bestuur en organisatie / Partnerbijdrage

Decentralisatie van zorg

Decentralisatie van zorg (WMO 2015): naar de gemeente! Of, nee … toch naar de zorgverzekeraar

05 december 2013

AfbeeldingMr. drs. M.L.M. (Mark) van de Laar

 

Decentralisatie van zorg (WMO 2015): naar de gemeente! Of, nee … toch naar de zorgverzekeraar

Zoals bekend worden enkele overheidstaken gedecentraliseerd naar gemeenten. Het gaat om taken op het gebied van werk, zorg en jeugd. Deze taken worden momenteel nog uitgevoerd door de rijksoverheid, maar dit zal per 2015 worden gewijzigd. Het gaat om drie wetgevingsprojecten: de Jeugdwet, de WMO 2015 en de Participatiewet.

Deze bijdrage gaat over de zorg, een onderwerp dat de nodige aandacht heeft. In september jongstleden heeft VNG het overleg met het kabinet nog opgeschort, omdat er nog teveel onduidelijkheid bestond rondom de plannen op het gebied van de AWBZ-functie persoonlijke verzorging. Daarover aan het slot van deze bijdrage meer.

Hierna krijgen eerst de volgende twee stukken aandacht:
1.    notitie Centraal Planbureau van 4 september 2013;
2.    brief Minister Binnenlandse Zaken van 18 oktober 2013.

Daarna, meer spectaculair, de brief van de Staatssecretaris VWS van 6 november 2013.

CPB notitie 4 september 2013

Op 4 september 2013 heeft het CPB een notitie uitgebracht over de decentralisaties. De voorgenomen wijzigingen staan er kort en bondig in vermeld. Wat betreft de WMO 2015 worden – in plaats van het Rijk - de gemeenten verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging. De aanspraken op deze zorg worden tegelijkertijd geschrapt of beperkt.

Het CPB schetst in de notitie de kansen en risico’s van de decentralisatieoperaties. Eén van de kansen is dat gemeenten het aanbod van voorzieningen gerichter kunnen laten aansluiten bij de vraag. Een risico is echter dat er schaalnadelen zullen ontstaan, door versnippering van kennis en inkoopmacht. Inkoop verschuift immers van een beperkt aantal zorgkantoren naar een groot aantal gemeenten. Dit nadeel zal ondervangen moeten worden, doordat gemeenten gaan samenwerken op de zorginkoop.

Zie voor de samenwerking tussen gemeenten overigens ook het artikel van Gregoor van Duren en Peter Schrijvers.

Brief Minister Binnenlandse Zaken 18 oktober 2013

De Minister van Binnenlandse Zaken heeft op 18 oktober 2013 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd. Met deze brief heeft hij de kamer willen meenemen in de recente ontwikkelingen van zijn aanpak bij de decentralisaties in het sociale domein. De Minister geeft in de brief aan een aanvullende stelselverantwoordelijkheid te hebben ten opzichte van de andere departementen (voor de zorg: VWS). Deze is niet zozeer verbonden met de inhoud van het sociale domein, als wel met een slagvaardige gemeente waar burgers op kunnen vertrouwen. De Minister van Binnenlandse Zaken gaat dus over de randvoorwaarden.

In de brief worden enkele maatregelen genoemd. De Minister heeft in de eerste plaats gehoor gegeven aan de vraag naar ontschotting van de toekomstige budgeten. Interdepartementaal wordt er – in de tweede plaats - gewerkt aan het voorbereiden van besluitvorming ten aanzien van de gewenste juridische borging van gegevensuitwisseling en privacy in het kader van integrale dienstverlening en 'multiprobleemsituaties' in het sociaal en justitieel domein. De Minister zal – in de vierde plaats - de overkoepelende gevolgen van de decentralisaties in beeld brengen. Tevens werkt de Minister – in de vijfde plaats - aan het in de decentralisatiewetgeving uitwerken van randvoorwaarden die van belang zijn bij het mogelijk maken van een integrale aanpak door gemeenten. Om – ten slotte - inzicht te krijgen in de behoeften van gemeenten en de voortgang wordt er, via monitoring, een systematisch beeld ontwikkeld van de voortgang van de voorbereiding.

Naast de Minister van Binnenlandse Zaken, is vanzelfsprekend ook de bewindspersoon van VWS bij deze operatie betrokken (zoals hierna ook zal blijken).

Hoe nu verder?

Ondanks de voornoemde stukken, blijven er vragen te over. Welke (personele en arbeidsvoorwaardelijke) gevolgen zijn er bijvoorbeeld verbonden aan de decentralisatie? Wat zijn de gevolgen voor de werknemers die hierbij betrokken zijn? En welke gevolgen zijn er voor hun werkgevers (Rijk, gemeenten en zorgaanbieders c.q. thuiszorginstellingen)? Het is opvallend dat hier nog betrekkelijk weinig aandacht voor bestaat, gezien de problemen die zich enkele jaren geleden hebben voorgedaan de overheveling van huishoudelijk verzorging.

ActiZ, de organisatie voor zorgondernemers, schreef in oktober 2012 nog het volgende:

“Tot slot pleit ActiZ ervoor dat - voordat er definitief tot overheveling wordt besloten - een gedegen arbeidsmarkteffectrapportage wordt opgesteld. De personele problemen die zich hebben voorgedaan na de overheveling van huishoudelijke verzorging willen we bij deze nieuwe overheveling voorkomen. Een adequate voorbereidingstijd om personele gevolgen op te vangen is essentieel om niet weer met problemen geconfronteerd te worden. Er dient in ieder geval duidelijkheid te komen over de vraag of de Kwaliteitswet en de daaraan kwaliteitskaders, CQ-metingen en IGZ toezicht worden gehandhaafd of komen te vervallen. Kwaliteitsaspecten hangen immers onlosmakelijk samen met de kostprijs en de kwaliteit van de personele inzet.”

Deze vragen doen zich nu nog onverminderd voor. Daarbij zijn – onder meer - de volgens personele gevolgen te onderscheiden:

-    verplaatsing van werk van Rijk naar gemeenten;

-    verplaatsing van werk van de ene naar de andere zorgaanbieder;

-    vermindering van werk;

-    verandering van werk (bijvoorbeeld de sociale wijkteams).

Denk ook aan de voor de gemeenten verplichte aanbestedingsprocedures. Deze zullen leiden tot concurrentie, met als gevolg dat sommige zorgaanbieders daarvan de dupe zullen worden.

Mogelijk zal gezocht worden naar dwarsverbanden. Door de wijzigingen in de in dit artikel niet besproken Participatiewet zullen ook sociale diensten een omslag moeten maken. Inzet van vrijwilligers bij de WMO is een actueel onderwerp van discussie, maar ook het fenomeen ‘social return’ zal in de toekomst misschien vaker ingezet worden.

Wellicht ontstaan ook andere discussies, zoals eerder ook bij de overheveling van huishoudelijke verzorging: alfahulp wel of niet krachtens arbeidsovereenkomst in dienst? Het Hof Arnhem heeft hierover recent uitspraak gedaan: de hulp heeft een arbeidsovereenkomst de thuiszorginstelling). Verder zal zich de vraag voordoen of sprake is van opvolgend werkgeverschap en van overgang van onderneming. Eerder is hier al over geprocedeerd. Dat zal nu weer gaan gebeuren.

Maar de spreekwoordelijke inkt van het voorgaande was nog niet droog, of er kwam op 6 november jongstleden een brief van Staatssecretaris Van Rijn aan de Tweede Kamer.

WMO 2015: gemeente of zorgverzekeraar?

Waar de Staatssecretaris in juli 2013 nog in een Youtube filmpje uitleg gaf over de verantwoordelijkheden van de gemeenten vanaf 2015, gooit hij nu het roer om. Anders dan in het Regeerakkoord en de eerdere berichtgeving, geeft de Staatssecretaris in zijn brief namelijk aan, vrijwel de gehele persoonlijke verzorging over te hevelen naar de zorgverzekeraars in plaats van naar de gemeenten. Slechts 5% van het budget van persoonlijke verzorging wordt nog gedecentraliseerd naar gemeenten. Door de visie ‘Zorg dichtbij’ wordt dus een dikke streep gehaald. In een persbericht van 6 november 2013 laat de VNG weten de achterban te raadplegen en schort de VNG vooralsnog het overleg met het kabinet over de decentralisatie van de zorg op.

Volgens de VNG heeft de wijziging grofweg drie grote gevolgen:

1.    De burger is de dupe van de aangekondigde veranderingen. Verandering in de zorg is nodig, en verschillende kabinetten waren het erover eens dat de gemeenten de verantwoordelijkheid moesten krijgen voor de zorg dichtbij. Zij staan immers het dichtst bij de burger en spelen een belangrijke rol in de directe sociale omgeving. Daarnaast zou de decentralisatie naar de gemeente duidelijkheid scheppen voor de burger. Bij de gemeente zou je aankloppen voor zelfredzaamheidsproblemen en participatie, en voor medische problemen ga je naar je zorgverzekeraar. Hier wordt door het kabinet nu een grote streep doorgezet. De Staatssecretaris geeft aan dat de samenwerking tussen de gemeenten en de zorgverzekeraars wordt gestimuleerd, echter de VNG ziet niet in hoe.

2.    Daarnaast voorziet de VNG budgettaire problemen. De bezuinigingsopgave die de gemeenten al moesten doorvoeren leek niet onmogelijk, met het zicht op het brede takenpakket van de WMO 2015. Echter nu een nagenoeg nihil takenpakket overblijft, lijken deze bezuinigingen niet meer realiseerbaar.

3.    Ten slotte heeft deze ingrijpende koerswijziging tot gevolg dat al veel voorbereidende werkzaamheden die zijn verricht, voor niets zijn geweest. Gemeenten hebben al intensieve gesprekken gevoerd met verzekeraars, zorgaanbieders en cliëntenorganisaties. De VNG acht het Rijk daarom een ‘onberekenbare partner’. De VNG acht dit niet verantwoord en bespreekt dit verder op een buitengewone ledenvergadering op 29 november 2013.

Deze nieuwe en voor velen onverwachte wending heeft grote gevolgen voor de gemeenten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Wij vroegen ons af of de betrokken partijen voldoende voorbereid zijn op de WMO 2015, maar op de recente koerswijziging van de Staatssecretaris zal waarschijnlijk niemand voorbereid zijn.

Wij nodigen alle betrokkenen uit hierover van gedachten te wisselen, en over suggesties te discussiëren. Hoe kunnen gemeenten en zorgverzekeraars, in het belang van een verantwoorde en efficiënte zorg, hierin gezamenlijk optrekken? Kan het wel gezamenlijk? Wij besteden hier in de eerste helft van 2014 graag nader aandacht aan in een speciale netwerkbijeenkomst. Dat wil zeggen: wat betreft de gevolgen voor arbeidsvoorwaarden en –verhoudingen, ons terrein. Wij zijn trouwens zeer benieuwd wat de plannen van het Kabinet tegen die tijd zullen zijn.

Mark van de Laar & Rianne Dreuning

Capra Zorg

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.