Wie het laatst een hele voet kon plaatsen zonder die van de ander te raken mocht beginnen met uitkiezen. Nou ja, eigenlijk was het aanwijzen. Het ging er uiteraard om dat je de beste pingelaar, spits en afmaker als eerste tot onderdeel van je team kon maken. En dan had je natuurlijk ook de ongelukkigen die altijd pas als laatste werden aangewezen; die min of meer werden gedoogd als teamgenoot. Die schooierig moesten afwachten als bange straathonden of ze ook mee mochten doen en op welke positie dan wel. Ze mochten meestal dienst doen als doelman, want daar had niemand anders zin in.
Mission impossible
Vroeger op het sportveld hadden we een ritueel waarbij je samen met de aanvoerder van de tegenpartij elk om de beurt uit de omstanders een…
Laat ik eens een geheim onthullen. In de fractiekamers van de tweede kamer speelt zich de eerste week na de verkiezingen een soortgelijk tafereel af. Buitenland, economie, financiën, verkeer, veiligheid, gezondheidszorg, milieu, defensie: de potentiële woordvoerders zullen over elkaar heen buitelen voor de posities waarmee je jezelf kunt verheffen tot de BN status. Waarmee je kunt bereiken dat je een vaste gesprekspartner wordt voor de parlementaire pers; waarmee je in beeld blijft, zodat je bij de volgende verkiezingen wellicht opnieuw mag meedoen als verkiesbare kandidaat. En wie staat er aan het eind van die touwtrek wedstrijd uiteindelijk op doel? Inderdaad, degene die als iedereen al op weg is naar de borrel in Nieuwspoort doorkrijgt dat hem of haar de portefeuille ICT en overheid is toebedeeld.
Bij partijcongressen die kandidatenlijsten opstellen staan ze nooit op de banken voor iemand met specifieke vaardigheden op het gebied van openbaar bestuur en ICT. De tragiek van het dossier ICT en overheid is dat de kamerleden die er mee aan de slag gaan pas aan het eind van hun zittingsperiode een beetje begrijpen waar het over gaat. En vervolgens worden ze op een onverkiesbare plaats gezet. Het is een combinatie van corvee en Assepoester die in het verkeerde sprookje zit: de prins komt niet!
De opgebouwde kennis verdwijnt steevast kamerbreed bij elke nieuwe verkiezing. Ook nu weer. En daarmee blijft de kamer geen partij voor de ambtelijke staven die de bewindslieden op dit dossier ondersteunen met raad en daad. Dat is een democratisch gebrek, want het gaat over veel geld en vaak ook over de vraag of de overheid wel doelmatig opereert. Het gaat dan niet over techniek, maar om het politieke besef dat het niet helpt om slechte bestuurlijke processen te automatiseren of om ICT in te zetten als oplossing voor een vraagstuk waar je zelf niet uitkomt.
En aan de andere kant is ICT natuurlijk in de kamer het eerste slachtoffer als er moet worden gezocht naar een weerloos bezuinigingsobject waar niemand ooit de straat voor op zal gaan. De kenniseconomie en de instrumenten die je daarbij nodig hebt, zoals ICT, verdienen een parlementaire aandacht die meer is dan een afgeleide van de portefeuille onderwijs. En de doelmatige overheid dient vooral aandacht te krijgen via een frisse kijk op de organisatie en de inrichting ervan. Dat is wat anders dan vele honderden miljoenen besparingen inboeken op ‘minder ambtenaren’ of – als duidelijk wordt dat deze loze belofte niet werkt – dan maar de aanval te openen op hun gereedschap, lees ICT.
Arme kamerleden die straks worden geacht iets zinnig te berde te kunnen brengen over zowel de noodzaak van een goede regie van de overheids ICT als over de risico’s van korte termijn bezuinigingen op de automatisering. Hen wacht de hoon van hun eigen fracties. De volgende wedstrijd zitten ze weer op de reservebank.