Waakhond verliest z’n tanden
Regionale kranten hebben het door dalende oplages en krimpende advertentiebudgetten al jaren moeilijk. Dat leidt onder meer tot een teruggang in de traditionele raadsverslaggeving; bij vele commissie- en raadsvergaderingen blijven de perstribunes leeg. Gemeenten constateren in een drie jaar geleden gepubliceerd onderzoek naar de toekomst van de geschreven pers in Nederland, uitgevoerd door de commissie-Brinkman, een afname in de aanwezigheid van journalisten én in de kwaliteit van de berichtgeving.
Steeds minder journalisten coveren het nieuws in de regio. De lokale democratie dreigt zo haar traditionele waakhond te verliezen. Temeer daar tegelijkertijd ook de focus op het bestuur verdwijnt. ‘We zijn nog maar met z’n drieën. Er blijft veel liggen’
Bij het wekelijkse persgesprek van het Apeldoornse college zit doorgaans slechts één journalist, van de Stentor. Mocht de regionale krant ooit verdwijnen, dan komt de ‘kwaliteit van het Apeldoornse openbaar bestuur in gevaar’, zegt Toon Schuiling, woordvoerder van de gemeente. Op zich heeft Apeldoorn de krant niet meer nodig om ‘de burger te vertellen waar we mee bezig zijn.’ Via diverse kanalen, zoals de website, huis-aan-huisbladen en sociale media, weet de gemeente de inwoners van de stad te bereiken. Maar als ‘waakhond van de democratie’ is het dagblad volgens Schuiling nog altijd onmisbaar. ‘De Stentor houdt het lokale bestuur scherp.’
Regionale kranten hebben het door dalende oplages en krimpende
advertentiebudgetten al jaren moeilijk. Dat leidt onder meer tot een teruggang in de traditionele raadsverslaggeving; bij vele commissie- en raadsvergaderingen blijven de perstribunes leeg. Gemeenten constateren in een drie jaar geleden gepubliceerd onderzoek naar de toekomst van de geschreven pers in Nederland, uitgevoerd door de commissie-Brinkman, een afname in de aanwezigheid van journalisten én in de kwaliteit van de berichtgeving. Uit onvrede over het wegblijven van journalisten bij raadsvergaderingen besloot Renswoude in 2010 om zelf een raadsverslaggever in te huren. Maar de Utrechtse gemeente is daar afgelopen november vanwege bezuinigingen mee gestopt.
Pieter Nieuwenhuijsen, voormalig hoofdredacteur van Binnenlands Bestuur, heeft in opdracht van het Stimuleringsfonds voor de Pers de actuele stand van de regionale journalistiek in kaart gebracht. Uit zijn rapport Zorgen om lokale openbaarheid blijkt dat de controle van het lokale openbaar bestuur voor het grootste deel nog altijd afhankelijk is van de regionale krant. En die ‘lijdt sinds de jaren tachtig aan erosie. Een tijd van sanering, fusie en schaalvergroting brak aan. Het proces van afkalving is inmiddels zo ver voortgeschreden dat stad en regio vandaag al blij mogen zijn als het enige overgebleven zelfstandige dagblad overeind blijft.’
Ontlezing
Op dit moment telt Nederland – naast de zeven regionale titels van het AD – achttien zelfstandige regionale dagbladen. De regionale kranten (exclusief de AD-titels) telden in 2011 een gezamenlijke oplage van ruim 1,4 miljoen. Dat is bijna een miljoen minder dan tien jaar eerder. Vaak genoemde oorzaken van de dalende oplages zijn ontlezing, toegenomen tijdsdruk en vergrijzend en dus uitstervend lezersbestand en de concurrentie van ‘gratis’ nieuws op internet.
Een andere oorzaak is volgens Nieuwenhuijsen de toegenomen mobiliteit, waardoor steeds meer mensen in gebieden wonen waar ze niet of nauwelijks binding mee hebben. Dat komt de ‘interesse voor de plaatselijke publieke zaak’ niet ten goede. Dat blijkt bijvoorbeeld in de groeikernen en -steden. Mediawetenschapper Piet Bakker (Hogeschool Utrecht) vindt het geen toeval dat Almere als enige grote gemeente geen betaald dagblad heeft en dat het uitbrengen van een UN-editie (AD Utrechts Nieuwsblad) voor de Vinex-wijk Leidsche Rijn op een mislukking uitliep. Verder speelt de veranderde bevolkingssamenstelling als gevolg van immigratie een rol, constateert Nieuwenhuijsen. Veel eerste-generatie-immigranten beheersen het Nederlands onvoldoende, waardoor zij afvallen als ‘potentiële gebruiker van plaatselijke printmedia’. De kranten hebben bovendien te weinig oog voor de ‘informatiebehoeften van immigranten.’
Behalve titels verdwenen er, zo blijkt uit gegevens van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), in de Nederlandse dagbladsector in de periode 2005-2009 zes- tot zevenhonderd redactionele banen, ongeveer een kwart van het totaal. Aangenomen mag worden dat tenminste een substantieel deel van dit verlies in de regio terecht is gekomen. Volgens de commissie-Brinkman slinken niet alleen de oplages van regionale kranten sneller dan die van de landelijke dagbladen, ook de gevolgen van het verlies aan inkomsten zijn in de regio ernstiger. ‘De markten waarop regionale bladen moeten opereren zijn beperkter; de teruggang in oplages en advertentieomzet wegen daarom zwaarder.’
Ondergrens
Het verhaal van de Stentor is het verhaal van veel regionale kranten. De oplage van de in 2003 uit een fusie van diverse regionale titels ontstane krant daalt elk jaar met zo’n 2 tot 3 procent. De Stentor had in 2011 een totaal verspreide oplage van 125.749, vijf jaar eerder was dat nog 140.757. De redactie van een van de grootste regionale kranten van Nederland is sinds 2004 met een derde gekrompen, van ruim 200 tot iets meer dan 130 man nu. En wéér hangt de kranten van Wegener een reorganisatie boven het hoofd. In februari maakte de uitgever bekend dat nog dit jaar 300 tot 350 banen bij het concern verdwijnen, zo’n 10 procent van het totaal. Op de redacties gaan er 85 tot 110 mensen uit. Dat zou betekenen dat ook bij de Stentor zeker tien arbeidsplaatsen zullen moeten verdwijnen.
Adjunct-hoofdredacteur Rob Krabben waarschuwt dat de ‘ondergrens’ is bereikt en dat hij niet nog eens tien journalisten kan missen. Hij vreest dat de krant in dat geval edities moet gaan opheffen. Maar Krabben weet ook: besluiten van de uitgever en de Britse eigenaar Mecom kan hij niet tegenhouden. Of zoals journalist Raymond Korse, zestien jaar werkzaam voor de krant, zegt: ‘We waren ooit cultuurgoed, nu vooral een economisch goed.’ Volgens de journalisten van de Stentor is Mecom puur op rendement uit. Wat zou het mooi zijn als de krant in handen zou zijn van een stichting die genoegen zou nemen met een winst van enkele procenten, verzuchten de redacteuren.
De ervaren journalisten herinneren zich de gouden tijden nog goed. Toen Krabben in 1980 begon, had de krant in de dorpen waar hij over schreef, een dekkingsgraad van 60 procent. Er was nog echt de tijd om zaken uit te zoeken en om te netwerken. De werkdruk is in de loop der jaren fors toegenomen. Nu zitten de journalisten noodgedwongen veel achter de computer. ‘Journalisten horen op straat’, zegt Krabben. Soms tikt Korse vijf stukken op een dag. ‘Het is de kunst om ook in kleine stukjes kwaliteit te leveren. Je niet te baseren op een bron, maar een paar telefoontjes te plegen. Er een rapport onder leggen. Al is dat onder hoge tijdsdruk soms lastig.’
Verschraling op platteland
Ook de prioriteiten van de krant zijn veranderd. Zo is de ‘focus op het bestuur verdwenen’, zegt Korse. ‘Ten onrechte. Er gebeuren prachtige dingen in het openbaar bestuur. Je hoeft geen notulen te maken, maar je moet het wel volgen. De lezer verwacht dat van ons.’ Korse vindt dat een aantal gemeenten in het verspreidingsgebied van zijn krant er bekaaid vanaf komt. ‘Bij sommige edities zitten we er bovenop, vooral in de steden. Maar op het platteland zie je een verschraling.’
Het journalistieke werk is ondertussen complexer geworden, constateert Nieuwenhuijsen. De door herindelingen steeds grotere gemeenten hebben er meer taken bij gekregen. ‘Beleidsvorming en -uitvoering zijn sterk geregionaliseerd, het lokale bestuurssysteem is er een stuk ingewikkelder en ondoorzichtiger op geworden. Dat zou eigenlijk meer, in plaats van minder journalisten rechtvaardigen.’ Raymond Korse werkt op de nieuwsdienst van de krant, die hij zelf de afdeling ‘ingewikkelde zaken’ noemt. ‘We zijn met z’n drieën. Dat is eigenlijk te weinig, er blijft veel liggen.’
De ‘kritische ondergrens’ komt volgens Nieuwenhuijsen dichterbij. ‘Bij verdere verzwakking van het dagblad zal naar andere media moeten worden omgezien teneinde de lokale openbaarheid op peil te houden.’ Maar volwaardige vervangers van het dagblad dienen zich vooralsnog niet aan. De meest voor de hand liggende vervanger van de dagbladen, de regionale omroepen, hebben een veel te klein marktaandeel en worden bovendien bedreigd door provinciale bezuinigingen. De ruim zeshonderd gratis huis-aan-huisbladen worden goed gelezen, maar de journalistieke kwaliteit is volgens Nieuwenhuijsen onvoldoende.
Publieke debat
Lokale nieuwssites en weblogs parasiteren vooral op de berichtgeving van de regionale krant. Bovendien houden zij zich lang niet altijd aan journalistieke mores, zoals het checken van feiten en het plegen van wederhoor. Woordvoerder Toon Schuiling noemt als voorbeeld de berichtgeving over een recente reis van een Apeldoornse wethouder naar Rusland. Op een lokale nieuwssite werd gesuggereerd dat de gemeente de reis had bekostigd. ‘De wethouder ging op eigen gelegenheid, maar ze plaatsten het bericht zonder ons even te bellen. Met de Stentor hebben we een volwassen relatie, zij zouden zoiets altijd eerst checken.’
Nieuwenhuijsen ziet enkele positieve online initiatieven, zoals Arnhem Dichtbij (voorheen Arnhem Direct), dat zich heeft ontwikkeld tot een gevestigde naam in het Arnhemse publieke debat. ‘Er zijn vast nog meer bloempjes in de weide, maar het is nog te beperkt.’ Uit de wildgroei van lokale websites en de populariteit van krantensites – de gezamenlijke regionale dagbladsites trekken maandelijks zo’n vier miljoen bezoekers – kan de verheugende conclusie worden getrokken dat er nog altijd veel vraag is naar nieuws uit de eigen regio. Alleen steeds minder mensen zijn bereid daarvoor te betalen. Een nieuw, duurzaam verdienmodel is nog niet gevonden. Wegener, dat naast de Stentor nog vijf regionale kranten uitgeeft, wil tussen 2012 en 2014 in totaal vijftig miljoen euro aan kosten besparen en tegelijkertijd geld gaan verdienen aan internet. Het bedrijf wil meer de nadruk leggen op digitale media, zoals betaalde apps voor smartphones en tablets.
De waakhond van de democratie verliest langzaamaan haar tanden en een nieuw verdienmodel is nog niet voorhanden.
Volgens mediaonderzoeker Paul Rutten, onder andere verbonden aan de Universiteit Antwerpen, zouden in regionale mediacentra betaalde kranten, huis-aan-huisbladen, regionale omroepen en lokale omroepen en nieuwssites kunnen samenwerken op redactioneel terrein, maar ook op techniek, distributie en administratie. Rutten: ‘In Zeeland werkten de regionale omroep en krant al goed samen, door samen actuele thema’s zoals bevolkingskrimp op te pakken.’ Provincies en gemeenten zouden wat de mediaonderzoeker betreft een faciliterende rol kunnen spelen, door bijvoorbeeld goedkope bedrijfsruimte aan te bieden.
Pieter Nieuwenhuijsen vindt dat bestuurders per gebied periodiek onderzoek moeten laten doen naar ‘de staat van de lokale openbaarheid’, dat kan dienen als ‘een mooie basis voor een debat tussen politiek, media en wetenschappers. Het is tijd dat de stilte wordt doorbroken en het thema de maatschappelijke en politieke agenda’s bereikt.’
Omdat andere media vooralsnog geen ‘geloofwaardig substituut’ voor de regionale kranten vormen, zou volgens Nieuwenhuijsen een ‘ultieme poging’ moeten worden gedaan om de kranten te behouden. Het verdwijnen daarvan zou immers ‘een groot verlies betekenen aan economisch, sociaal en cultureel kapitaal’. Bestuurders kunnen in zijn ogen niet werkloos blijven toekijken. ‘De overheid gaat niet over de media, maar er is wel een zorgplicht voor het functioneren van de (lokale) democratie. Een kritische journalistiek is daarvoor onontbeerlijk. De huidige journalistieke infrastructuur brokkelt langzaam af, dat bouw je niet zomaar weer op. Bestuurders moeten eens wat gaan doen in plaats van dat rituele geklaag over lege perstribunes.’
Wanbeleid
Op veel steun van de (lokale) overheid hoeft de pers niet te rekenen. Luister bijvoorbeeld naar Inez Pijnenburg. De burgemeester van Heerde zou het ‘verschrikkelijk’ vinden als de Stentor zou verdwijnen, maar het is ‘niet mijn allergrootste zorg dat onze gemeenteraad niet meer in de krant komt. Dat bibliotheken moeten sluiten, vind ik veel zorgelijker.’ Maar bestuurders kunnen zonder kritische journalisten toch makkelijker weg komen met wanbeleid of zelfs corruptie? Pijnenburg denkt dat dat wel zal meevallen. ‘Er zijn andere manieren om schandalen aan de kaak te stellen, bijvoorbeeld via Twitter. Als er echt iets aan de hand is, komt dat toch wel naar buiten via raadsleden. We leven in een veranderende maatschappij, jongeren lezen geen krant meer. Het enige dat ik kan doen om de krant te laten blijven bestaan, is geabonneerd blijven.’
Annemarie Jorritsma, burgemeester van de grootste no paper city Almere, noemt het een ‘gemis’ dat haar stad geen betaalde krant heeft. Maar ze zegt ook dat het niet haar taak is om daar iets aan te veranderen. ‘Ik vind het te gemakkelijk om naar de overheid te wijzen. Wiens brood men eet, wiens taal men spreekt, dat moeten we voorkomen. De markt moet met creatieve oplossingen komen en nieuwe verdienmodellen bedenken. Is er ruimte voor een NRC.Next-achtige krant over Almere? Ik zou dat toejuichen.’
Ook NVJ-secretaris Tom Gibcus is geen voorstander van structurele overheidssubsidie. ‘Wellicht kan de overheid als tijdelijke oplossing belastingverlagingen- of vrijstellingen doorvoeren, maar je moet je als uitgever niet voor de komende vijftig jaar afhankelijk maken van subsidie. Dan ontstaat er nooit iets innovatiefs.’
Lees het rapport Zorgen om lokale openbaarheid van Pieter Nieuwenhuijsen in de whitepaperbibliotheek
Reacties: 1
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.