Advertentie

Meer geld en aandacht nodig voor dunbevolkt gebied

Om opeenhoping van maatschappelijk onbehagen aan de randen van Nederland te voorkomen, is met name een meer evenredige verdeling van rijksgeld over de regio’s nodig. Wat ook zou helpen is een evenwichtigere inhoudelijke vertegenwoordiging van alle regio’s in politiek Den Haag. Groningse onderzoekers pleiten ervoor met politiek robuuste antwoorden te komen in plaats van sentimenteel populisme.

15 september 2021
boze-boeren.jpg

Om opeenhoping van maatschappelijk onbehagen aan de randen van Nederland te voorkomen, is met name een meer evenredige verdeling van rijksgeld over de regio’s nodig. Wat ook zou helpen is een evenwichtigere inhoudelijke vertegenwoordiging van alle regio’s in politiek Den Haag

Dat zijn twee belangrijke conclusies die hoogleraar Caspar van den Berg en universitair docent Annemarie Kok van de Rijksuniversiteit Groningen trekken uit een studie naar het verschijnsel maatschappelijk onbehagen. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had de opdracht daartoe gegeven.

 

Proteststem

Speciaal keken de onderzoekers naar regionale concentraties van maatschappelijk onbehagen, verklaringen daarvoor en hoe daarmee om te gaan. Manifesteerde het onbehagen zich in het begin van deze eeuw vooral in de stedelijke gebieden, de laatste vijf jaar lijkt het aantal mensen dat onbehagen ervaart groter te worden in gebieden die relatief ver afliggen van de Randstad. Dat uit zich bijvoorbeeld in een lager vertrouwen in nationale instituties, een lagere opkomst bij verkiezingen en de groei van de ‘perifere proteststem’ bij de verkiezingen.

 

Minderwaardig

Uit de studie ‘Regionaal maatschappelijk onbehagen’ komt volgens de onderzoekers naar voren dat er tussen gebieden in Nederland ‘harde’ problematische verschillen bestaan op het punt van de zogeheten smalle en brede welvaart. Problemen van de meer perifere regio’s in Nederland hebben te weinig aandacht gekregen.

Zo is er in de dunbevolkte gebieden van Nederland sprake van een stapeling van onbehagen. Ten eerste bestaat er ‘generiek onbehagen’ dat aan de randen van het land meer voorkomt doordat er relatief meer mensen met een lager inkomen en een beroepsopleiding wonen. Daarnaast leeft daar regio-specifiek onbehagen, voortkomend uit bijvoorbeeld krimp, aardbevingen en ondermijnende criminaliteit. En tot slot hebben inwoners van perifere regio’s het gevoel dat hun persoonlijke, collectieve en/of regionale problematiek niet serieus wordt genomen: niet in de nationale politiek, noch in het nationaal beleid en in de nationale media. Van den Berg en Kok scharen dat onder hardnekkige gevoelens van ‘er niet toe doen’, verwaarlozing en als minderwaardig te worden beschouwd.

 

Stikstof

Die ervaren ongelijkheden kunnen ertoe leiden dat centrum en periferie tegenover elkaar komen staan. Dat is volgens de onderzoekers met name ongewenst in het licht van de energietransitie, de woningbouwopgave, klimaatadaptatie en de stikstofproblematiek. ‘Vraagstukken die stuk voor stuk urgent zijn vanuit het perspectief van Nederland als geheel, maar die tegelijk de relatie tussen grootstedelijke en landelijke gebieden verder onder spanning kunnen zetten’. Bovendien wijzen manifestaties van perifeer onbehagen in hun ogen mogelijk op een minder goed functioneren van de democratische rechtsstaat.

 

Emotiecultuur

Daar moet politiek-bestuurlijk anders op worden gereageerd dan tot dusver. Het Haagse antwoord was vooral gebaseerd op een eenzijdige, populistische interpretatie van ‘maatschappelijk onbehagen’ en bleef grotendeels steken ‘in symbolisme, oneliners en pleidooien voor/maatregelen gericht op minder Den Haag, minder ‘elite’, minder representatieve democratie, minder overheid, minder Europa en minder migratie, en juist méér samenleving/’gemeenschapszin’, meer lokaal bestuur (decentralisatie), meer burgerparticipatie (zowel sociaal als politiek-bestuurlijk), meer (territoriaal opgevatte) ‘eigenheid’ en meer regionaal samenwerken in ‘horizontale’ coalities.’ Dat past volgens de auteurs in wat zij de emotionalisering van onze cultuur noemen, ‘oftewel de in de afgelopen circa dertig jaar sterk toegenomen media-aandacht voor individuele, concrete lotgevallen en opvattingen van zowel ‘gewone mensen’, bekende Nederlanders als politici – ‘een commercieel aanlokkelijke focus op ‘human interest’, ‘lifestyle’ en de vox populi.’ Die emotiecultuur verdringt ‘robuuste politieke concepten’ die juist zijn toegesneden op de menselijke behoefte om mee te tellen, mee te praten, mee te doen, ergens bij te horen en vertegenwoordigd te worden.

 

Populistisch

Vandaar dat de Groningse onderzoekers pleiten voor een koerswijziging in de benadering van maatschappelijk onbehagen, met als uitgangspunt: het collectieve belang van stabiel, democratisch en rechtsstatelijk openbaar bestuur. ‘Die benadering leent zich er in onze ogen beter voor om gevoelens van eenheid, verbondenheid en inspiratie op te wekken en te ondersteunen, dan de sentimenteel-populistische route die vooral inspeelt op identitaire scheidslijnen, gevoelens van moedwillige achterstelling en weerzin tegen instituties.’

 

Neerwaartse spiraal

Waar de politiek al twintig jaar ruim baan geeft aan gevoelens en sentimenten, krijgen rechtsstatelijke waarden als overheidszorg, representatieve democratie, zakelijkheid en inhoudelijke aanpakken juist minder prioriteit. Het tot dusver gevoerde beleid is bovendien sterk ingegeven door financieel gemotiveerde, pragmatische overwegingen. En wat de neerwaartse onbehagen-spiraal verder in gang zet is het ruim experimenteren met (lokale) alternatief-democratische instrumenten. Dat heeft de positie van de vertegenwoordigende democratie niet bepaald versterkt, zo concluderen de RUG-wetenschappers.

 

Zichtbaarheid rijk

In plaats daarvan stellen zij voor dat er behalve een evenredige verdeling van het rijksgeld over het land een stevige aanpak komt van maatschappelijke problemen die zich in perifere gebieden extra sterk voordoen, zoals werkloosheid, volksgezondheid, toegang tot en kwaliteit van publieke voorzieningen. In plaats van een opgavegerichte aanpak moet er voor bepaalde opgaven ruimte komen voor een gebiedsgerichte aanpak. Wat verder zou helpen, is een meer gelijke inhoudelijke vertegenwoordiging van alle regio’s in Den Haag en een meer zichtbare en voelbare aanwezigheid van het rijk in de regio.

 

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie