Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

God verdween, maar Petrus bleef

In kersttijd wijdt Binnenlands Bestuur een tweeluik aan gemeentelijk geschipper met godshuizen. In Vught krijgt de monumentale Petruskerk een nieuwe bestemming. Daarna: een cursus creatief boekhouden om moskeebouw mogelijk te maken.

19 december 2014

Een houten schot blokkeert de toegangsdeur tot de Petruskerk, hartje Vught. In de omliggende tuin staan busjes van aannemers, traliehekken. Stemmen schallen over de bouwplaats. Maar bij de brandende kaarsen in het kerkportaal dringt vrijwel niks van die profane buitenwereld binnen. In stilte knielt een bejaard parochielid er voor haar vrijdagochtendgebed.

De bouw van de monumentale Petruskerk werd in 1881 grotendeels door de Vughtse gemeenschap bekostigd. Behalve ‘een landmark’ in neo-romaanse stijl is de Petruskerk volgens de Vughtse wethouder Wilbert Seuren (openbare ruimte, D66) een dikke eeuw nadien ook ‘een stukje van onze identiteit’. Alleen: God verdween in de tussentijd ook uit Vught. In 2005 werd ‘de Petrus’ na jaren van teruglopend kerkbezoek aan de eredienst onttrokken. Het kerkgebouw verviel daarna snel. ‘Stukken van het dak stortten naar beneden’, zegt vastgoedondernemer Willem Schellekens. Sloop dreigde.

Van de kerkelijke bestuurders hoefden weinig inventieve oplossingen te worden verwacht. ‘Het bisdom Den Bosch, waar Vught onder valt, had slechte ervaringen met een andere leegstaande kerk die tot een soort partycentrum was omgebouwd’, zegt wethouder Seuren. ‘Het stelde zich op het standpunt: geen kerkelijke functie voor de Petrus, dan ook geen gebouw meer.’

Zo ver kwam het gelukkig niet. Komend jaar kan de Vughtse kerk de deuren heropenen met in haar middenschip een historisch museum en  ook de plaatselijke bibliotheek. Vier aanpalende ruimtes komen beschikbaar voor commerciële partijen, waarvan er inmiddels twee zijn verhuurd. De omliggende Petrustuin, nu door halfhoge muren aan het oog onttrokken, biedt straks een aantrekkelijk terras. Al is haar primaire functie op een kapelletje na niet meer religieus – de Petrus blijft zo het kloppende hart van Vught. 

Succesverhaal
Het succesverhaal van de kerk is terug te lezen in het deze maand verschenen boek Rekenen op herbestemming. De Vughtse aanpak, waarover zo meteen meer, kan model staan voor elke gemeente die met leegstand van kerken te maken krijgt. En dat zijn er heel wat. Volgens Mirjam Blott, projecttrekker van de door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed opgezette ‘Agenda toekomst religieus erfgoed’, raken de komende vijftien jaar nog eens zo’n 1.800 kerken buiten gebruik. Blott, stellig: ‘Elke gemeente krijgt ermee te maken.’

In Vught kwam kort na de leegstand van de Petrus in 2005 in eerste instantie een ambitieus plan op tafel. Bedenker: een plaatselijke woningcorporatie. Niet alleen het Vughts museum en de bibliotheek, ook de muziekschool moest een plek in de Petrus krijgen. De provincie Noord-Brabant wilde, onder voorbehoud van die nieuwe maatschappelijke functies, wel 2 miljoen euro in de renovatie steken. Toch ging het plan niet door.

‘Het financiële plaatje was te riskant’, blikt wethouder Seuren terug. ‘Het kwam erop neer dat wij als gemeente al ons vastgoed dienden te verkopen en de opbrengst in de kerk moesten steken. En dan maar hopen dat het aanvullende subsidieverzoek van jaarlijks 80.000 euro genoeg zou zijn. We wisten toen al dat er stevige bezuinigingen op ons afkwamen. Als B&W hebben we de raad moeten adviseren om het niet te doen.’

Voor de woningcorporatie was de maat na die eerste mislukking vol, vertelt vastgoedondernemer Schellekens. ‘De Vughtenaren zaten met de handen in het haar. In die tijd hebben ze onder anderen mij benaderd om te kijken of we met particulier initiatief wellicht tot een oplossing konden komen.’ Sindsdien ruimt Schellekens circa anderhalve dag van zijn werkweek belangeloos in voor de Petrus. Waarom hij dat doet? Omdat hij, als elke dorpsbewoner, een bijzondere band met de kerk heeft. ‘Je bent er gedoopt of hebt er eens van een dierbaar familielid afscheid genomen’, verklaart Schellekens. ‘Een bepalend gebouw met een dergelijke historie, ook nog eens midden in het dorpscentrum gelegen, dat ruil je toch niet in voor een anonieme doos met winkels en wat appartementen? Die vind je namelijk overal al. En ja, we willen de Petrus blijven gebruiken. Niet alleen als museum en bibliotheek, maar ook bij speciale evenementen. Bij de intocht van Sinterklaas zaten er vorige maand nog zeshonderd kinderen in de kerk. En waarom zou je hier straks niet de Matthäus Passion kunnen uitvoeren?’

Petrusganger
Met hulp van een aantal andere initiatiefnemers maakte Schellekens een tweede, realistischer plan. Dorpsbewoners konden zich voor 50 euro als ‘Petrusganger’ aanmelden om de renovatie te helpen bekostigen. Met dat certificaat krijgen ze korting bij de lokale middenstand. Zo’n 350 dorpsbewoners doen inmiddels mee. De kosten van de renovatie werden gedrukt door die voornamelijk door lokale bedrijven te laten uitvoeren. Vanwege het goede doel schrapten die hier en daar weleens wat posten uit hun offertes.

Doorslaggevend voor het succes van het nieuwe plan bleek echter de rol van de provincie Noord-Brabant. Die ging soepel met haar aanvankelijk harde renovatie-deadlines om. Seuren: ‘Ze zijn daar heel coulant in geweest en hebben de ondernemers nooit het mes op de keel gezet.’ Nog belangrijker: het plan van Schellekens om vier ruimtes in nevengebouwen van de kerk commercieel te verhuren. De verwachte jaarlijkse opbrengst bedraagt ruim twee ton, zonder dat de door kerkbestuur en provincie geëiste ‘maatschappelijke functie’ van de kerk zelf gevaar loopt. Daardoor hoeft de nieuw opgerichte vennootschap DePetrus het kerkgebouw en de omliggende grond niet aan te kopen, maar krijgt zij die voor vijftig jaar in pacht. Dat maakt exploitatie een stuk makkelijker. Eventuele winst, ooit, stelt de vennootschap weer ter beschikking aan de Vughtse gemeenschap.

‘Dorp redt kerk’, luidt de kop boven het Petrus-hoofdstuk in het herbestemmingsboek. Toch nog een tikje voorbarig. Afgelopen voorjaar stapte de bibliotheek namelijk plotseling uit het plan. Ze vreesde haar exploitatie in de kerk niet rond te krijgen. ‘Dat gaf hier nogal wat rumoer’, zegt wethouder Seuren. ‘Het enthousiasme van alle betrokkenen stortte in. Juist de bibliotheek was altijd een van de dragers van het plan geweest. Om de boel op scherp te zetten hebben we als college gezegd: misschien moeten we met een andere bibliotheek in zee. Het dreigde ook in juridische sferen terecht te komen. De ondernemers vonden het eigenlijk wanprestatie van de bibliotheek. Alles verhardde. Toen heb ik voorgesteld om iemand van buiten aan te trekken. Die persoon heeft een paar goeie gesprekken gevoerd en de kansen in kaart gebracht. Nu gáát iedereen er weer voor.’

Ja, het dorp lijkt de kerk te gaan redden. Maar zonder ‘gemeentelijk oliemannetje’, zoals Seuren het zelf noemt, was dat een stuk lastiger geweest. ‘Ondernemers, bibliotheek, museum – dat zijn verschillende werelden. Ondernemers redeneren: vandaag beslist, morgen doen. De maatschappelijke sector kiest voor zorgvuldigheid, wil er eerst nog eens goed over nadenken. Die twee uitersten moet je als gemeente met elkaar weten te matchen.’ In dat proces moet je volgens hem de ondernemers steeds voldoende gunnen. ‘Geen grote borden met hun naam erop, dat hoeven ze helemaal niet. Maar als ze bij een receptie een aantal relaties willen uitnodigen, moet dat kunnen. Je kunt er bij de vergunning al rekening mee houden.’

Zijn advies aan andere gemeenten met een leegstaande kerk? ‘Je hebt derden nodig’, antwoordt Seuren. ‘Als je dit zelf moet financieren, komen alle risico’s bij jou. Dat zou ik niemand aanraden. Het is heel prettig als er particulier initiatief is. Dat kun je uitdagen, maar niet afdwingen. Zoek die energie. Waar zitten in je gemeente de verbindende krachten en zijn die bereid hun nek uit te steken?’ En ja, hou als gemeente in het uiteindelijke herbestemmingsproces steeds een oogje in het zeil. Want, stelt Seuren: ‘Als het onverhoopt misgaat, kijkt de bevolking toch weer als eerste naar jou.’

Uitkijkpost voor een prikkie
Vrijwel alle Nederlandse kerken zijn bezit van kerkgenootschappen. Vaak echter is de gemeente eigenaar van de toren. Deze vreemde eigendomssituatie stamt nog uit tijd van de Bataafse Republiek (1795-1801) toen de torens door de verdedigende troepen van bezetter Frankrijk als nuttige uitzichtpost werden gezien. Die troepen moesten dan wel onbelemmerd toegang krijgen. Zo werden vrijwel alle torens gemeentelijk bezit. Ruim twee eeuwen later is die eigendomsverhouding bij zo’n 1.600 kerktorens nog steeds van kracht. Veel gemeenten proberen van het dure onderhoud van de torens af te komen en bieden ze voor een prikkie aan. In Molenwaard koop je voor één euro een prachtige uitkijkpost. Of het lukt? Wethouder Vat (sociaal-maatschappelijke ontwikkeling, SGP) twijfelde al openlijk aan het succes: ‘Een kerktoren is nu eenmaal geen sexy onderwerp om mee langs de deuren te gaan.’

‘Rekenen op herbestemming’, nai010 uitgevers i.s.m. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Prijs: 34,50.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie