Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

‘Hou op, je bent geen sheriff’

Drugscriminaliteit heeft Nederland kunnen ondermijnen omdat we drugs zo gewoon vinden als borrelnootjes. Pas als we die morele laksheid opzij zetten, worden we de lokroep van het drugsgeld de baas. Aldus bestuurskundige Pieter Tops.

06 november 2020
Pieter-Tops.jpg

Legalisering drugs naïef antwoord op ondermijning

Drugscriminelen die in deze coronatijd wat anders aan hun hoofd hebben dan het verzinnen van een sinterklaaslijstje, hebben geluk. Voor 21,99 euro (vijf xtcpillen) belandt Nederland Drugsland van Pieter Tops en Jan Tromp in hun schoen. Het vlot geschreven boek over de verleiding van het drugsgeld en het geschutter van de overheidsbureaucratie moet een feest van herkenning zijn voor drugscriminelen. Kijk eens hoe slim we zijn? ‘We moeten inderdaad erkennen dat er een grote collectieve intelligentie in de wereld van de criminele drugshandelaren- en producenten zit’, zegt Pieter Tops (64). ‘Als bestuurskundige ken ik geen creatiever en ondernemender netwerk. Het is een improvisatiemaatschappij in optima forma.’

Nederland Drugsland is niet het eerste drugsboek van bijzonder hoogleraar Tops en journalist Tromp. Drie jaar geleden publiceerde het tweetal het opzienbarende De achterkant van Nederland over het enorme, maar in het ‘suf gereguleerde en brave Nederland’ amper gekende probleem van een criminele schaduwwereld. Vorig jaar schreven ze het rapport De achterkant van Amsterdam. Een gouden combinatie, die twee. Pieter Tops: ‘Ik heb een áárdige pen, maar Jan heeft een uitstékende pen. Een journalist heeft ook een ander oog dan een wetenschapper. Hij kijkt anders en stelt andere vragen. Voor een vorig boek spraken we met één van de grotere drugscriminelen in deze contreien. De vragen die het ijs braken waren: “Is je moeder trots op je?” En: “Vind je dat je een goede vader bent?” Je zag dat die vragen hem raakten waardoor een informatiever gesprek ontstond.’

Hoe ontworstelen we ons aan de ondermijnende greep van de drugscriminelen? Daarover gaat Nederland Drugsland, maar niet nadat Tops en Tromp op één van de eerste pagina’s hebben geconstateerd dat het proces van ondermijning zo ver is voortgeschreden ‘dat in dit boek de vraag aan de orde komt of het probleem nog wel oplosbaar is.’ Om daar omineus aan toe voegen: ‘Wij zijn daar niet zeker van.’ Niet zeker, omdat de autoriteiten ‘het weliswaar niet keer op keer, maar wel systematisch afleggen tegen de drugsnetwerken.’

We hebben altijd gedacht dat dit niets te maken had met ambtelijke corruptie. Nederland mag volgens voorzitter Noordanus van het Strategisch Beraad Ondermijning in de absolute top van de drugscriminaliteit zitten, ons landje scoort goed qua integriteit. ‘Dat heb ik ook lang gedacht, maar pas op’, zegt Pieter Tops. ‘Uit het Encrochatonderzoek naar versleuteld berichtenverkeer tussen criminelen blijkt dat er meer ambtelijke corruptie in Nederland is dan we aannamen, bij de politie maar ook bij andere organisaties. Het heeft mij ook altijd verbaasd: zo onvoorstelbaar veel drugsgeld en zo weinig corruptie.’

Strompelend
Opsporing en vervolging in Nederland zijn volgens Pieter Tops ‘strompelende vehikels’, omdat de samenwerking tussen overheidsorganisaties bijvoorbeeld stroef verloopt. De bijzonder hoogleraar ondermijningsstudies in Leiden: ‘In de aanpak van georganiseerde criminaliteit worden de mantra van één overheid en een integrale aanpak beleden. Die twee leggen vaak een loden deken over samenwerking. Het is nodig, maar het leidt tot heel ingewikkelde gesprekken en topzware vergaderingen waarin je probeert er met elkaar uit te komen. De organisatie van integrale afstemming waar het écht nodig is, namelijk in de uitvoering van activiteiten, lijdt eronder. Daarom zeggen we in Nederland Drugsland ook dat de voortdurend aangehaalde slogan van integraal werken eerder hinderlijk dan behulpzaam is.’

Ben je als bestuurder gaan geloven dat integraliteit de effectiefste vorm van bestrijding van de georganiseerde misdaad is, krijg je dat. Pieter Tops, lector politie en openbaar bestuur aan de Politieacademie: ‘Ik twijfel niet aan de goede bedoelingen, maar je ziet dat in de toppen van overheidsorganisaties overleg over afspraken en samenwerking moeizaam verloopt. Het haalt uit de samenwerking wat hard nodig is: lenigheid, snelheid en slagvaardigheid, alles waar de drugsproductie- en handel in uitblinkt. Dat zie je bij de politie, maar ook bij het Openbaar Ministerie met zijn eigen positie en bevoegdheden en in de samenwerking met de Belastingdienst.

En vergeet de departementen niet. Die moeten ten behoeve van een hoger doel samenwerken en dat leidt vooral tot ingewikkelde vormen van niet-samenwerking. Als bestuurskundige zie ik de mechanismen uit het wijkgericht werken in de jaren ’90 terug in de aanpak van de georganiseerde misdaad. Moeizame samenwerking aan de top en ondernemingszin en creativiteit onder uitvoerders, die eerder gefrustreerd dan bevorderd worden.’

Niet overheidsdiensten, maar gemotiveerde
mensen organiseren in de uitvoerende praktijk soepele samenhang. ‘Zij zijn de lichtpunten in ons boek. Ik was in de jaren ’90 bezig met de theorie van de vitale coalities. Hoe krijg je in de brij van afspraken en protocollen scherpte en vitaliteit? Je moet een goed verhaal hebben, je hebt onorthodoxe aanjagers nodig. Bestuurders moeten deze kartrekkers op cruciale momenten rugdekking geven. Als aan die voorwaarden is voldaan, kunnen er interessante dingen in de uitvoering gebeuren, óók in de strijd tegen drugscriminaliteit.’

Lichtpunt
Tops en Tromp praatten voor Nederland Drugsland in Rotterdam met Marco Pastors van het ‘lichtpunt’ Nationaal Programma Rotterdam Zuid en in Den Bosch met twee onorthodoxe politieagenten. ‘De mantra in Rotterdam is regie met gezag, maar het programma richt zich naast de bestrijding van de criminaliteit óók op sociale investeringen.’ De twee Bossche agenten zijn een lichtpunt omdat ze zich hebben losgemaakt uit de benauwende protocollen en procedures. ‘De integrale aanpak was in een mal gegoten.’ De agenten richten zich niet op de criminelen maar op hun handel, zegt Tops. ‘Natuurlijk lossen ze daarmee de drugscriminaliteit niet op, maar op hun niveau heeft hun werk wél degelijk effect. Kijk, de kamp familie R. in Oss moet je met een groot rechercheonderzoek aanpakken, maar daaronder zit zoveel drugshandel in woonwijken en op bedrijventerreinen. Daar past een andere aanpak.’

Daarover sprak Tops onlangs met de teamchef van de politie in een middelgrote stad. ‘Ze hadden het drugsnetwerk in een gebied van de stad in kaart gebracht. Dat drugsnetwerk bestaat uit 75 personen. Vier daarvan zijn uitgeharde criminelen en voor hen is volgens de teamchef vervolging en opsluiting de enige oplossing. Maar die andere 71? Zij staan model voor de grote opgave van de komende jaren. Een gevangenisstraf gaat hun problemen niet oplossen. “Wat moet ik daarmee?”, vraagt die politiechef zich af. Hoe wordt de normale samenleving voor hen weer aantrekkelijk? Aan deze vraagstukken komt hij niet toe, en het OM ook niet. Dat is in de eerste plaats iets voor het lokaal bestuur.’

Vanuit het lokaal bestuur is in de strijd tegen de ondermijnende drugscriminaliteit wel zo’n beetje gedaan wat gedaan kon worden, vindt Pieter Tops. ‘Bestuurders zijn niet naïef meer over de doorwerking van drugscriminaliteit in hun gemeenten. Ze hebben hun maatregelen getroffen. Ze zijn in hun eigen organisaties minder argeloos geworden. Hebben we er twintig jaar over gedaan om mensen bij gemeenten klant vriendelijk te maken, nu weten we dat die vriendelijkheid grenzen heeft. Om te voorkomen dat de criminaliteit zich verspreidt in de samenleving, sluiten burgemeesters bijvoorbeeld op basis van artikel 13b van de Opiumwet iedere dag drugspanden.’

Principieel onjuist
Burgemeester Beenakker van Tiel vond het vorig jaar in Binnenlands Bestuur ‘principieel onjuist’ dat hij in de strijd tegen ondermijning de ‘enige en veelal zwaarste straf’ (sluiting van een pand) uitdeelt. ‘De burgemeester neemt nu eigenstandig beslissingen die hij in het kader van de deling van de staatsmachten niet behoort te nemen’, aldus Beenakker. Tops: ‘Er is tientallen keren geprobeerd om artikel 13b aan te klagen omdat het een straf zou zijn. Keer op keer hebben de rechter en de Raad van State gezegd: dit is geen straf, het is herstel. Burgemeesters moeten goed motiveren waarom ze een pand sluiten en rekening houden met de specifieke omstandigheden.

Doen ze dat niet, dan staat de rechter klaar om hen terug te fluiten. Maar dat gebeurt betrekkelijk zelden. Burgemeesters houden zich in het algemeen keurig aan de wet. Als je dat bij elkaar optelt, dan is 13b een nuttige voorziening om te voorkomen dat drugscriminaliteit om zich heen grijpt.’

De Tielse burgemeester zei ook dat de burgervader het niet mag afleggen tegen de straffende burgemeester. ‘Ik wil namelijk geen sheriff zijn.’ ‘Waar slaat dat nou op?’, reageert Tops. ‘Je bent toch juíst burgervader als je de bevolking beschermt tegen drugscriminaliteit? Burgervader zijn is toch meer dan alleen linten doorknippen? Maar hou op, je bént geen sheriff, je bént geen crimefighter. De burgemeester is er niet om de boeven te vangen. Dat doen politie en justitie. Je bent er wél voor om de maatschappelijke gevolgen van de drugscriminaliteit tegen te gaan. Dat doe je bijvoorbeeld met 13b en de Wet Bibob. En dat doe je door de sociale armoede te bestrijden in de buurten waar drugscriminaliteit voor mensen aantrekkelijk wordt.’

Die kant gaat de lokale strijd tegen ondermijning ook op, vermoedt Tops. ‘Je ziet dat de sluiting van drugspanden vaker wordt gecombineerd met een zoektocht om mensen die slachtoffer zijn te ondersteunen. Dan draait het niet alleen om de burgemeester, maar ook om de wethouder voor zorg of voor huisvesting. Een logische volgende stap is dat de toepassing van artikel 13b een zaak van het college wordt. ’ ‘Streng liefhebben’ wordt daarmee de focus van het wijkgericht optreden dat Den Haag en gemeenten volgens Tops uit de mottenballen halen. ‘Je combineert een algemeen pers pectief – zoals het Nationaal Programma Rotterdam Zuid doet met werk, huis en school – met op de persoon toegesneden programma’s. Je bent barmhartig en stelt grenzen. De bestrijding van drugscriminaliteit is dan ook een vorm van sociaal beleid, want je moet de alternatieve aantrekkingskracht van de drugswereld wegnemen.’

Stevige aanpak
En dat doe je niet, wil de medeauteur van Nederlands Drugsland gezegd hebben, door drugs zomaar te legaliseren. Tops: ‘De criminele schaduwwereld zal door de export van drugs blijven floreren en drugscriminelen zijn handig genoeg om op de binnenlandse markt onder de prijs van de staatswinkels te duiken. Maar het verbod dat we tot nu toe kennen, heeft ook niet gewerkt. Het zou mijn voorkeur hebben om drugs gecontroleerd te reguleren. Maar dat gereguleerde systeem moet wel worden beschermd tegen de illegale drugswereld.

Daarvoor is een stevige aanpak van de drugscriminaliteit nodig, ook door vergroting van repressie en verhoging van straffen. Maar eigenlijk is het allerbelangrijkste dat onze morele onverschilligheid over drugs plaatsmaakt voor eerlijkheid, doelgerichtheid en betrokkenheid. ’


Nederland Drugsland; de lokroep van het geld, de macht van criminelen, de noodzaak die te breken (en hoe dat dan te doen), is verschenen bij uitgeverij Balans. Prijs: 21,99 euro.


CV
Pieter Tops (Reusel, 1956) studeerde bestuurskunde in Nijmegen. Hij promoveerde in 1990 in Leiden. Tops was van 1994 tot 2018 hoogleraar bestuurskunde in Tilburg. Van 2006 tot 2013 was hij lid van het college van bestuur van de Politieacademie, waar hij sinds 2015 lector politie en openbaar bestuur is. Tops bekleedt sinds 1 juli 2020 de bijzondere leerstoel Ondermijningsstudies aan de Universiteit Leiden. Hij is sinds juni van dit jaar ook directeur van de Stichting Maatschappij en Veiligheid. 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie