sociaal / Partnerbijdrage

Gemeente grip op slechts 20% uitgaven Jeugdhulp

Sinds 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdhulp. Zij kunnen de zorg dichter bij de inwoners organiseren, maar ook eenvoudiger en goedkoper. Een onderzoek naar de bestedingen van het jeugdhulpbudget in een middelgrote gemeente (60.000 inwoners) laat zien dat de gemeente nauwelijks invloed heeft op de toeleiding en aanmeldingen bij (gespecialiseerde) jeugdhulp waaruit een beschikking volgt. Dat roept de vraag op wie de inzet van jeugdhulp in de gemeente nu eigenlijk bepaalt.

06 oktober 2016

Organisatie van toegang en toeleiding

Vrijwel alle gemeenten hebben de toegang en toeleiding georganiseerd in lokale teams met verschillende benamingen. Daarnaast kunnen ook (jeugd)artsen verwijzen en kan de Gecertificeerde Instelling jeugdigen aanmelden na een besluit van de kinderrechter. Zij bepalen mede wie gebruik mag maken van (gespecialiseerde) jeugdhulp. Een analyse van de cijfers laat zien dat de lokale teams die door deze middelgrote gemeente zijn georganiseerd maar voor maximaal 25% van het budget bepalen of er gebruik gemaakt mag worden van (gespecialiseerde) jeugdhulp. 75% van het budget wordt vooralsnog door anderen dan de gemeente bepaald.

De cijfers op een rijtje

Waar wordt het budget gespecialiseerde jeugdhulp aan besteed in de betreffende gemeente?

17% wordt besteed aan de werkzaamheden van de Gecertificeerde Instellingen en Veilig Thuis.

30% wordt besteed via de bepalingen jeugd van de Gecertificeerde Instellingen.

33% wordt besteed bij de Jeugd GGZ instellingen met name via de gespecialiseerde Jeugd GGZ (instroom bijna geheel via huisartsen en specialisten).

20% wordt via lokale teams besteed bij diverse jeugdhulp aanbieders.

De kosten van het lokale team en andere lokaal preventieve activiteiten (jeugdgezondheidszorg, jongerenwerk, etc.) zijn hier buiten beschouwing gelaten.

De Gecertificeerde Instellingen (GI) en Veilig Thuis

Deze organisatie voert de justitiële dwangmaatregelen uit (jeugdbescherming en jeugdreclassering); daarnaast wordt ze op verzoek van lokale teams ingezet bij drang. Vaak beslissen de medewerkers     (veelal op verzoek van de kinderrechter en/of Raad van de Kinderbescherming) dat er extra hulp/ondersteuning nodig is, door een ‘bepaling jeugd’. Deze ‘bepaling jeugd’ wordt afgegeven aan een jeugdhulpaanbieder die vervolgens een traject uitvoert. Het gaat hier vaak om zeer kostbare en langdurige trajecten. De Gecertificeerde Instellingen en Veilig Thuis hebben met een kwart van de jeugdigen (en gezinnen) in de betreffende gemeente te maken, maar gebruiken met wat ze zelf kosten en wat ze aan jeugdhulpinterventies bepalen bijna de helft van het gespecialiseerde jeugdhulpbudget. De lokale teams zijn in dit proces meestal niet betrokken.

De Jeugd GGZ (basis en specialistisch)

De instroom richting Jeugd GGZ verloopt bijna geheel via de huisartsen en specialisten; daarnaast verwijzen de meeste scholen de ouders door naar de huisarts in plaats van naar het lokale team. De GGZ aanbieders bepalen zelf (in overleg met de cliënt) wat en hoelang ze zorg/ondersteuning inzetten. Uit de gegevens blijkt ook dat met name de specialistische GGZ zelf veel verwijst naar andere GGZ aanbieders, met name aanbieders die landelijk gecontracteerd zijn door de VNG. De gemeente en het lokale team hebben daar op dit moment bijna geen bemoeienis mee en dus geen grip op dit proces. Wel blijkt bij de facturatie achteraf (bij DBC’s) dat regelmatig meerdere (GGZ) aanbieders in dezelfde periode met een cliënt werken - en dat het lokale team met het zelfde gezin werkt terwijl men dat van elkaar niet weet. Binnen de Jeugd GGZ wordt 75% besteed aan specialistische hulp en 25% aan de basis GGZ. Van alle cliënten die gebruik maken van gespecialiseerde jeugdhulp maakt ruim 70% gebruik van de Jeugd GGZ.

Jeugdhulp met verblijffunctie

Het aandeel van de jeugdigen met een traject buiten huis is zo’n 9% van de jeugdigen die gebruik maken van de gespecialiseerde jeugdhulp. Het budget dat daarmee gemoeid is, bedraagt ruim 25% van het totale jeugdhulp budget in de gemeente. Het gaat hierbij om pleegzorg -€14.000 op jaarbasis- tot zeer specialistische intramurale jeugdzorg -€140.000 per jeugdige op jaarbasis- en alle voorzieningen die daar tussen zitten zoals gezinshuizen, kamertraining, woongroepen, etc. Veelal betreft het voorzieningen buiten de gemeente en dat betekent ook regelmatig dat een jeugdige niet meer naar zijn eigen school kan.

Wat betekent de huidige aanpak in relatie tot de uitgangspunten van de transformatie?

- Uitvoering geven aan het principe één gezin één plan en coördinatie van zorg komt nog maar matig van de grond.
- Te vaak zijn er nog te veel diverse aanbieders betrokken bij een cliënt/gezin zonder dat men dat van elkaar weet.
- Er is geen verband tussen de inzet van middelen en het bereikte resultaat.
- Relatief is er nog te weinig beschikbaar voor lichte, vrij toegankelijk trajecten waarbij ouders/jeugdige gemotiveerd zijn en zware hulp voorkomen kan worden.
- Jeugdhulp kan veel vaker lokaal ingezet worden, gekoppeld aan basisvoorzieningen zoals kinderopvang, onderwijs, en gezondheidscentra, en verdient zichzelf relatief snel terug.
Afname van het aantal justitiële dwangmaatregelen lijkt door te zetten (afname 2015 is 16% en verwachting voor 2016 is 20%).

     

Hoe kan de gemeente meer grip krijgen op de besteding van jeugdhulp middelen?

- Zorg voor voldoende kwaliteit in de lokale teams, met mensen uit de GGZ- en gecertificeerde instellingen die voor medewerkers van specialistisch jeugdhulp organisaties een serieuze sparring partner zijn.
- Maak goede afspraken met de Gecertificeerde Instelling om samen te bepalen wat wordt ingezet (met inachtneming van ieders verantwoordelijkheid) en probeer daarbij ook meer gebruik te maken van lokaal nieuw aanbod.
- Zorg voor goede afspraken en voldoende ondersteuning gekoppeld aan basisvoorzieningen met name met het onderwijs om vroegtijdig zaken te signaleren en snel te kunnen aanpakken.
- Zorg voor goede Onderwijs Zorg Arrangementen met het Passend Onderwijs, ook voor de kinderen met onderwijsvrijstelling, die nu veelal geheel voor rekening komen van gemeente of WLZ.
- Maak afspraken met huisartsen/gezondheidscentra door goede mensen te leveren vanuit de lokale teams, die goed kunnen beoordelen welke ondersteuning wenselijk is en die zorgen voor goede verwijzing. In de betreffende gemeente heeft inzet op dit vlak al een flinke verschuiving van specialistische hulp naar meer lokale basis GGZ opgeleverd.
- Maak afspraken met aanbieders om tijdig contact op te nemen met lokale teams om tot integrale aanpakken te komen en schaal tijdig af.
- Ga rond opvallende declaraties (bijvoorbeeld vier DBC’s in één jaar bij verschillende organisaties met enorme bedragen) in gesprek met cliënt en aanbieder.
Krijg zicht op de cliëntstromen. Vaak gebeuren verwijzingen uit gewoonte of omdat men ander aanbod niet goed kent.

Conclusie

De transitie heeft plaatsgevonden, maar de transformatie heeft nog een lange weg te gaan.

Het is van belang voor gemeenten dat wanneer men streeft naar goede en passende jeugdhulp men grip krijgt op het proces en de budgetten. Daarvoor is het belangrijk om goede analyses te maken van de lokale gegevens om aan de juiste zaken prioriteit te geven.

Albert Veuger (a.veuger@stade.nl) is partner en senior adviseur bij Stade Advies. Hij is in diverse regio’s en gemeenten actief bij de vormgeving van het decentrale jeugd(hulp)beleid en Passend Onderwijs.

Reacties: 2

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

M
Laat de echte materie deskundigen mede bepalen wat de jeugdige nodig heeft zodat die ook krijgt wat die nodig heeft ipv een rol bij een betrekkelijk amateuristisch wijkteam toe te dichten dat mogelijk te veel hangt naar een kosten aspect waardoor de jeugdige niet direct krijgt wat nodig is met op de langere termijn alleen maar méér kosten
Trudy Raymakers / coördinator sociaal team Leerdam
Ik denk dat het verstandig is de adviezen ter harte te nemen, goed te analyseren, heel goed samen te werken en de keten te verstevigen. Het heeft geen zin om op ongenuanceerde wijze een van de vele partijen aan te wijzen als zondebok. Klopt namelijk zelden en het bemoeilijkt het samenwerken.