Amsterdam en Rotterdam combineren duurzaamheid en steun aan lokale gemeenschap
Bankjes en bruggen van tropisch hardhout
Door duurzaam tropisch hardhout toe te passen willen Amsterdam en Rotterdam kleine dorpsgemeenschappen in Zuid-Amerika steunen.

Door duurzaam tropisch hardhout toe te passen willen Amsterdam en Rotterdam kleine dorpsgemeenschappen in Zuid-Amerika steunen. ‘Je beschermt de bossen niet door er weg te blijven, maar door ze een waarde te geven en dorpsgemeenschappen goed te betalen voor duurzaam gewonnen hout.’
‘Meer hout in plaats van beton en staal. Zo willen we niet alleen de klimaatverandering een halt toeroepen, maar ook bosgemeenschappen in tropische landen steunen’, zegt Jeroen van der Waal van de gemeente Amsterdam. De hoofdstad heeft zich aangesloten bij het project Cities4Forests, dat wereldwijd steden verenigt. Daarvan gaan zes Europese steden proeven uitvoeren om duurzaam geoogst tropisch hardhout rechtstreeks af te nemen van kleine gemeenschappen.
Daarbij wordt de tussenhandel tot een minimum beperkt. ‘De opbrengst moet zoveel mogelijk de lokale bewoners ten goede komen, zodat zij beter in hun levensonderhoud kunnen voorzien en tevens de plaatselijke economie kunnen ontwikkelen’, aldus Van der Waal, die werkt aan een circulaire economie bij de gemeente Amsterdam.
Onderdeel van het project met tropisch hout is dat de kennis over het regenwoud en duurzame houtkap wordt overgedragen aan de nieuwe generaties. In het geval van Amsterdam komt het hout uit een bijna 16.000 hectare groot gemeenschapsbos bij het dorp Bigi Poika in Suriname, dat slechts driehonderd inwoners telt. Het gaat om een bescheiden proef waarbij het Surinaamse hardhout, zoals wanne en purperhart, wordt verzaagd tot planken die dienen voor bankjes.
Van der Waal: ‘We zijn ook van plan in stadsdeel Zuidoost een bestaande brug aan te pakken die na 25 jaar dringend aan renovatie toe is.’ Ook heeft de gemeente een houten fietsbrug in de Nelson Mandelabuurt in hetzelfde stadsdeel op het oog. Het hout is besteld en zal op een zagerij in Zaandam worden verzaagd. Volgend jaar moet het duurzame hout in de openbare ruimte zijn terug te zien.
De keuze voor Amsterdam Zuidoost is niet toevallig. Volgens de statistieken telt Amsterdam 63 duizend mensen met Surinaamse roots, ofwel bijna 6,5 procent van de bevolking. Juist in Zuidoost woont een grote Surinaamse gemeenschap. ‘Door te communiceren over de herkomst van het hout maken we zichtbaar wat we beogen voor de duurzame ontwikkeling in Suriname’, zegt Van der Waal.
Vijftig bankjes
Andere deelnemende steden die aan soortgelijke projecten werken in Cities4Forest zijn Glasgow, Kopenhagen, Turijn, Galway County (Ierland) en Rotterdam. Die laatste stad betrekt tropisch hardhout van een wat grotere bosgemeenschap in Guatemala. ‘Ook wij hebben een bestelling gedaan’, meldt Rik de Nooijer, landschapsarchitect van de gemeente Rotterdam. ‘We willen tropisch hardhout gebruiken voor vijftig bankjes en enkele kleine steigers. Wij zien het als een proef om te kijken of het hout geschikt is.’ Anders dan Amsterdam heeft Rotterdam geen specifieke locaties op het oog.
‘De bankjes worden gewoon at random geplaatst in lopende projecten waar vervanging aan de orde is’, zegt De Nooijer. Rotterdam stelt als eis dat de producent van de bankjes minstens vijf verschillende houtsoorten verwerkt in de bankjes. ‘Het symboliseert de diversiteit van de verschillende houtsoorten in een tropisch regenwoud. En dat willen we via een QR-code ook communiceren met de mensen die straks op de bankjes zitten. Mogelijk zijn de kosten per bankje iets hoger, maar de gemeente Rotterdam heeft dat graag over voor de baten van dit project’, zegt De Nooijer. ‘Namelijk dat we aardiger zijn voor de aarde en aardiger zijn voor onze buren die in de bossen in de tropen wonen.’
Het Rotterdamse hout is afkomstig uit gemeenschapsbossen in Bolivia en Guyana en uit het bosreservaat Selva Maya in Guatemala. Sietze van Dijk, adviseur bij Probos, een kennisorganisatie voor duurzaam bosbeheer, begeleidt beide gemeenten in het Cities4Forests-project. ‘Het mooie is dat het hopelijk langdurige partnerschap aan twee kanten werkt’, zegt hij.
‘De Nederlandse gemeenten geven invulling aan hun klimaatbeleid door via het hout CO2 langdurig vast te leggen en door het bos te beschermen tegen ongecontroleerde kap. Tegelijk kunnen de bosgemeenschappen in het regenwoud zich ontwikkelen met de inkomsten uit duurzame houtoogst’, aldus de adviseur.
Bijna veertig procent van het regenwoud is in beheer van dorpsgemeenschappen
De meeste mensen denken dat grote boseigenaren met goedkeuring van landen als Brazilië, Indonesië en Maleisië enorme arealen tropisch regenwoud beheren en hier hout oogsten. Feit is echter dat volgens de wereldvoedselorganisatie FAO bijna veertig procent van de tropische regenwouden in beheer is van lokale gemeenschappen, vaak zelfs de inheemse bewoners, aldus Sietze van Dijk. ‘In Suriname bijvoorbeeld blijft het bos wel eigendom van de staat, maar mogen de bewoners het bos gebruiken, inclusief de inkomsten. De Surinaamse bosdienst ziet toe op een gedegen inventarisatie van de houtsoorten en aantallen bomen in het bos. Daar wordt het kapplan op gebaseerd.’
Eigen zagerij
Probos probeert meerdere gemeenten te betrekken bij Cities4Forests. Doordat Amsterdam hout uit Bigi Poika gaat betrekken, kan het dorp investeren in een eigen zagerij, waardoor de toegevoegde waarde groter wordt, aldus Van Dijk.
‘Het project waar Rotterdam nu hout koopt, heeft al een eigen zagerij.’ Rotterdam gebruikt onder andere hout uit het in 1990 in het leven geroepen Reserva Biosfera Maya in Guatemala, waar bijna 500.000 hectare beschikt over het FSC-keurmerk, een wereldwijd erkend programma dat duurzaam bosbeheer waarborgt en ontbossing tegengaat. Het gebied, waar veel Mayasteden zijn opgegraven, strekt zich in het noordwaarts uit tot Mexico en oostwaarts tot Belize.
‘Het is na de Amazone het grootste aaneengesloten tropisch regenwoud van Amerika’, zegt directeur Mark van Benthem van Probos, die het gebied bezocht. De beschermde Reserva heeft een omvang van zo’n 2 miljoen hectare, waarvan 39% strikt beschermd is in de vorm van Nationale Parken en 38% als multifunctioneel bosgebruik is aangewezen. ‘Het wordt multifunctioneel genoemd, omdat naast hout ook andere producten worden verzameld.
Tevens toerisme speelt een belangrijke rol’, aldus Van Benthem. De rest van het gebied (23%) is als bufferzone bedoeld om de twee andere zones te beschermen.
Momenteel is ruim 600.000 ha uitgegeven in concessies, in de regel aan de lokale gemeenschappen. Om in aanmerking te komen voor een concessie is het verplicht binnen drie jaar FSC-certificering voor duurzaam bosbeheer te verkrijgen. Een deel van de gemeenschappen beheert al zo’n 25 jaar zelf hun bos conform FSC-richtlijnen voor duurzaam bosbeheer en bedient daarmee de nationale, maar ook internationale houtmarkt, weet Van Benthem. ‘Nu de Reserva Biosfera Maya ruim dertig jaar bestaat, is de balans opgemaakt’, zegt hij. ‘In de concessies is bijna geen ontbossing (0,4%). Er zijn nauwelijks bosbranden. In de gemeenschappen is het niveau van ondervoeding bij kinderen lager, is het schoolbezoek hoger en is er, in tegenstelling tot de rest van het land, weinig migratie.’ Ook komen er de hoogste gerapporteerde aantallen jaguars voor van Guatemala, aldus Van Benthem.
Het stukje Surinaamse regenwoud heeft deze FSC-certificering nog niet, maar daar wordt hard aan gewerkt, zegt Wyke Smit, directeur van FSC Nederland. ‘Het is heel goed’, vindt Smit, ‘dat Amsterdam en Rotterdam dit initiatief hebben genomen. Want je beschermt het tropisch regenwoud niet door er weg te blijven, maar door het bos via duurzaam gewonnen hout juist een economische waarde te geven.
Het meeste regenwoud wordt kaalgekapt voor soja-akkers
Vergeet niet dat het meeste regenwoud nog altijd wordt kaalgekapt voor de aanleg van soja-akkers die op de korte termijn meer waarde hebben dan het bos.’ Voor kleine dorpsgemeenschappen is de procedure voor FSC-boscertificering bepaald geen inkoppertje, ziet Smit. ‘Voor grote bosbeheerders is het gemakkelijker om aan het FSC-certificaat te voldoen doordat ze de knowhow en ervaring hebben. Kleine gemeenschappen hebben niet altijd ervaring met beleid en procedures.’
Qr-codes
Daarom is FSC begonnen met een stappenplan waarin dorpsgemeenschappen binnen vijf jaar volledig voldoen aan alle criteria, terwijl zij al wel in het eerste jaar het FSC-certificaat op hun producten mogen dragen als zij voldoen aan de minimale criteria. Zij worden gedurende de vijf jaar gecontroleerd. Bigi Poika is één van de eerste gemeenschappen die met deze stapsgewijze procedure aan de slag gaat. FSC en Probos helpt hierbij. ‘Ik hoop dat de QR-codes of andere voorlichting van Amsterdam en Rotterdam óók het verhaal vertelt aan mensen die op zo’n tropisch houten bankje zitten. Dat je bossen juist beschermt doordat je de bewoners daar te eten geeft door ze goed te betalen voor duurzaam gewonnen hout.’
Eigen hout eerst?
Waarom moeten bankjes eigenlijk van tropisch hout worden gemaakt? We hebben toch ook Europees hardhout, zoals acacia en kastanje? Er zijn diverse initiatieven, zoals bijvoorbeeld Stadshout in Amsterdam. Dit soort organisaties verwerken hout dat vrijkomt uit plantsoenen en parken vanwege zieke bomen of stormschade of bospercelen die moeten wijken voor uitbreiding van woonwijken of kantoren. De vrijkomende planken van deze bomen kunnen in de gemeente worden gebruikt. ‘Het één sluit het ander niet uit’, zegt Jeroen van der Waal, medewerker circulaire economie bij de gemeente Amsterdam.
‘We kijken ook naar Westerse houtsoorten. De vraag naar hout is enorm. Voor toepassingen in een natte omgeving en in de open lucht werken we het liefst met hout van duurzaamheidsklasse 1 dat 25 jaar meegaat. Tropisch hardhout heeft daar de beste papieren voor.’ Amsterdams Stadshout is gebruikt voor onder meer muur- en plafondbekleding in een school, een paviljoen in het Amstelpark en nestpalen in een winkelstraat.
Ook Rotterdam veronachtzaamt de potentie van eigen hout niet. ‘Acaciahout is hard, maar het splintert en scheurt. Dat wil je niet op een bankje, want er komt water in en het hout vermost, waardoor het bankje vervormt’, zegt landschapsarchitect Rik de Nooijer. De vrijkomende hoeveelheden zijn bovendien gering. De bomen zijn klein en krom en soms ziek. ‘We gebruiken het hout van zieke en overleden bomen wel, maar dan als paal om bijvoorbeeld nieuwe boompjes de eerste jaren te ondersteunen.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.