de primitieve brandstof die mensen in hun kachel stopten. De gedroogde plantenresten werden met machines afgegraven en vonden afzet in de compostbranche en zelfs als strooisellaag in kippenstallen.

Tijdens een rondgang laat Van Opbergen aandoenlijke, zelfgebouwde dammetjes zien waarmee sinds 1980 water wordt vastgehouden. Vorming van veenmos is het doel van de Werkgroep, en hoog water is daarvoor noodzaak. ‘Veenmos is de eerste aanzet voor de terugkeer van hoogveen’, zegt Van Opbergen. De kanaaltjes tussen de dammen bevatten inderdaad opmerkelijk veel water in deze droge zomer (en voorjaar), en er is ook veenmos. Verderop is het echter kurkdroog en is het veenmos verschrompeld tot witte plantjes. ‘Als het gaat regenen, kan het veenmos zich weer volzuigen’, klinkt het hoopvol.

Maar dan moet die regen natuurlijk wel komen, en dat zit er deze gortdroge maand augustus vooralsnog niet in. Naast het turfschepbeeld staat een watermeter als een stoplichtmodel. Groen voor een grondwaterstand van 50 centimeter onder NAP, rood begint bij 100 centimeter onder NAP. Begin augustus staat de meter met 150 centimeter diep in het rood.

Peel kleurt rood

Mede dankzij de inspanningen van Werkgroep Behoud de Peel zijn de Deurnsche Peel (1.400 hectare) en ook de aanpalende, door de Helenavaart gescheiden Mariapeel (1.400 hectare), in Limburg, tot Natura 2000-gebied verheven, net als de Groote Peel (1.300 hectare). De turfwinning is dan beëindigd, maar de landbouwactiviteiten als melkveehouderijen en ook varkens- en kippenbedrijven behoren tot de meest intensieve van Nederland. Op de fameuze onderzoekskaartjes van juni dit jaar is de Peel rood gekleurd, ten teken dat de stikstofneerslag 70 tot 80 procent omlaag moet.

Want het kabinet was na een mede door de Werkgroep Behoud de Peel in 2019 gewonnen procedure gedwongen tot een scherper stikstofbeleid om kwetsbare natuur te beschermen. In 2030 mag 74 procent van de Nederlandse natuur niet meer achteruitgaan door stikstofuitstoot, staat in het regeerakkoord. De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) maakte plaats voor de Wet Stikstofreductie en Natuurverbetering, kortweg de Stikstofwet. Sindsdien hangen Nederlandse vlaggen op zijn kop en is het agrarisch grondgebied gekleurd met boerenzakdoeken.

‘Bezopen’

Niet bij John Verhoeven, melkveehouder te Liessel, al noemt hij de landelijke doelen van de Stikstofwet ‘bezopen’. Verhoeven boert met 200 koeien op 250 meter van de Deurnsche Peel. ‘Als de wet wordt uitgevoerd, hou ik nog vijftig koeien over. En dat is te weinig. Daar is mijn bedrijf niet op gebouwd’, vertelt hij bij een perceel mais dat er ondanks de droogte fier en gezond uitziet.

De jeugd wil niet meer boeren

Niettemin vindt Verhoeven dat er wel wat moet gebeuren. ‘De jeugd wil niet meer boeren, veel boeren hier zitten zonder bedrijfsopvolger. De melkveehouderij moet duurzamer.’

Verhoeven werkt daarom enthousiast mee aan het project Leegveld, waar 180 hectare landbouwgrond, grenzend aan de Deurnsche Peel, wordt omgezet in nieuwe natuur. Zes melkveehouders met in totaal duizend koeien hebben het veld geruimd. In het gebied zal de stikstofdeken daardoor iets dunner worden. Het grondwaterpeil gaat omhoog en regenwater wordt zo veel mogelijk vastgehouden om moerasachtige omstandigheden te creëren waardoor wellicht hoogveen ontstaat.

Met behulp van ruime subsidies van waterschap Aa en Maas, probeert Verhoeven zijn steentje bij te dragen. ‘Ik heb vergunning om met diep grondwater te beregenen, maar dat wordt steeds duurder met haspels en pompen. Liever doe ik het met ondergrondse irrigatie.’ Op 18 hectare van zijn land zijn nieuwe drainagebuizen aangelegd die geen water afvoeren, maar water vanuit de sloten naar de mais voeren. Waar bij de bekende beregening overdag veel water verdampt, verdampt er bij deze vorm van irrigatie niets. De drains vullen zich via de Peelkanalen met Maaswater. ‘De grondwaterstand is nu twee keer zo hoog’, zegt Verhoeven, die berekeningen laat zien dat hij dit droge jaar een ondergrondse zoetwaterbel creëert van 30 duizend kubieke meter water, die als een onzichtbare ondergrondse kade tegendruk biedt aan het water. Goed voor het nieuwe natuurgebied, en goed voor zijn mais.

Ik ben helaas van dezelfde politieke partij als Henk Bleker

Lange adem

De dirigent van de nieuwe natuurontwikkeling in Leegveld heet Gerard Daandels. ‘Gebiedsgerichte aanpak in een transitieproces is een zaak van lange adem’, zegt Daandels op een terras langs de Helenavaart, waar toeristen af en aan fietsen. De oud-burgemeester van Deurne schetst een langdurig proces dat met Leegveld en andere delen van de Deurnsche Peel rond de eeuwwisseling begon. Het werd grotendeels aan de spreekwoordelijke ‘keukentafel’ op basis van vrijwilligheid geregeld. Dit alles ondanks de opheffing van de Dienst Landelijk Gebied (DLG), de decentralisering van het natuurbeleid (‘ik ben helaas van dezelfde politieke partij als Henk Bleker’) en het wegvallen van de landelijke ruimtelijke ordening. ‘Op één boer na’, zegt Daandels. ‘Die moeten we onteigenen.’

Daandels, bestuurder met boerenroots, probeert als een oliemannetje zowel de boerenbelangen als de natuurbelangen te behartigen. Boeren bellen hem op om te komen praten, wat je als een teken van vertrouwen kunt opvatten. Mede dankzij maatwerk in het gebied zijn oude verlaten boerderijen en kassen omgevormd tot ijsboerderij, bed&breakfast en proeflokaal. ‘Zeker is de landbouw direct om de Peelvenen te intensief’, beaamt hij. ‘Maar met de nieuwe Stikstofwet kun je de stikstofdepositie niet even wegpoetsen van 1.800 eenheden naar 500.’

In de redenering van Gerard Daandels moeten grote, intensieve veehouders daarom verhuizen en in minder stikstofgevoelige gebieden hun bedrijf voortzetten met innovatieve technieken gebruiken. ‘De hier vrijkomende grond kopen we gericht op en vormen we om tot nieuwe natuur. We hebben er hier echt nieuwe natuur bijgekregen, al wordt er nog te weinig gemonitord of de natuurdoelen ook worden gehaald. De boeren die overblijven, gaan meer natuurinclusief boeren, met minder koeien op meer grond aan de rand van de Peelvenen, en mogelijk andere teelten. En wij gaan ze daarbij helpen.’

De kern van alle onvrede is dat de overheid geen consistente koers vaart en de boeren te weinig helpt om nieuwe bedrijfsvormen uit te proberen en te ontwikkelen, aldus Daandels. ‘Daarom moeten we meer tijd nemen’, zegt hij. ‘Niet alles kan overal, maar ook kan niet alles tegelijk. We moeten met gebiedsmakelaars werken, zoals in de tijd van de Dienst Landelijk Gebied. Zo kunnen we per bedrijf samen met de boer op zoek naar maatwerkoplossingen. Dat lukt niet voor 2030. Dat is ook niet erg.

Vier jaar langer maakt niks uit. Als we maar met duurzame oplossingen komen.’ Waar zijn al die oliemannetjes van de DLG eigenlijk gebleven? Daandels: ‘Ze werken bij de provincie, waterschappen en Staatsbosbeheer. We zouden ze weer bij elkaar moeten brengen. Ze kennen het kunstje van gebiedsgerichte aanpak, ze kunnen goed luisteren en verloochenen tegelijk hun afkomst niet.’

Structurele verdroging

De problematiek van de Peelvenen is complex. Kwetsbare Natura-2000-natuur met relicten van waterminnend hoogveen. Actuele droogte die bijna elk voorjaar en zomer op een al jarenlange structurele verdroging steeds harder aankomt. Er is intensieve landbouw met stikstofuitstoot, maar er landt in de Peel ook veel stikstof uit de rest van Brabant en Limburg, en uit Duitsland. Er zijn twee provincies, twee waterschappen en tal van gemeenten betrokken waarbij de neuzen, ondanks jarenlang overleg, nog lang niet altijd dezelfde kant op staan. De Peelvenen is van NOVI-gebied NOVEX-gebied geworden, wat betekent dat er meer gelden uit Den Haag beschikbaar zijn om onder meer de landbouwtransitie te bevorderen.

Onlangs stelde de Zuidelijke Rekenkamer dat de beide provincies te lang de kool en geit hebben gespaard. De natuurdoelen in de Peelvenen zijn onverenigbaar met grondwateronttrekking en stikstofdepositie van vooral de intensieve veeteelt, is de teneur van het rapport. De provincies moeten keuzes maken en een helder perspectief voor de regio schetsen. ‘Gebiedsgerichte aanpak’ is een nogal conceptueel begrip met te weinig concrete plannen en maatregelen, zo is te lezen.

Verdienmodellen

Op het Provinciehuis in Den Bosch denkt Hagar Roijackers, sinds één jaar gedeputeerde Water, Natuur en Gebiedsgerichte aanpak (GroenLinks) niettemin dat een gebiedsgerichte aanpak wel degelijk kan werken. ‘Europa komt met eisen over water en natuur, terwijl alle functies in de Peelvenen intensief zijn. De oplossing ligt in multifunctioneel gebruik van de ruimte. Nattere landbouw, natuurontwikkeling, energie, recreatie, woningbouw op palen, grootschalige voedselbossen’, somt Roijackers op. ‘Als dit in de Peelvenen lukt, lukt het overal in Nederland. Den Haag kijkt naar ons.’

Roijackers en, via een videogesprek ook collega-gedeputeerde Elies Lemkes-Straver, gedeputeerde Landbouw, Voedsel, Bodem en Brede Welvaart (CDA) en gebiedsgedeputeerde voor gebiedsgerichte aanpak Vitale Peel, geven voorbeelden van tal van nieuwe verdienmodellen. Daarbij kunnen oplossingen voor verschillende hoofdpijndossiers met elkaar meeliften. De provincie draagt met tientallen miljoenen euro’s bij aan de financiering. ‘In de Kampina hebben we bewezen dat natte natuur op hoge zandgronden binnen één jaar van de grond komt. In Loon op Zand is ‘Duinzuivel’ te koop. Brabant telt de meeste voedselbossen, die na twaalf jaar op zeven lagen voedsel leveren’, zegt Roijackers.

‘We hebben twaalf inspiratiebedrijven, waar nieuwe inkomstenbronnen als een agrarisch kinderdagverblijf of een boerderijwinkel zijn ingericht, of bomen zijn aangeplant voor inkomsten uit agroforestery. Tientallen boeren komen daar kijken’, voegt Lemkes toe. ‘We dragen met 37 miljoen euro bij aan agrarisch natuurbeheer en ontwikkelen met het rijk verdienmodellen voor groen-blauwe diensten’, aldus Roijackers. ‘We hebben een grondruilfonds, waarmee intensieve bedrijven op kwetsbare grond kunnen ruilen ten behoeve van natuurinclusieve landbouw.’

Te directief zijn is niet goed voor het proces

Lemkes: ‘We hebben coaches die boeren begeleiden in dit soort omgekeerde ruilverkaveling tot meer grondgebonden landbouw.’ Intensieve bedrijven bevinden zich dan verder van natuurgebieden en beekdalen. Dat de provincie daarbij een ferme, meer dwingende regie neemt, wijzen de gedeputeerden af. ‘We willen niet te directief zijn. Dat is niet goed voor het proces. Het moet zoveel mogelijk op basis van vrijwilligheid. Boeren moeten zelf tot nieuwe inzichten komen’, aldus Roijackers en Lemkes. Ze bezweren dat ze boeren houden aan de strenge eisen voor natuur en water. ‘Dat sommige boeren emissie-arme stallen vullen met meer koeien, en dat uitgekochte melkveehouders overgaan tot waterintensieve bloembollen- en graszodenteelt, is een minder gelukkige prikkel die we willen voorkomen.’ Het principe ‘water en bodem zijn sturend’ wordt volgend jaar uitgewerkt.

Ellis Lemkes: ‘We staan op de urgente overgang van een tijdperk van overdaad naar een tijdperk van schaarste. We doen het niet slecht in Brabant. We zijn een innovatieve provincie en we zitten met de boeren aan tafel. Zo bouwen we met elkaar aan een toekomstbestendig Brabant. Valt het je niet op dat er hier minder boerenacties zijn dan elders in Nederland?’

Waterbuffels

Aan de andere kant van de Deurnsche Peel, in de Mariapeel somt Chrit Wolfhagen, geborgd bestuurder ‘areaalbeheer’ namens de boeren bij waterschap Limburg, een reeks maatregelen op waarmee het waterschap de waterproblematiek in de Peelvenen wil oplossen. ‘Innovatieve drainagesystemen, ondergrondse irrigatie, winterwater opslaan, het aantal boerenstuwtjes in sloten verviervoudigen tot achthonderd en het automatiseren van de stuwen waardoor we beter op wateroverlast en op de droogte kunnen inspelen’, zegt Wolfhagen. ‘Maar we moeten beginnen met het dichten van de lekken in de Peelbodem. Want je kunt water opzetten of vasthouden wat je wilt, eerst moeten de gaten in de kleilagen dicht. Dat is een nooit hersteld gevolg van de turfwinning, waarover we met Staatsbosbeheer praten.’

Wolfhagen ziet veel ideeën bij boeren over andere, natte teelten direct om de Peelvenen. ‘Productie van isolatiemateriaal, snelgroeiend hout en ook waterbuffels die melk geven waarvan je mozzarella kunt maken voor de pizza. Het commitment van de laatste maanden is natuurlijk gering door de top-down benadering vanuit Den Haag’, zegt de bestuurder. ‘Wij gaan het met waterschap en boeren echter samen bottom-up doen, en we gaan de doelen halen.’

Terug naar de Deurnsche Peel, waar Wim van Opbergen de rondleiding op het uitgedroogde verende veen voortzet. ‘Mooie woorden allemaal, maar ik laat me graag overtuigen door daden’, zegt hij terwijl de takken onder zijn voeten kraken. De man die het dit voorjaar bij de Raad van State voor elkaar kreeg dat boeren voortaan voor elk volume een vergunning voor de onttrekking van grondwater moeten hebben, geeft de randvoorwaarden alvast aan. ‘Pak een hoogtekaart, en koop de laagste gelegen landbouwgrond op. Dan kan in een veel groter gebied het waterpeil omhoog.

De bufferzones rond de Peel moeten veel groter, tot minstens twee kilometer breed. De grondwaterstand moet omhoog, en de landbouw moet in de schil daaromheen ook een stuk extensiever. Want zelfs als alle veehouders in een straal van tien kilometer zouden vertrekken, dan zou de stikstofneerslag in de Peelvenen met slechts 25 procent dalen. Het moet echt landelijk worden aangepakt.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie