‘Scherper onderscheid tussen demonstratie en ordeverstoring’
Minister van Justitie en Veiligheid David van Weel wil scherper onderscheid tussen een demonstratie en een verstoring van de openbare orde.
‘We moeten een scherper onderscheid maken tussen vreedzaam demonstreren en ordeverstorende acties’, vindt minister van Justitie en Veiligheid David van Weel. Hij realiseert zich dat dit aankomt op het optreden van politie, openbaar ministerie en burgemeesters.
Tussen de menigte
‘En het vergt vooral iets van de politiemensen die tussen de menigte staan’, aldus Van Weel tijdens een speech bij de opening van het onderwijsjaar van de Politieacademie. Van Weel vertelt aan de studenten dat hij nog maar net begonnen is in deze functie, ‘en ik kan jullie verzekeren dat de woorden “demonstratie” en “verstoring van de openbare orde” al vaak zijn gevallen’. De minister geeft voorbeelden van de ‘gekaapte’ pro-Palestina-protesten op de Universiteit van Amsterdam, snelwegblokkades van klimaatactivisten ‘terwijl demonstraties daar niet waren toegestaan’ en boeren die op snelwegen autobanden en hooibalen in de fik staken.
Extra pijnlijk
‘Deze verschillende voorbeelden hebben één ding gemeen: er moesten honderden politieagenten extra worden ingezet’, vervolgt Van Weel. En die hadden zich ook bezig kunnen houden met de aanpak van drugscriminaliteit, recherchewerk of wijksurveillance. ‘Dat vind ik pijnlijk.’ Extra pijnlijk vindt de minister het als mensen dan ook nog eens ‘vanuit een politieke mening’ oordelen over het politieoptreden. ‘Want de politie is bij uitstek neutraal.’ Maar Van Weel ziet het ook als aanleiding om het onderscheid tussen vreedzame demonstraties en ordeverstorende acties scherper te maken. ‘Ik realiseer mij dat dit aankomt op het optreden van politie, openbaar ministerie en burgemeesters.’
Ik maak me zorgen over het groeiend sentiment van mensen die het demonstratierecht in willen perken
Groeiend sentiment
Een van die burgemeesters is Sharon Dijksma van de gemeente Utrecht. Zij hield tijdens de opening van het academisch jaar op de Universiteit Utrecht juist een pleidooi voor het demonstratierecht. Ze maakt zich zorgen over het ‘groeiend sentiment’ van mensen die het demonstratierecht in willen perken. ‘Of zelfs, ik citeer, “het leger er maar op af moeten sturen”.’ Volgens Dijksma is zonder het recht op het laten horen van een tegengeluid geen ‘open, vrije, eerlijke en goed functionerende democratie’ mogelijk. ‘Dit grondrecht moeten we dus koesteren en beschermen.’
Belangenafweging soms 'koorddansact'
Dijksma wijst erop dat een burgemeester voor een demonstratie veel belangen moet afwegen, zoals die van de demonstranten en van de openbare orde en veiligheid. ‘Als burgemeester sta je boven alle partijen, zonder partij te kiezen. Dus mag je de inhoud van een demonstratie niet laten meewegen in jouw oordeel over de demonstratie. Dit onderdeel van het burgemeesterschap voelt soms als een koorddansact’, vindt ze. Maar bij de privileges om te demonstreren horen ook plichten, vervolgt ze. ‘Door samen spelregels te maken, je daaraan te houden, rekening te houden met elkaars belangen, verantwoordelijkheid te durven nemen en verantwoording af te leggen, zorgen we goed voor het demonstratierecht.’
Als bij demonstraties de openbare orde en veiligheid in het geding komt behoeven burgemeesters niet boven alle partijen te staan. Dan moeten zij (kunnen) optreden.