Advertentie
ruimte en milieu / Nieuws

‘Malle discussie’ over waterschappen

De laatste verkiezingen brachten maar weinig burgers op de been. Geen reden voor opheffing maar een verkapt compliment, stelt promovendus Herman Havekes, die de historie en het bestaansrecht van de waterschappen onderzocht.

30 januari 2009

Terwijl er in gemeenten onafgebroken gesteggeld wordt over herindeling, hebben de waterschappen de afgelopen vijftig jaar vrij geruisloos een enorme schaalvergroting doorstaan. Dat heeft hen gered, vermoedt Herman Havekes, die deze week aan de Universiteit Utrecht promoveerde op een onderzoek naar prestaties en positie van de waterschappen in de afgelopen halve eeuw.

 

De helft van die halve eeuw heeft hij aan den lijve mee gemaakt, want Havekes werkt al 24 jaar bij de Unie van Waterschappen, nu als hoofd juridische en bestuurlijke zaken. Om de prestaties en positie van de waterschappen in de laatste halve eeuw objectief te kunnen beoordelen ontwikkelde Havekes zes criteria waaraan het waterbeheer moet voldoen: continue aandacht, financiële slagkracht, doelmatigheid, waterstaatkundige begrenzing, decentrale uitvoering en publieke participatie. Waterschappen scoren op al deze punten het beste. Tenslotte is het hun hoofdtaak, terwijl rijk, gemeenten en provincies het er maar bij moeten doen.

 

Toch klinkt de uitkomst vanzelfsprekender dan het is, stelt Havekes, want we mogen niet vergeten dat de waterschappen zich in de laatste halve eeuw ook enorm hebben vernieuwd, juist om hun taak zo efficiënt mogelijk te kunnen uitvoeren. ‘Vijftig jaar geleden waren er nog ruim 2600 waterschappen. Nu zijn er nog 26. Je kunt bijna zeggen dat de schappen zichzelf opnieuw hebben uitgevonden.’

 

Natuurlijk is dat niet zonder slag of stoot gegaan. Vooral de laatste fusiegolf riep bij sommige bestuurders nogal wat verzet op. In 1996 telde Nederland nog 85 waterschappen, waaronder slechts dertien schappen met het complete takenpakket. Deze all-in waterschappen dragen zorg voor waterkering, waterkwantiteit en waterkwaliteit inclusief het zuiveringsbeheer. Er is volgens Havekes niet veel ruchtbaarheid aangegeven, maar bij een aantal waterschappen gingen de hakken in het zand, ze vonden het wel mooi zo. Pas nadat een denktank van de Unie van Waterschappen in het beleidstuk Water Centraal pleitte voor een verdere fusering via de all-in formule waren de geesten rijp voor een nieuwe en laatste ronde.

 

‘Maar het resultaat mag er zijn’, aldus Havekes. ‘Er worden meer taken uitgevoerd, terwijl de kostenstijging voor de burgers en bedrijven relatief beperkt is gebleven. Welke overheid doet dat de waterschappen na. Het aantal gemeenten is wel gedaald, maar het aantal provincies is zelfs van elf naar twaalf gestegen . En het aantal ministeries is ook niet echt teruggelopen.’

 

Het is nooit met zekerheid te zeggen, maar Havekes vermoedt dat deze schaalvergroting en professionaliseringsslag de waterschappen als bestuurslaag heeft gered. ‘Zonder deze opschaling zouden de waterschappen het moeilijk hebben gekregen. Nu zijn ze in staat gebleken om een aantal nieuwe taken als bijvoorbeeld de waterkwaliteit naar zich toe te halen en goed uit te oefenen.’

 

Kosten

 

Hij begrijpt dan ook niets van debat zoals dat om de zoveel tijd losbarst over het opheffen van de waterschappen als vierde bestuurslaag en de schappen terugbrengen tot een zuiver uitvoeringsorgaan, onder verantwoordelijkheid van - meest genoemd - de provincie. De promovendus spreekt van ‘een beetje een malle discussie die niet over de inhoud maar alleen over de vorm gaat’.

 

Havekes: ‘Zelfs de meest fervente tegenstanders van het bestel vinden dat de waterschappen hun taken goed uitvoeren. Ze willen alleen af van de waterschappen als bestuurslaag met een eigen belasting en een eigen bestuur. Dat zou onnodig veel gemeenschapsgeld kosten. De waterschappen kunnen zich de hele dag concentreren op het waterbeheer en zijn goeddeels selfsupporting onder controle van eigen bestuurders. Dat vormt de beste garantie voor goed waterbeheer in ons laaggelegen en waterrijke land. Dat mag wel iets kosten. En wat ben je niet aan extra kosten kwijt als je de taken bij de provincie onderbrengt? Alleen al de energie die een dergelijke reorganisatie van het bestel zou gaan kosten kunnen we beter aan goed beheer besteden.’

 

Drie miljoen

 

Blijft over de vraag of de waterschappen als vierde bestuurslaag wel voldoende democratisch gelegitimeerd zijn. Tijdens de laatste verkiezingen, eind vorig jaar, nam slechts 23 procent van de stemgerechtigden de moeite om het stembiljet in te vullen en terug te sturen. Toch maar opheffen dan die politieke tussenlaag?

 

Als het aan Havekes ligt niet. ‘Natuurlijk hadden de schappen op een hogere opkomst gehoopt. De oorzaak van de lagere belangstelling dan verwacht wordt momenteel onderzocht, maar vergis je niet: er hebben altijd nog rond de drie miljoen mensen wél gestemd. Dat is niet veel minder dan tijdens de laatste Europese verkiezingen. En er is toch ook niemand die serieus oproept om de EU dan maar op te heffen?’ Eigenlijk ziet Havekes de lage opkomst als een verkapt compliment. ‘Blijkbaar vertrouwen de kiezers erop dat het waterbeheer in goede handen is. Als mensen zich niet veilig voelden, zouden ze zich er wel mee gaan bemoeien.’

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie