Burger wil keiharde aanpak vuurwerk-aso’s
Ruim driekwart van de Nederlanders vindt dat er volgend jaar geen vuurwerk mag worden afgestoken in wijken waarin de politie en hulpverleners worden bedreigd. Dat blijkt uit onderzoek van I&O Research in opdracht van Binnenlands Bestuur.

Onderzoek jaarwisseling 2019-2020
Bij geweld tegen politie en hulpverleners eist het Openbaar Ministerie momenteel al een drie keer zo hoge straf. Eventueel kan (super)snelrecht worden ingezet. Het kabinet is verder van plan om een taakstrafverbod in te stellen bij geweld tegen politie of hulpverleners: dat zou altijd met een gevangenisstraf moeten worden bestraft. Nu is het nog mogelijk dat een rechter een taakstraf oplegt. Het gros van de Nederlanders (95 procent) kan zich blijkens het onderzoek onder 1.992 respondenten van 18 jaar en ouder, heel goed vinden in zwaardere straffen bij geweld tegen politie of hulpverleners.
Tijdens de jaarwisseling is agressie jegens hen zelfs het belangrijkste onderwerp waarop handhavend moet worden opgetreden. Ruim een kwart van de Nederlanders (28 procent) vindt dat dit prioriteit moet krijgen in de handhaving, nog voor zaken als de handel in illegaal vuurwerk en de handhaving van afsteektijden. In wijken waar ‘feestvierders’ de boel met oud en nieuw in ernstige mate verzieken (lees: agenten, brandweerlieden en/of ambulancepersoneel belagen), mag wat ruim driekwart van de Nederlanders betreft volgend jaar geen vuurwerk meer worden afgestoken.
Vuurwerkverbod
Overall is nu 50 procent van de Nederlanders voorstander van een algemeen vuurwerkverbod voor particulieren, 45 procent is tegen. Na een afname in 2016 is het aandeel voorstanders nu terug op het niveau van 2015 (49 procent). Een lokaal vuurwerkverbod kan op de steun van een iets groter deel van de bevolking (57 procent) rekenen. Dat is niet veranderd ten opzichte van 2018.
Binnen de verschillende kiezersgroepen is volgens onderzoeker Laurens Klein Kranenburg van I&O Research intussen een aantal interessante verschuivingen te zien. Kiezers van linkse partijen (Partij voor de Dieren, PvdA, GroenLinks en SP) zijn in meerderheid voorstander van een vuurwerkverbod voor particulieren. Aanhangers van de Partij voor de Dieren en GroenLinks zijn het vaakst voor een dergelijk verbod en de steun ervoor is onder die kiezers verder gegroeid. Een andere ontwikkeling is dat nu ook onder PvdA en D66-kiezers een meerderheid is te vinden voor een particulier vuurwerkverbod. Dat was in 2018 nog (net) niet het geval. Bij de PVV is er voor het eerst een meerderheid (54 procent) voor een vuurwerkverbod (2018: 46 procent). Onder VVD en CDA-kiezers is de steun voor een vuurwerkverbod eveneens gegroeid, maar het percentage tegenstanders is bij die partijen groter dan het aandeel voorstanders.
De VVD is verdeeld (45 procent vóór, 48 procent tegen), terwijl CDA-kiezers duidelijk vaker tegenstander van een verbod zijn (41 vóór, 56 procent tegen). FvD-stemmers zijn en blijven tegen een algemeen vuurwerkverbod. Van de christelijke partijen (CU en SGP) is een stabiele meerderheid voor een algemeen vuurwerkverbod. ‘Als we de balans opmaken, zijn alleen CDA- en FvD-kiezers nog duidelijk tegen een algemeen vuurwerkverbod. Bij de andere partijen is het beeld verdeeld (VVD, 50Plus) of is een meerderheid voor een vuurwerkverbod (overige partijen)’, aldus Klein Kranenburg.
Betutteling
In de discussie rond het verbieden van vuurwerk is ook geopperd om gemeenten de mogelijkheid te geven een lokaal vuurwerkverbod (voor de gehele gemeente) in te stellen. De Raad van State heeft in oktober nog eens bevestigd dat de gemeenteraad deze autonome bevoegdheid heeft. Ruim de helft van de Nederlanders is (overwegend) voor een lokaal vuurwerkverbod, vergelijkbaar met 2018. Meer dan een derde is hierop tegen. Het percentage mensen dat sterk tegen de maatregel is, is gestegen van 18 naar 22. Van de vuurwerk afstekers is meer dan twee derde tegen, dat is meer dan in 2018.
Een deel van de tegenstanders heeft liever een landelijk dan een lokaal verbod. Veel mensen vinden ook dat het onduidelijkheid en ongelijkheid creëert wanneer het beleid per gemeente verschilt. Vuurwerkafstekers kunnen dan naar een andere gemeente gaan waar geen verbod geldt en daar overlast veroorzaken. Ook denkt een deel van de tegenstanders dat betere handhaving een betere oplossing is voor het probleem. Maar er zijn ook mensen die zeggen dat een verbod niet kan worden gehandhaafd, dat mensen zich niet aan het verbod zullen houden of dat het juist averechts werkt. Sommigen hechten waarde aan de traditie van vuurwerk en vinden het oneerlijk dat er een verbod voor iedereen geldt wanneer er een paar mensen zijn die vuurwerk misbruiken. Ook wordt er gezegd dat een verbod ‘betuttelend’ is.
Voorstanders van een lokaal vuurwerkverbod zijn voor een groot deel ook voorstander van een landelijk vuurwerkverbod en zien dit als een eerste stap in de goede richting. Veel genoemde argumenten richten zich tegen het gebruik van vuurwerk in het algemeen, zoals de mogelijke risico’s, de overlast, vervuiling en angst voor vuurwerk. Een aantal mensen benoemt voordelen van een lokaal verbod, zoals dat het gemakkelijk( er) te handhaven is op lokaal niveau en dat de gemeente het beste zicht erop heeft waar een verbod nodig is. In oktober gaf de politie, bij monde van korpschef Erik Akerboom van de Nationale Politie, echter aan, problemen te voorzien bij het handhaven van lokale vuurwerkverboden. Hij wees op de wirwar aan lokale maatregelen die gemeenten invoeren, zoals vuurwerkvrije en -vriendelijke gebieden. Daarvan gaat naar zijn mening een averechtse werking uit.
Handhaving van de openbare orde wordt dan complexer, omdat de verschillende maatregelen per gemeente leiden tot een onoverzichtelijke situatie voor politie, hulpverleners en burgers. Voor iets meer dan de helft van de bewoners zou het vuurwerkverbod in vuurwerkvrije zones in elk geval strenger mogen worden gehandhaafd. Eenzelfde percentage denkt dat er overlast zal ontstaan op andere plekken wanneer er vuurwerkvrije zones worden aangewezen. Dat is een duidelijke toename ten opzichte van 2018 (43 procent). Als de politie de veiligheid in een gemeente niet kan garanderen, is 72 procent van de Nederlanders het ermee eens dat het afsteken van vuurwerk in deze gemeente wordt verboden. Handhaving afsteektijden
Het afsteken van vuurwerk is alleen toegestaan op 31 december vanaf 18.00 uur ’s avonds tot 1 januari 2.00 uur ’s nachts. De steun voor verdere beperking van de afsteektijden is niet verder gegroeid. Iets minder dan vier op de tien Nederlanders (38 procent) vinden dat de afsteektijden verder moeten worden beperkt. Dit aandeel is gelijk gebleven ten opzichte van 2018. Ruim vier op de tien Nederlanders (43 procent) vinden de huidige afsteektijden prima. Net als in 2018 wordt er volgens twee derde van de Nederlanders regelmatig tot vaak vuurwerk afgestoken buiten de toegestane afsteektijden. Eveneens twee derde is vóór strengere handhaving van de afsteektijden. Daarmee zet de stijging vanaf 2017 zich voort.
Hoewel het draagvlak voor strengere handhaving van de afsteektijden toeneemt, zien steeds meer Nederlanders dat er juist minder intensief wordt gehandhaafd: volgens meer dan de helft van de Nederlanders (54 procent) worden de afsteektijden niet gehandhaafd. Dat is een stijging van 10 procentpunt ten opzichte van 2018. Zowel bij vuurwerkafstekers als bij niet-vuurwerkafstekers is een stijging te zien in het aantal mensen dat aangeeft dat de afsteektijden niet worden gehandhaafd. Het strenger handhaven van de afsteektijden kan op brede steun rekenen onder verschillende kiezersgroepen. Kiezers van 50Plus, SP, GroenLinks, Partij voor de Dieren en de PvdA zijn hiervan het vaakst voorstander. Onder VVD-kiezers is het draagvlak verhoudingsgewijs het kleinste.
Vuurpijlen
De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) adviseerde eind 2017 om een verbod in te stellen op knalvuurwerk en vuurpijlen. Dit type vuurwerk zorgt voor de meeste overlast en het meeste letsel. Het kabinet heeft vooralsnog besloten om de aanbevelingen van de OVV niet over te nemen en dus geen verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen in te stellen. Een groeiende meerderheid van de Nederlanders (66 procent) blijkt vóór het verbieden van knalvuurwerk (2018: 63 procent). Over het afsteken van vuurpijlen zijn Nederlanders verdeeld. Het aandeel voorstanders van een dergelijk verbod is niettemin gegroeid van 41 naar 48 procent.
Verantwoording
I&O Research voerde in opdracht van Binnenlands Bestuur van 7 tot en met 18 november een online onderzoek uit naar de standpunten en ervaringen van Nederlanders met betrekking tot vuurwerk. 1.992 Nederlanders van 18 jaar en ouder werkten mee aan het onderzoek. I&O Research heeft vanaf 2014 een vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.