ruimte en milieu / Partnerbijdrage

Coronacrisis; krijgen schoolgebouwen de aandacht die ze verdienen?

Coronacrisis; krijgen schoolgebouwen de aandacht die ze verdienen?

hevo-header-onderwijskundige-functionaliteit-schoolgebouwen.jpg

Alvorens we inzoomen op de impact van de coronacrisis op het onderwijsvastgoed, is het goed om één ding helder te formuleren: goed onderwijs ontstaat niet vanwege een vastgoedobject, goed onderwijs ontstaat door de gepassioneerde docenten en ondersteunende medewerkers die dag in dag uit het beste voor hebben met de bijna 2,5 miljoen leerlingen op het funderend onderwijs (4-18 jaar). En zeker tijdens de coronacrisis is weer eens gebleken hoe flexibel en vol passie deze groep aan de slag gaat om zich ook in lastige situaties maximaal in te zetten. De betiteling ‘cruciaal beroep’ is hier dan ook meer dan terecht.

Wat zou het dan prettig zijn als er gebruik gemaakt kan worden van een gebouw dat goed onderwijs optimaal faciliteert. Laat nou juist daar in veel van de Nederlandse schoolgebouwen beperkt sprake van zijn.

 

                     

“Als er één type vastgoed is dat met recht ‘het vastgoed van de toekomst’ genoemd kan worden dan is het wel het vastgoed waarin onze toekomstige generaties op een prettige manier moeten kunnen spelen, leren, groeien en ontwikkelen: schoolgebouwen.”

 

Invloed coronacrisis

De impact van de coronacrisis op het onderwijs in Nederland is evident. 16 maart 2020 gingen de scholen in Nederland voor het eerst dicht, waarna ze later weer geopend werden om vervolgens weer te moeten sluiten. Thuisonderwijs, hybride onderwijs etc. Er is veel gevraagd van de flexibiliteit en innovativiteit van docenten en ondersteunende medewerkers tijdens de coronacrisis.

Wanneer er heel puur gekeken wordt naar de invloed van de coronacrisis op onderwijsvastgoed dan is die beperkt. Behalve dat de schoolgebouwen plots leeg kwamen te staan is het onderwijsvastgoed, in tegenstelling tot andere vastgoedmarkten, vrij statisch met geen/weinig directe invloed van marktomstandigheden. De vraag naar nieuwe schoolgebouwen is onverminderd hoog, de leegstand ontwikkelt zich gewoon volgens de reeds geldende trends en ontwikkelingen, er zijn niet minder ‘transacties’ geweest en ook het ‘thuisonderwijs’ zal, op uitzonderingen na, niet blijvend zijn. Dat laatste, het thuisonderwijs, heeft natuurlijk wel mogelijkheden van online lessen zichtbaar gemaakt die we anders niet gekend zouden hebben.

 

           

“Door ‘oplapmaatregelen’ zoals de suvis lijkt de onderwijskundige functionaliteit van schoolgebouwen het ondergeschoven kindje te worden.”

 

De coronacrisis heeft echter wel, wederom, iets aan het licht gebracht, namelijk de onderliggende crisis waar het onderwijsvastgoed zich al sinds jaar en dag in bevindt: de crisis van een gebouwenvoorraad die voor een belangrijk deel uit kwalitatief matige en sterk verouderde gebouwen bestaat. Gebouwen die niet faciliterend zijn aan de gebruiker, maar eerder beperkend.

Juist die beperkende factor werd medio 2020 pijnlijk duidelijk bij het naar buiten komen van de nieuwsberichten over het ondermaatse binnenklimaat en de beperkte ventilatiemogelijkheden in een groot deel van de scholen in Nederland. Ramen en deuren open was het advies, een landelijk coördinatieteam werd ingericht en inmiddels is de SUVIS-regeling (Specifieke Uitkering Ventilatie In Scholen) om het binnenklimaat te verbeteren een feit.

Ontstond hiermee de nationale bekendheid voor de matige staat van een groot deel van het onderwijsvastgoed in Nederland? Het vastgoed van en vóór de toekomst? Of is de SUVIS een volgend voorbeeld van een smalle focus op de echte problematiek?

 

Tijd om eens wat nader in te zoomen op dit type vastgoed en de integrale problematiek die zich daarbinnen afspeelt.

 

Verouderd

Nederland kent circa 9.300 schoolgebouwen behorend tot het funderend onderwijs, met een totaal bruto metrage van ongeveer 21,2 miljoen m². Ongeveer 85% van het absolute aantal schoolgebouwen behoort tot het primair onderwijs (PO) en 15% tot het voortgezet onderwijs (VO) (Rekenkamer, bewerking HEVO, 2019).

 

In figuur 1 is de verdeling van de schoolgebouwen in Nederland naar bouwperiode weergegeven. In het PO is circa 53,5% van de gebouwen gebouwd vóór 1978, in het VO betreft dit zo’n 49,4% van de gebouwen. Deze gebouwen zijn daarmee (ruimschoots) ouder dan 40 jaar, de leeftijd die in de regel gezien wordt als ‘het einde’ van de economische en technische levensduur van een schoolgebouw.

Daarbij komt nog dat de gebouwen uit de bouwperiode 1946-1978 veelal met hoge snelheid, sober en van matige kwaliteit gebouwd zijn (HEVO, 2019). 

Afbeelding

Figuur 1 (Rekenkamer, bewerking HEVO, 2019)

 

          “Een gebouw is pas een goed gebouw wanneer het faciliterend is aan het primaire proces dat er in plaatsvindt.”

 

Schoolgebouwen worden in Nederland echter gemiddeld pas het 69e levensjaar vervangen. Jaarlijks resulteert dit gemiddeld in 124 nieuwe en 23 gerenoveerde schoolgebouwen in het primair en voortgezet onderwijs. Daarmee ligt de jaarlijkse vervangingsgraad op circa 1,33% (PO-raad, VO-raad, VNG, 2020). Met nog circa 4.000 schoolgebouwen uit de bouwperiode 1946-1978 duurt het met de huidige vervangingsgraad dus nog circa 30 jaar voordat alleen al de gebouwen uit die periode vervangen zijn. Dan is 2050 inmiddels gepasseerd en dient er vanuit de klimaatdoelstellingen ook binnen het onderwijsvastgoed 95% reductie in de CO2-emissie behaald te zijn.

 

Duurzaamheid

Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) heeft in haar rapportage ‘Verkenning Onderwijsvastgoed’ (2020) een poging gedaan om de verdeling van de energielabels inzichtelijk te maken.

Echter, ten tijde van dat onderzoek bleek slechts 14% van de scholen in het PO en 13% van de scholen in het VO een energielabel te hebben. Om toch een uitspraak te kunnen doen over de verdeling van de energielabels is de database van het RVO door het EIB geëxtrapoleerd naar de totale voorraad. Hierbij plaatst het EIB wel de kanttekening dat deze extrapolatie waarschijnlijk een positiever beeld laat zien dan de werkelijkheid omdat men eerder geneigd is een label te laten registreren bij nieuwe panden dan wel wanneer er daadwerkelijk verbeteringen zijn doorgevoerd (EIB, 2020). In figuur 2 is deze geëxtrapoleerde verdeling van de energielabels weergegeven. Uit de rapportage van het EIB (2020) blijkt dat minimaal 52% van de scholen in het PO en 54% van de scholen in het VO momenteel een label heeft dat slechter is dan energielabel C. Omgerekend naar absoluut aantal komt dat neer op bijna 5.000 schoolgebouwen die momenteel slechter scoren dan energielabel C.

Afbeelding

Figuur 2 (BAG, DUO, RVO (Bewerking EIB, 2020))

 

De PO-raad, de VO-raad en de VNG hebben hun Sectorale Routekaarten voor het behalen van de klimaatdoelstellingen inmiddels gepubliceerd. Hieruit blijkt dat een aanzienlijke versnelling in de vervangingsopgave benodigd is om de klimaatdoelstellingen én benodigde kwalitatieve verbetering te behalen. Het vernieuwingstempo moet hierbij opgeschroefd worden naar minimaal 198 nieuwe schoolgebouwen en 66 renovaties per jaar. Om de klimaatambitie en de benodigde versnelling in de vervanging te realiseren, is 42 miljard euro benodigd tussen 2030-2050 (prijspeil 2019). Dat is 21 miljard euro méér dan wanneer het scenario van vervanging voortgezet wordt zoals het de laatste jaren loopt (PO-raad, VO-raad, VNG, 2020).

 

           “Bijna 3.000 schoolgebouwen in Nederland voldoen niet of twijfelachtig aan de minimumeisen met betrekking tot luchtverversing.”

 

Binnenmilieu

'Continu blijven ventileren met ramen en eventueel ook deuren open', zo luidden de geadviseerde aanvullende maatregelen van het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie op Scholen wanneer de minimale capaciteitseisen ten behoeve van luchtverversing binnen een school of lokaal niet worden gehaald (LCVS, 2020). Een advies met een erg praktische benadering, zeker met het oog op de wintermaanden die nog moesten volgen. Een gemiddeld ministerie wordt voor minder redenen verbouwd.

 

In de periode van 14 augustus tot en met 27 september 2020 heeft er een onderzoek plaatsgevonden om inzichtelijk te maken in welke mate de schoolgebouwen in Nederland voldoen aan de minimumeisen voor luchtverversing. In deze periode is het voor 49% van de scholen gelukt om de vereiste CO2-metingen uit te voeren. In figuur 3 zijn de resultaten uit het onderzoek van LCVS (2020) geëxtrapoleerd naar de gehele populatie schoolgebouwen.

Afbeelding

Figuur 3 (LCVS, 2020 (Bewerking HEVO, 2021))

 

Uit deze geëxtrapoleerde resultaten blijkt dat 68% van de scholen in oktober 2020 zonder twijfel voldeed aan de minimumeisen met betrekking tot de luchtverversing, 9% van de scholen voldeed maar twijfelde over de wintermaanden (omdat openen van ramen tot de mogelijkheden behoort om aan de minimumeisen te voldoen) en ruim 23% van de schoolgebouwen voldeed niet aan de minimumeisen. Omgerekend naar aantal schoolgebouwen betekent dit dat bijna 3.000 schoolgebouwen in Nederland niet of twijfelachtig voldoen aan de minimumeisen met betrekking tot luchtverversing (LCVS 2020, bewerking HEVO 2021). Om dit specifieke probleem binnen het onderwijsvastgoed aan te pakken is inmiddels de SUVIS-regeling in het leven geroepen. Circa 98 miljoen euro subsidie enkel gericht op het verbeteren van het binnenklimaat in bestaande schoolgebouwen (RVO, 2021). Belangrijke toevoeging is dat deze 'minimumeisen' voor bestaande gebouwen (van voor 2012) lager liggen dan hetgeen nu opgenomen is in het Bouwbesluit. Oftewel het 'twijfelachtig voldoen' aan de minimumeisen is voor alle gebouwen van vóór 2012 niet per se een gewenste situatie. Dit maakt het echte probleem rondom het matige binnenklimaat nog groter.

Op zichzelf is er op een subsidieregeling natuurlijk niets aan te merken, het is alleen spijtig dat de beperkte focus nu verschoven is van de klimaatdoelstellingen naar het binnenmilieu van de scholen, maar de integrale visie op het échte probleem hiermee nog steeds ontbreekt.

 

Onderwijskundige functionaliteit

Het is reeds een aantal keer aangehaald in dit artikel: een gebouw is pas een goed gebouw wanneer het faciliterend is aan het primaire proces dat er in plaatsvindt. Bij schoolgebouwen hebben we het dan over de 'onderwijskundige functionaliteit'. Digitalisering, onderwijsinhoud, onderwijsconcepten en onderwijsvisie, alle zijn ze onderhevig aan ontwikkeling en vernieuwing. De rode draad daarin is dat er een omslag plaatsvindt van het traditionelere ‘leerstofjaarklassensysteem’ naar allerlei vormen van gepersonaliseerd onderwijs (HEVO, 2020). Dit type onderwijs vereist ook een ander type gebouw. Een standaard 'gangenschool' met een hele rij lokalen grenzend aan een gang is hierbij niet meer functioneel. Dan helpt het niet dat ongeveer de helft van de gebouwen dateert van vóór 1978. Deze gebouwen hebben doorgaans dragende binnenwanden en beperkte stramienmaten waardoor de flexibiliteit binnen het gebouw sterk geremd wordt. Daar waar er door de ontwikkelingen in het onderwijs juist behoefte is aan flexibiliteit, ruimte en mogelijkheden voor andere invulling. Door 'oplapmaatregelen' zoals de SUVIS lijkt de onderwijskundige functionaliteit van schoolgebouwen het ondergeschoven kindje te worden.

 

           “Om de klimaatambitie en de benodigde versnelling in de vervanging te realiseren, is 42 miljard euro benodigd tussen 2030-2050.”

 

Het artikel begon met de tekst dat goed onderwijs niet ontstaat door het gebouw waarin het gegeven wordt en dat is misschien maar goed ook. Ondanks de sterke veroudering, matige staat, een twijfelachtig binnenklimaat en de beperkte onderwijskundige functionaliteit van een groot deel van de schoolgebouwen, geven docenten in Nederland ‘hun schoolgebouw’ gemiddeld toch een 5,7 (PO-raad, VO-raad, VNG, 2020). Een nog relatief hoge score, wellicht te herleiden naar het feit dat docenten zich, gelukkig, drukker maken om de kwaliteit van het onderwijs dan om de kwaliteit van de gebouwen? Interessant om jezelf af te vragen hoe deze score zou zijn wanneer het kantoorgebouwen zou betreffen in plaats van schoolgebouwen; zou dan ook het advies zijn 'zet de ramen maar open' of 'stel die nieuwe manier van werken maar 10 jaar uit'.

 

Laat de aandacht vanuit de coronacrisis het moment zijn om een integrale visie op de vervanging van het onderwijsvastgoed in Nederland te creëren zodat we niet weer terugvallen in het 'oplappen' van slechts één deel van de problematiek.

 

De versnelling van de vervanging, zoals aangehaald in de Sectorale Routekaarten van de PO-raad, de VO-raad en de VNG, lijkt een goed vertrekpunt.

 

Bronvermelding

EIB, 2020. Eindrapport verkenning onderwijsvastgoed praktijkvoorbeelden en kansen voor de kwaliteitsopgave

HEVO, 2020. De Onderwijskundige functionaliteit van schoolgebouwen verdient een eigen crisis

HEVO, 2019. Doorrekening Sectorale Routekaarten primair, speciaal & voortgezet onderwijs

HEVO, 2017. (Ver)nieuwbouw of renovatie: wat is de beste keuze?

Landelijk Coördinatieteam Ventilatie op Scholen, 2020. Eindrapport

PO-raad, VO-raad, VNG, 2020. Sectorale Routekaart voor verduurzaming schoolgebouwen

RVO, 2021. Specifieke uitkering ventilatie in scholen (SUVIS)

 

Meer weten?

Neem dan contact op met Pim Bressers, telefoon 073 6 409 409

Mail Pim

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

A. ter Harmsel / directeur
'In de periode van 14 augustus tot en met 27 september 2020 heeft er een onderzoek plaatsgevonden om inzichtelijk te maken in welke mate de schoolgebouwen in Nederland voldoen aan de minimumeisen voor luchtverversing.' Dat is een uitstekende periode voor het luchtklimaat op de scholen die het moeten doen met 'ramen en deuren open... Nu kan met droge ogen gezegd worden dat het op basis van landelijk onderzoek nog wel een beetje meevalt met het binnenklimaat in de scholen. Wat zou de uitkomst geweest zijn in de wintermaanden? En hoe verhoudt de energierekening van de scholen die ook toen alles moesten openzetten zich tot die van andere jaren? Waarbij we dan maar niet spreken over de warme zomertijd die nog weer een ánder probleem (dan CO2-gehalte) met het binnenklimaat met zich meebrengt.