Advertentie
financiën / Achtergrond

Roer om in waterland

De nevengeul van de Waal bij Nijmegen heeft ruim 2 miljoen euro uit Brussel gekregen. Het project maakt deel uit van FloodResilienCity (FRC) waar in totaal ruim 8 miljoen naartoe ging.

22 november 2013

Twee miljoen euro en een innovatief talud hield Nijmegen al aan Europa over. Maar in nieuwe subsidieprogramma’s ontbreekt het thema ‘water’. Via serious gaming en innovatieve stadsplanning wil de gemeente Europa toch over de streep trekken.

Op de dijk in Lent remt Mathieu Schouten af. Hij zet een voet op het asfalt, op een punt waar hij vaker zal zijn gestopt. Voordat het met hem de fiets opging, heeft hij zijn bezoek drie kledingstukken gegeven: een witte helm, een oranje hesje en rubberlaarzen. Over de laatste: ‘Pak ze een maat kleiner dan je hebt.’ Welkome tip.

Een paar honderd meter ten zuiden van de dijk, volgend op weiland, kribben en strandjes, stroomt de Waal. Op de achtergrond het silhouet van Nijmegen. Schouten wijst naar de andere kant, noordwaarts, over de nevengeul van de Waal heen die vlak voor ons in aanleg is. Tweehonderd meter verderop ligt daar een hoge, lang­gerekte berg zand te blinken in de zon. De pas aangelegde heuvel moet nog inklinken, tot de hoogte van de dijk waarop we staan.

Het zandlichaam is wellicht de meest aansprekende opbrengst van de samenwerking tussen Nijmegen en zeven andere West-Europese riviersteden, waaronder het Franse Orléans. Schouten, landschapsarchitect van de gemeente Nijmegen: ‘We hadden een rechtopstaande, zes meter hoge kade bedacht als waterkering van de nevengeul, getrapt in twee niveaus. Maar in Orléans zag ik hoe het anders kon.’

Toen Schouten de Franse stad jaren geleden voor het eerst aandeed, hadden de parkeerplaatsen aan de Loire al plaatsgemaakt voor de ‘historische kade’ zoals die ooit moet zijn geweest: eentje met een flauw aflopend talud. Schouten: ‘Daardoor loop je van overal op de kering in een rechte lijn naar het water en weer terug. Zo ontstond een bruisende plek: met cafés, festiviteiten. Dat gaan wij hier ook doen.’

De samenwerking in het door Brussel gesteunde programma FloodResilienCity (FRC), onderdeel van ‘Interreg IV’ (2007-2013), bracht Nijmegen meer dan alleen het idee voor een ‘verblijfsplek’ als kade. Er kwam ook ruim twee miljoen euro beschikbaar om extra’s te kunnen doen, binnen de ongeveer 350 miljoen euro die de aanleg van de nevengeul kost.

Zo ontstond financiële ruimte voor een veerstoep aan de Waal, aan Lentse zijde, voor een voetveer richting stadscentrum. Ook kwam er geld voor een studie naar de hoogte van het eiland dat ontstaat met de komst van de ruim drie kilometer lange geul. Het onderzoek richt zich op het deel waar nieuwe woningen komen. Is daar eenzelfde overstromingskans nodig als huizen achter de dijken, eens per 1.250 jaar? Of kan het lager? In dat laatste geval zou ruimte ontstaan voor nog een flauw aflopende oever, met in dit geval als opbrengst een fraaier, ‘natuurlijker’ landschap, een grotere diversiteit aan biotopen en daardoor meer planten- en diersoorten.

Onder water
Een nadeel heeft een lagere ligging ook: de onderste verdieping van de huizen loopt vaker onder water. In de Duitse FRC-stad Mainz zijn bewoners aan het idee gewend dat de kelders eens per 100 of 200 jaar blank staan, vertelt Schouten. ‘Daar is op ingespeeld: de huizen zijn wat indeling en leidingenwerk betreft zo gemaakt dat overstromen hoogstens hinderlijk is. Er is een goede compensatie­regeling en een perfecte communicatie. Bewoners krijgen automatisch een oproep om de auto weg te halen.’

Idee achter de Europese steun is vooral kennisdelen. Nederland kan de expertise uit Mainz gebruiken om schade te voorkomen. En de aan Orléans ontleende kade is wellicht op meer plekken een idee, denk aan de IJsselsteden.

Omgekeerd is Nederland op menig buitenland vooruit wat ‘preventie’ betreft: het land zo inrichten dat hoogwater minder schade berokkent. Die positie dankt het mede aan de laatste generatie rivierprojecten, waarmee het accent verschoof van het beteugelen van de rivier met nog sterkere dijken naar ruimte geven aan het water (‘Ruimte voor de Rivier’). De Nijmeegse nevengeul bijvoorbeeld is in essentie een opvangbekken, waardoor bij hoog­water het peil in meer stroom­opwaarts gelegen gebied decimeters lager blijft en alsnog voldoet aan de bij wet verplichte overstromingskans.

Het Nijmeegse project trok internationaal de belangstelling en won een prijs in New York. Schouten voegt toe: ‘Het heeft geholpen het bedrijfsleven in de waterbouw op de kaart te zetten en het beeld van ons land als hét land van watermanagement te versterken.’

Het is volgens hem niet eens zozeer de techniek waardoor er wekelijks een internationaal gezelschap over de Lentse dijk fietst (‘in het buitenland hebben ze ook ingenieurs’); het is het winnen van draagkracht dat intrigeert. Het buitenland, de Chinezen voorop, wil weten: hoe krijg je zo’n geul erdoorheen als er vijftig gezinnen voor moeten wijken?

Wel, antwoorden Schouten en collega’s dan: ga in gesprek met ze, neem hun zorgen serieus. Plus: vertel de stad wat je van plan bent en waarom. Laat zien welke kansen de geul verschaft (natuurontwikkeling, recreatie en watersport) en probeer zo een goed gevoel op te wekken.

‘Er is een soort trots ontstaan over wat hier gebeurt, een gemoedstoestand die de Nijmegenaar eigenlijk vreemd is. Dat werkt weer positief door op de mensen die hier aan het werk zijn.’ Het FRC-verband heeft bijgedragen aan alle lof en bekendheid, weet Schouten. ‘Je kunt nooit bepalen in welke mate, maar geholpen heeft het zeker.’

Landelijke partij
Nijmegen zou graag in aanmerking komen voor een bijdrage uit het nieuwe, vijfde Interreg-programma (2014-2020). Maar zo eenvoudig is dat nog niet, stelt Schouten. Zijn tips? In de eerste plaats is het zaak er vooral nu al aan te gaan werken, want de eerste call voor projecten is komend najaar al. Er volgen meer rondes, maar bij de eerste is de kans op succes groter: dan is al het geld nog te verdelen.

Voorts: zoek naar partijen met vergelijkbare projecten elders in West-Europa, want samenwerken over de grens heen – met één partij als minimum – is voorwaarde voor Europese steun.

Schouten: ‘Handig is om een landelijke partij in de arm te nemen, zoals Rijks­waterstaat: die heeft vaak contacten over de grens heen. Anders zou je Europa moeten doorkruisen, maar daar heb je als gemeente de tijd en middelen helemaal niet voor.’

Dan de inhoud. Kijk naar projecten die je toch al gaat doen en waarvoor je de finan­ciën – al dan niet met derden – rondkrijgt.  Want Europa eist een even grote bijdrage uit de landen zelf. Kies langlopende projecten; Interreg verlangt kennisuitwisseling over een lengte van jaren, tot aan 2020.

Ten slotte: kijk naar wat Europa wil volgens de agenda van Interreg V. Die omvat drie punten, kortweg: innovatie, een schonere economie en minder belasting van landschap en milieu. Ze zijn elk uitgewerkt in enkele regels tekst.

Wat in het vorige programma nog manifest was, ontbreekt nu: het inspelen op klimaatverandering in het algemeen (dé aanleiding voor rivierprojecten) en ‘water’ in het bijzonder. ‘Dat was mooier geweest’, zegt Schouten. Tegelijkertijd schat hij in dat indachtig de nieuwe agenda in elk geval delen van het Nijmeegse ‘rivierpark’ een kans maken. Zoals energie opwekken met de nevengeul. Of het maaisel van de uiterwaarden als energie aanwenden, of het gebied langs de rivier op een slimme, ecologische wijze beheren.

Teleurstelling
Het zijn in belangrijke mate de lidstaten die de agenda van de Europese steun­programma’s bepalen. Nederland heeft ‘water’ wel degelijk ingebracht, verzekert internationaal projectmanager Jean-Marie Stam van Rijkswaterstaat, maar het is er gewoon niet doorheen gekomen.

De teleurstelling viel mee, stelt ze. ‘Zo’n agenda komt langzaam, in achtereenvolgende rondes tot stand. Je ziet het aankomen.’ Hoe waterloos de Interreg-agenda ook zijn mag, ook Rijkswaterstaat, dat het internationale secretariaat voerde over zowel FRC als ALFA (rivierprojecten in landelijk gebied), heeft future-projects in voorbereiding. Zoals bestaande ‘kunstwerken’ vervangen door een duurzame generatie, ook bestand tegen langere droogtes. Verder wil Rijkswaterstaat met serious gaming het crisismanagement bij hoogwater en ander (dreigend) onheil naar een hoger plan tillen en rivier­ontwikkeling meer verweven met stadsplanning.

Stam: ‘In Dortmund is een oude fabriek vervangen door een meer met luxe huizen. Zo werd de rivierwijk mooier en raakte de bevolking meer gemixt. Het is een mooi voorbeeld hoe je rivierwijken zo kunt inrichten dat tegemoetgekomen wordt aan de behoeften van burgers. Wellicht is het ontwerpen interactief te maken: online, in 3D.’

Gegeven de nieuwe Interreg-agenda lijkt ‘rivierontwikkeling 2.0’ minder kans te maken. Geen probleem, stelt de projectmanager, want na FRC en ALFA is het ‘logisch’ dat water van bindend element evolueert naar een van de onderdelen binnen projecten. ‘De minister (Schultz, red.) is voorstander van de integrale aanpak. Dat is bij uitstek waar we als land goed in zijn.’

Stams tips: bezie of je project internationaal relevant is, zorg voor een variëteit aan partners, bewandel ook de informele weg naar Brussel, en: schrijf je voorstel in lekentaal. ‘De vertegenwoordigers van lidstaten, die de voorstellen beoordelen, zijn doorgaans geen expert in water of andere disciplines.’


Nevengeul, FRC en Interreg
De nevengeul van de Waal bij Nijmegen heeft ruim 2 miljoen euro uit Brussel gekregen. Het project maakt deel uit van FloodResilienCity (FRC) waar in totaal ruim 8 miljoen naartoe ging. Op zijn beurt is FRC onderdeel van Interreg, om precies te zijn van ‘Interreg IV B’, tussen 2007 en 2013 de EU-pot voor het programma ‘North-West Europe’. Er is voor bijna 340 miljoen euro aan projectensteun uit vrijgekomen.


‘Nederlands’ water uit beeld
Nederland wilde ‘klimaatadaptatie’ weer tot prioriteit van Interreg B maken, maar slaagde daar niet in. Verliest de watersector daarmee een podium om zich internationaal in de kijker te spelen? Er wordt genuanceerd over gedacht.

Wimjan van der Heijden van waterschap Groot Salland noemt het ‘bijzonder spijtig’ dat het inspelen op een veranderend klimaat ofwel ´klimaatadaptatie’ niet langer prioriteit is binnen het EU-programma Interreg B, ook North West Europe (NWE) geheten. Als voorzitter van alle subsidiecoördinatoren van de waterschappen, noemt hij NWE aantrekkelijk. Van de kosten voor een stuk dijk wordt – bij goedkeuring door Europa – bijvoorbeeld de helft vergoed. ‘Bij andere fondsen krijg je vaak alleen geld voor onderzoek, voor echt iets nieuws.’

Nederland wist deze periode (2007-2013) voor miljoenen euro’s aan steun binnen te halen uit NWE, vooral voor lokale projecten om rivieren meer de ruimte te geven.

Lucratief aan NWE is verder het opdoen van ideeën uit andere West-Europese landen, en het fungeren als internationaal podium. Het teruggeven van binnendijks gebied aan de rivier heeft, juist door het samenwerken in West-Europees verband, over de hele wereld heen de belangstelling gewekt. Dat is goed voor de BV Nederland, in het bijzonder de waterbouw en het watermanagement. Spijtig die etalage te moeten missen, zeker nu de Deltacommissaris zijn opwachting maakt. Vanaf komend jaar gaat die met een nieuwe generatie waterprojecten Nederland nog klimaatbestendiger maken.

Reinier Zweers van de provincie Gelderland, een van de onderhandelaars voor Nederland: ‘Wij wilden klimaatadaptatie, maar de andere landen wilden dat niet. Zij stelden dat NWE er al jaren achtereen veel aan heeft gedaan en dat grote consortia het inmiddels prima op eigen kracht kunnen.’

Brussel stelde voor de volgende ronde ‘structuur- en investeringsfondsen’ een lijst met elf ‘thematische prioriteiten’ op. Daaruit mochten per programma maximaal vier thema’s gekozen worden, om focus te krijgen. Voor de nieuwe NWE-editie kozen de acht bij dat programma betrokken lidstaten voor innovatie,  schonere economie en het minder belasten van landschap en milieu.

Zweers wijst erop dat klimaatadaptatie er wel degelijk in zit, maar dan als subthema. Daarmee is er volgens hem ´allerminst sprake van een kink in de kabel’: adaptatieprojecten maken nog altijd kans op NWE-steun, mits ze zich laten scharen onder een van de genoemde prioriteiten. Ook subsidiecoördinator Van der Heijden klinkt positief na het jaarlijkse RWE-congres in Roubaix, waar klimaatadaptatie werd genoemd als onderdeel van ‘resources’, de hierboven als derde genoemde prioriteit. ‘Letterlijk is gezegd dat projecten klimaatadaptatie gewoon door kunnen.’

Van der Heijden meent dat rivierverruimende projecten ‘niet één op één doorkunnen’ om voor een EU-bijdrage in aanmerking te komen. ‘Maar als je binnen zo’n project poogt efficiënter met grondstoffen om te gaan, zal het kans maken. Of denk aan een project van waterschappen en agrariërs. Wij zorgen voor water, zij voor de mineralen. Hoe kun je daar meer uithalen?’

Lambert van Nistelrooij is hoofdonderhandelaar van het Europees Parlement, dat ook in de aanloop naar deze nieuwe EU-ronde zaken moest doen met de lidstaten. ‘Die hebben we moeten afpraten van steun aan grote infrastructurele projecten’, zegt hij, in reactie naar het ontbreken van water als prioriteit. ‘In een weg of kanaal kun je zo een paar miljoen aan steun kwijt, maar als Europa kopen we er niets voor. Waar we ons geld op moeten inzetten, is innovatie: alleen dan blijven we van betekenis in de wereld.’ Volgens de CDA’er staat de EU voor niets minder dan een breuk in het beleid. ‘Weg met infrastructurele steun die decennia heeft aangehouden, alles inzetten op kennis.’

De Nederlandse waterlobby wist enkele EU-parlementariërs te bewegen tot een paar amendementen met water erin op wetsvoorstellen van de Europese Commissie, in dat geval voor Horizon 2020, een miljardenprogramma waar de lidstaten weinig over te zeggen hebben. Ook dat lukte niet. Jammer, zegt een van de lobbyisten, maar niet per se een heel groot probleem: ‘Een van de EU-prioriteiten is duurzaamheid. Daar is water nog prima in te fietsen.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie