Aansturing semi-agent te vaag
Bijzonder opsporingsambtenaren vallen tussen wal en schip, tussen politie en toezichthouder. De aansturing is vaag, stelt bestuurskundige Ronald van Steden.
Geen aura, geen aansturing, onduidelijkheid over taken en prioriteiten, te weinig mandaat, te weinig herkenbaar. Daar moet de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) mee zien te dealen. Wat zou helpen is samen surveilleren met oom agent.
Nieuwe arbeidsdeling
In zijn onderzoek naar toezicht en handhaving in de openbare ruimte (‘Veelvormig en versnipperd’) signaleert bestuurskundige Ronald van Steden een ‘nieuwe arbeidsdeling’ tussen reguliere politie en handhavers : de politie voor de opsporing van criminaliteit, gemeentelijke toezichthouders en handhavers voor het terugdringen van overlast, verloedering en kleine vergrijpen.
Nationale politie
Met de komst van de Nationale politie krijgt deze tendens eens te meer de wind in de zeilen, verklaart de onderzoeker van de Vrije Universiteit Amsterdam. ‘De centralisering van het politiewerk roept de vrees op dat nationalisering ten koste zal gaan van het buurtgerichte werken. En dat staat toch al onder druk. Uit onderzoek weten we dat de basispolitiezorg sinds 1993 is achtergebleven bij de groei van de sterkte als geheel en dus relatief verzwakt is.’
Politie trekt zich terug
Uit een recent rapport van Politie en Wetenschap blijkt dat tussen 1994 en 2009 de absolute omvang van de basispolitiezorg in buurt en wijk nagenoeg gelijk bleef, terwijl in dezelfde periode de totale politiesterkte groeide met 29 procent. Het politiewerk op straat heeft het dus bij de sterkteverdeling afgelegd tegen andere politietaken. Het gevolg: de politie trekt zich terug uit buurten en wijken. De gemeenten, aldus Van Steden, moesten daardoor wel terugvallen op eigen handhavers.
Aansturing zwak punt
De nieuwe arbeidsdeling tussen politie en lokale handhavers stemt volgens Van Steden niet vrolijk. De aansturing van de boa’s blijkt in de praktijk een notoir zwak punt. De manier waarop de handhaving binnen de gemeenten is belegd, is verbrokkeld: elke wethouder is baas over de eigen handhavers, de voor openbare orde verantwoordelijke burgemeester blijft op de achtergrond. Het algemene beeld is dat het gemeentebestuur jaarlijks globale prioriteiten vaststelt, om vervolgens met Stadstoezicht prestatieafspraken over de inzet van de boa’s. Deze afspraken blijken echter dermate globaal dat Stadstoezicht in de praktijk een grote beleidsvrijheid heeft en zelf de taken maar in gaat vullen.
Opdrachten vaag en contextloos
De houding van de politie jegens toezichthouders en handhavers heeft, zo blijkt uit ander onderzoek van de Nijmeegse criminoloog Jan Terpstra, veel weg van desinteresse. De politie verstrekt nauwelijks informatie aan de boa’s, op hun dagrapporten volgt zelden terugkoppeling. ‘De opstelling van de politie getuigt van onbegrip, minachting en wantrouwen’, aldus hoogleraar Terpstra. ‘Opdrachten aan de handhavers blijken ‘vaag en contextloos .’
Achterdocht bij uitwisselen informatie
In zijn onderzoek stuitte Van Steden op een pikorde: ‘Agenten vinden boa’s te min, die op hun beurt weer neerkijken op onbevoegde toezichthouders en milieu-inspecteurs die in vuilniszakken wroeten. Dat boa’s wellicht ook informatie kunnen aandragen die belangrijk is voor de politie wordt minder gezien.’ Deze houding manifesteert zich ook in ‘achterdocht’ bij het uitwisselen van informatie en in onwil om gezamenlijk te surveilleren. ‘Politiemensen beschouwen gemeentelijke boa’s niet als echte collega’s.’ Van Steden ziet twee speerpunten. De burgemeesters moeten een leidende en aansturende rol gaan spelen en stadstoezicht en politie moeten voortaan getweeën surveilleren.
De inzet van biketeams handhaving is zeer effectief gebleken. Dit ook vanuit de filosofie dat
toezichthouders/ buitengewoon opsporingsambtenaren zoveel mogelijk direct contact met de
burgers hebben. Fietsen heeft dan de voorkeur, omdat de toezichthouders snel en flexibel zijn en
ook zo kunnen zij overal worden ingezet. Bijvoorbeeld bij jeugd overlast, evenementen en andere
acties in samenwerking met de politie. Ik ben samen met een collega een biketeam begonnen in
2008 in de gemeente Amstelveen. Vanwege de vele jeugd overlast die daar op dat moment speelde
in bepaalde wijken. Wij zijn begonnen met avonddiensten en nachtdiensten te draaien, om de jeugd
in kaart te kunnen brengen voor de gemeente en de politie. Wij hebben ook een band met de jeugd
opgebouwd, hier mee wil ik zeggen, om de jeugd het vertrouwen te geven in het biketeam. Ik zat
een maal per week in Amstelveen als biker bij het PGA overleg, hier zaten de politie, OM, Stichting
aanpak overlast Amsterdam, jeugdzorg , jeugd en veiligheid en straatcoaches en de leerplicht
ambtenaar. Hier spraken we over de jeugd op straat die de overlast veroorzaakte en ik had ook
contact met de jongeren van de top 600. Ik wil wel zeggen dat dit meer een taak van de politie is
maar doordat wij vaak met de jongeren te maken hadden konden wij ditweer melden op het PGA
overleg. Ik heb ook wel eens een opdracht gekregen van de burgemeester of ik met mijn collega´s
een brief konden overhandigen aan een jongen van de top 600, deze brief hebben wij aan de
persoon gegeven. Ik zeg altijd het is de toon die de muziek maakt en handhaven moet ook in je
zitten. En je moet je op het moment als je met een collega op straat gaat veilig kunnen voelen, en je
moet op elkaar kunnen rekenen. En ik werk al jaren met porto C 2000 Wat ik goed zou vinden is dat
de handhavers/ politie meer zouden moeten samen werken we hebben elkaar nodig vooral in deze
tijd, met alle veranderingen. De politie gaat ook wel eens met ons mee vanwege hun opleiding voor
milieu, dus zou het goed zijn als wij wat vaker met de politie mee zouden gaan, dan denk ik aan de
BVT diensten. Ik wil binnen de gemeente Amsterdam biker worden en meer met de jeugd aan de
gang het gaat dan niet om door de jeugd te verbaliseren,maar ook aan te geven dat het anders kan,
vaak weet de jeugd niet de weg te bewandelen hier in zou ik graag mijn bijdrage willen leveren. Je
hoeft de jeugd niet alleen maar aan te spreken op hun gedrag maar je kunt op zijn tijd ook even naar
de jeugd toe gaan om even een praatje te maken. Weer een goed voorbeeld van uit mijn
werkervaring uit Amstelveen, hier had ik altijd contact met de jeugd en wij hebben er ook voor
gezorgd dat de jongeren een aantal hangplekken hebben gekregen, waardoor de bewoners minder
last hadden van de jeugd, hier door is in Amstelveen in 2012 de jeugd overlast met 18 procent
afgenomen. Wat ik merk is dat het onwetendheid is bij mensen en een bepaalde angst, zo zie ik het.
Maurice