Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Hoezo verrommeling?

Het aanpakken van de verrommeling van het landschap is een van de hoofddoelstellingen van het kabinet. Maar wie denkt dat het steeds verder uitdijen van steden en dorpen daarmee zijn langste tijd heeft gehad, komt bedrogen uit. Verrommeling? Het Nirov, de netwerkorganisatie

17 oktober 2008

Het aanpakken van de verrommeling van het landschap is een van de hoofddoelstellingen van het kabinet. Maar wie denkt dat het steeds verder uitdijen van steden en dorpen daarmee zijn langste tijd heeft gehad, komt bedrogen uit.

 

Verrommeling? Het Nirov, de netwerkorganisatie voor professionals in de ruimtelijke ordening, plaatst het woord bij voorkeur tussen aanhalingstekens. ‘Wát nou verrommeling’, zegt Willem Buunk, leider van het Nirov-meerjarenprogramma Van stad naar regio, met licht stemverhef. ‘Het is allemaal een gevolg van bewust gemaakte beleidskeuzes uit het verleden.’ Buunk roept in herinnering dat in de jaren negentig weloverwogen is gekozen voor de ontwikkeling van compacte steden en stedelijke knooppunten. Infrastructuur en stedelijke ontwikkelingen moesten waar mogelijk worden gebundeld. Bedrijventerreinen werden ontwikkeld op goed bereikbare locaties aan de snelweg, waardoor de bij ondernemers zeer gewilde ‘zichtlocatie’ steeds meer in zwang raakte.

 

Buunk: ‘Minister Cramer neemt de woorden “lukraak bouwen langs de stadsranden” in de mond als ze het heeft over verrommeling. Maar daarmee doet ze de werkelijkheid geweld aan. Van lukraak bouwen is natuurlijk nooit sprake geweest. Het is allemaal een gevolg van zorgvuldige besluitvorming en gedegen planning. De compacte stad is jarenlang de beleidsdoctrine geweest, en dit is daarvan het resultaat. Je kan het lelijk vinden, maar dat is iets anders.’ Vanuit het besef dat het zeker mooier kan, heeft het Nirov alle bouwplannen voor de komende jaren geanalyseerd, met behulp van de Nieuwe Kaart van Nederland. Op een afstand van 500 meter rondom de huidige bebouwde kommen is een denkbeeldige lijn getrokken. Het hierbinnen liggende gebied is aangemerkt als ‘stadsrandzone’. Vervolgens is van alle afzonderlijke bouwplannen bepaald of ze worden gerealiseerd in de stadsrandzone, dan wel binnenstedelijk of ‘in het vrije veld’.

 

‘En wat blijkt’, zegt Buunk. ‘Meer dan de helft van alle plannen zal worden gerealiseerd binnen, of grenzend aan de stadsrandzones. De stadsranden zijn de bouwplaats van de toekomst. Dit geldt niet alleen voor woningbouw, maar voor alle onderzochte functies, waaronder bijvoorbeeld ook bedrijventerreinen en kantoor- en detailhandellocaties.’

 

Op grond van de cijfers concludeert het Nirov dat het beleid heeft gewerkt. De doelstelling om 40 procent van alle nieuwe woningen te bouwen in binnenstedelijk gebied, wordt op één procent na gehaald. ‘Het restant komt aan de randen van steden of dorpen. In het vrije veld wordt nauwelijks gebouwd’, zegt Buunk, die samen met Roland de Groot van de Nieuwe Kaart verantwoordelijk is voor het onderzoek.

 

Als het gaat om woningbouw, hebben gemeenten voor de stadsranden 2100 plannen, projecten of visies in voorbereiding. Samen zijn die goed voor 750.000 woningen, soms in combinatie met detailhandel of kantoren. Zuid-Holland en Gelderland nemen de grootste aantallen voor hun rekening.

 

Detailhandel

 

Voor grootschalige detailhandel staan in of bij stadsrandzones 34 projecten of stapel. Dan gaat het om onder meer een Ikea bij Leiderdorp en mogelijk een bij Haarlem, en bijvoorbeeld ook om ‘boulevardachtige ontwikkelingen’ bij Spijkenisse, Roermond en Sittard.

 

Daarnaast moeten de stadsrandzones en het aangrenzende gebied plaats gaan bieden aan 30.000 hectare nieuw bedrijventerrein, verdeeld over 627 plannen. Dit is ruim 75 procent van het totaal aantal hectares dat in de planning zit. Ter vergelijking: de huidige voorraad bedrijventerrein in Nederland telt een kleine 100.000 hectare. ‘Met name het inpassen van de nieuwe bedrijventerreinen wordt een forse opgave’, erkent Buunk, ‘want daar zitten een paar heel grote plakken bij.’

 

Onder invloed van alle bouwplannen, zal in totaal 8 procent van de stads- en dorpsranden de komende jaren gaan veranderen, zo heeft het Nirov becijferd. ‘Dat lijkt misschien weinig, maar het gaat wel om 1600 kilometer. Dat is een afstand van Amsterdam tot Barcelona.’

 

De vrees dat dorpen en steden bijna ongemerkt aan elkaar vastgroeien, is volgens Buunk ongegrond. En als dit gebeurt, wordt het bewust zo gepland. ‘Door bebouwing van de Zuidplaspolder, zal Rotterdam uiteindelijk bijvoorbeeld vastgroeien aan Zevenhuizen, Waddinxveen en Gouda. Ook voor Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht is de keus gemaakt om het stedelijk gebied op elkaar te laten aansluiten. Hetzelfde geldt voor Borne en Hengelo in Twente. Maar dat is allemaal niet toevallig, daar is over nagedacht.’

 

Samenhang

 

Het Nirov wil af van de misverstanden over verrommeling. ‘In plaats daarvan moeten we ons bezighouden met de vraag hoe we de stadsranden voor de toekomst gaan ontwerpen. Daar hebben we nu een uitgelezen kans voor. Laten we de nieuwe stedelijke ontwikkelingen dit keer eens niet ter discussie stellen, maar beschouwen als een ontwerpopgave. Dan kunnen we Nederland werkelijk mooier maken, daar ben ik van overtuigd’, zegt Buunk.

 

Het is in dit verband volgens hem van het allergrootste belang om het stedelijk en het landelijk gebied in samenhang te bezien, in plaats van apart. ‘In discussies merk je altijd weer dat dit het meest gevoelige punt is. Dan wordt er al snel gesproken over claims van de stad op het platteland, en dit maakt dan weer allerlei emoties los. Maar waarom zouden we geen andere eisen mogen stellen aan het landelijk gebied? Het platteland is erg belangrijk voor de samenhang in de stedelijke regio’s, en daarom is het onvermijdelijk dat je het bij de planvorming betrekt. Stad en land moeten elkaar versterken, dan heeft iedereen er baat bij.’

 

Buunk betoogt dat het platteland niet alleen het domein is van de agrariër, maar ook van de wandelaar die er recreëert, en van de forens die er op zijn mountainbike doorheen fietst om naar zijn werk te gaan. ‘Mensen kiezen vaak niet specifiek voor een bepaalde stad of voor een bepaald dorp, maar voor een regio als zij een plek zoeken om te wonen. Het platteland is een onlosmakelijk onderdeel van zo’n regio. Daarom is de kwaliteit van het landschap ook belangrijk voor het vestigingsklimaat, misschien wel net zo belangrijk als het woningaanbod en de vervoersmogelijkheden.’

 

‘Een beetje meer aandacht voor het landschap als je de boel op de schop neemt, mag daarom niet te veel zijn gevraagd. Dus als er gebouwd wordt, voorzie je als gemeente of provincie dan ook in een investering in het omliggende landschap? Soms moet je niet te veel ontwerpen, en is het mooi zoals het is. Een andere keer kies je voor het vermengen van functies, of juist voor een scherpe overgang.’

 

Beslissingen over dergelijke ruimtelijke ontwikkelingen moeten volgens Buunk in regionaal verband worden genomen. Hij is daarom blij met een vorige week gepubliceerd advies van de Vrom-raad, die hier ook bij minister Cramer op aandringt. 'Je moet regionaal werken, anders kan je de ontwikkelingen niet in samenhang bezien. Je hebt overzicht nodig', meent Buunk.

 

De provincies moeten volgens hem "uit hun traditionele rol stappen" als zij in dit proces een rol van betekenis willen spelen. 'Het landelijk gebied was altijd het domein van de provincies. Dat zie je ook terug in de samenstelling van Provinciale Staten en de colleges van GS. De provincies zullen hun agenda's moeten aanpassen aan het stedelijk belang. Verscheidene provincies zijn zich hiervan in toenemende mate bewust - Groningen, Drenthe, Brabant, Gelderland, Overijssel - maar andere veel minder. Het is niet voor niets dat de stedelijke regio's een heel eigen werkwijze hebben ontwikkeld.'

 

Hoewel Buunk een hekel heeft aan het woord verrommeling, is hij wel blij met het bestuurlijk en maatschappelijk debat dat over de inrichting van Nederland is ontstaan. 'We voeren nu echt discussie over ruimtelijke ordening, en dat gebeurt niet zo vaak.'

 

Hij hoopt dat ook vanuit de landelijke invalshoek een inhoudelijke bijdrage aan de discussie zal worden geleverd. 'Laat de Rijksbouwmeester en de Rijksadviseur voor het Landschap adviezen geven. Kom met beeldenboeken. Wat vinden we mooi, wat vinden we lelijk? Laten we daarover met z'n allen discussiëren. Dan komen we uiteindelijk tot betere resultaten, en daar gaat het om.'

 

Woningbouw in de stads- en dorpranden

 

Aantal woningen:

 

Binnenstedelijk 39%
Randzone 57%
Buiten randzone 4%

 

 

Ontwikkeling van nieuwe stadsranden

 

Oppervlak bedrijventerrein:

 

Binnenstedelijk 3%
Randzone 71%
Buiten randzone 26%

Oppervlak detailhandel:

 

Binnenstedelijk 51%
Randzone 48%
Buiten randzone 1%

Op dinsdag 28 oktober presenteert het Nirov het onderzoek naar de stadsrandzones in Houten, tijdens een studiedag met als thema: 'Tussen stad en land, de meerwaarde van ontwerp voor vermenging van stad en land'. Meer informatie: www.nirov.nl

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie