Advertentie
sociaal / Nieuws

Wijkteams geven minder jeugdhulp

Wijkteams hebben in de eerste zes maanden van dit jaar 5,7 procent minder jongeren jeugdhulp gegeven dan in dezelfde periode vorig jaar. Dat blijkt uit voorlopige cijfers van het CBS over de eerste zes maanden van 2019.

01 november 2019

Wijk- of buurtteams hebben in de eerste helft van dit jaar 5,7 procent minder jongeren jeugdhulp gegeven dan in dezelfde periode vorig jaar. De meeste van de 347.000 jongeren die jeugdhulp kregen, kregen ambulante jeugdhulp op de locatie van de jeugdhulpaanbieders (67 procent). Bijna een op de vijf jongeren (18 procent) kreeg hulp van het wijk- of buurtteam. Dat blijkt uit voorlopige cijfers van het CBS over de eerste zes maanden van 2019.

Verblijf

Bijna 11 procent van de jongeren met jeugdhulp (iets meer dan 37.000) kregen jeugdhulp met verblijf. Daarvan wonen ruim 19.000 jongeren in een pleeggezin. Ruim 4.000 van hen hadden een plek in gezinsgerichte opvang; bijna 17 procent minder dan in de eerste helft van 2018. Uit de voorlopige cijfers van het CBS over 2019 blijkt verder dat bijna 1.800 jongeren een gesloten plaatsing hadden. Ruim 14.000 jongeren ontvingen een andere vorm van jeugdhulp met verblijf.

Trajectduur neemt toe

Jongens kregen de eerste helft van dit jaar veel vaker jeugdhulp dan meisjes; 198.000 jongens en 149.000 meisjes. Het aandeel meisjes dat ambulante jeugdhulp krijgt is gestegen van 40 naar 43 procent. Jeugdhulp met verblijf voor meisjes stabiliseert zich rond de 46 procent. De duur van hulptrajecten neemt toe.

Verwijzers

Huisartsen zijn nog altijd de belangrijkste verwijzers. Van alle hulptrajecten die in de eerste helft van dit jaar zijn gestart, startten na verwijzing door de huisarts; een stijging van 9 procent ten opzichte van dezelfde periode 2018. Maar ook gemeenten hebben vaker jongeren doorverwezen: van 132.000 in het eerste halfjaar van 2018 naar 143.000 in dezelfde periode dit jaar.

Jeugdbescherming

Kijkend naar de cijfers van jeugdbescherming dan blijkt dat het aantal ondertoezichtstellingen sinds 2016 licht stijgt, terwijl dat aantal tussen 2009 en 2016 daalde. Op 30 juni van dit jaar stonden 21.170 jongeren onder toezicht, eind 2018 waren er dat 20.770 jongeren. Het aantal jongeren met voogdij is zo goed als stabiel gebleven. ‘De stijgende trend van de afgelopen jaren lijkt zich dus niet voort te zetten in 2019’, concludeert het CBS. De gemiddelde duur van de reguliere voogdijmaatregelen is in de eerste helft van dit jaar verder aan het stijgen en komt nu uit op 2.044 dagen. Het aantal jongeren in jeugdreclassering blijft dalen. Eind juni was op 5.840 jongeren een jeugdreclasseringsmaatregel van toepassing, bijna 100 minder dan aan het begin van het jaar. De gemiddelde duur van de maatregelen is in het eerste halfjaar van 2019 gedaald met anderhalf procent ten opzichte van vorig jaar. Die daling komt op conto van de gemiddelde duur van de maatregelen toezicht en begeleiding in het vrijwillige kader. Van daling in het gedwongen kader is geen sprake meer.

Onderschat

In reactie op de CBS-cijfers trekt de FNV opnieuw aan de bel. In de ogen van de bond wordt de situatie in de jeugdzorg nog steeds onderschat door politiek Den Haag. Sinds de decentralisatie is de vraag naar jeugdzorg met 15 procent toegenomen (van 319.000 naar 366.000 jongeren) terwijl er miljoenen zijn bezuinigd. FNV voert al jaren actie tegen het jeugdzorgbeleid. De bond eist nog dit jaar 750 miljoen euro van het kabinet om tekorten in de sector aan te vullen. Aan de vooravond van het wetgevingsoverleg van 18 november – waar de Kamer over de jeugdbegroting van VWS debatteert – voert de bond weer actie bij de Tweede Kamer. Ook wordt minister De Jonge (VWS) uitgenodigd voor een ‘stevig gesprek’. In september staakten jeugdzorgmedewerkers.

Afbeelding

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

H. Wiersma / gepens.
1. Het is van belang te weten waar de 15% extra vraag naar jeugdhulp vandaan komt.

2. Het is evident dat eventuele extra vraag naar 'prioritaire jeugdzorg inclusief verblijf' ook moet kunnen rekenen op extra budget.

3. Afhankelijk van onderzoek naar het gestelde onder 1. kunnen (mogelijk) bezuinigingen worden gerealiseerd via preventieve maatregelen (voorlichting jeugd en ouders), het verhogen van drempels en het instellen of verhogen van eigen bijdragen.
Advertentie